Eén januari! Dit zal waarschijnlijk de eerste en de laatste keer zijn dat ik op nieuwjaarsdag drie keer de grens overga: eerst steken we de grens over naar Botswana naar de nieuwe lodge waar we één nachtje verblijven, vervolgens gaan we naar Zimbabwe om de Victoriawatervallen te bezoeken en natuurlijk moeten we van Zimbabwe ook weer terug naar Botswana. Paspoorten bij de hand dus.
De grens oversteken naar het ingesloten Botswana is best bijzonder. Buiten het gegeven dat Jarno wat problemen had (en nog meer zou gaan krijgen) met zijn noodpaspoort (bedankt, gemeente Haaren), word je bij elke grensovergang naar Botswana verplicht om de banden van de auto en je schoenen te desinfecteren. Wat betekent dat? Alle koffers de auto uit, elk paar schoenen dat je bij je hebt eruit (gedragen of niet gedragen is even niet meer van belang) en met het hele assortiment aan schoeisel naar een wasbak om al je voetwaar in te dompelen. Ook de banden van de auto's kregen ervan langs: iedere grensovergang was eigenaar van een afgemeten autozwembad en er was geen kans om het land te betreden zonder de auto's even een opfrisbeurt van de onderkant te bezorgen. Voor voet- en mondziektes werd er gezegd. Het leek me beter om ons van top tot teen te desinfecteren, maar gelukkig hoefden we ons niet te douchen met het putwater waar al onze schoenen in hadden gedobberd.
Enfin, de grens over, spullen afgooien bij de lodge en op naar de Victoriawatervallen. De Victoriawatervallen op de grens van Zimbabwe en Zambia en via de eerstgenoemde gaan we deze legendarische watervallen bekijken. Interessant: er liggen hier twee drielandenpunten: één drielandenpunt met Namibië, Botswana en Zambia, eentje met Botswana, Zambia en Zimbabwe. Nergens op de wereld bestaat er een vierlandenpunt, maar nergens ter wereld komen ze ook zo dichtbij een vierlandenpunt als hier: de twee punten liggen luttele meters van elkaar verwijderd waardoor Zimbabwe en Namibië nét geen buurlanden zijn. Zoom maar eens in op Google Maps, dan zie je dat er bijna niets tussen had gezeten of er was sprake van een vierlandenpunt geweest. Zou Botswana nou niet een héél klein beetje grond aan Namibië of Zimbabwe kunnen geven als geste van een goede buur? Dat had me zo leuk geleken, maar nee, het mag niet baten. Landsgrenzen blijven fascinerend hé?
We moesten nog een kleine twintig minuten rijden om bij de grensovergang met Zimbabwe te komen en onderweg kwamen we oog in oog te staan met nummer twee van de Big Five: de olifant! Botswana blijkt 'last' te hebben van een olifantenplaag. De olifant heeft hier een overvloed aan natuurlijke voedselbronnen en geen enkele andere diersoort die een bedreiging voor het beest vormt. Het resultaat? Olifanten, olifanten en nog eens olifanten. Zo erg dat ze met regelmaat verdoofd worden en dat ze verscheept worden naar andere Afrikaanse landen. En waar kwamen we onze eerste olifant tegen? Met drie poten in de berm en de andere op de doorgaande weg. En laat me je vertellen: de Toyota's die we hadden zijn geen partij voor deze kolossen. Voor de mensen die wel eens olifanten in Azië hebben gezien; dit zijn geen kleintjes. Dit zijn reuzen. Imposante, intimiderende, wonderbaarlijke reuzen. En dan is het wachten geblazen. Staat er hier een olifant op de weg, wat meer dan eens voorkomt, dan geef je zo'n beest het respect dat hij verdient. Of ja, verdient, je zal wel moeten, want rijd je erlangsop, dan kom je in zijn personal space (geen drie wangkusjes op verjaardagen van olifanten). Toeter je, dan ben je al helemaal levensmoe. Begint een olifant je interessant te vinden en begint hij met zijn oren te wapperen? In de achteruit en maak dat je wegkomt. En dus wacht je, maar wachten is zelden zo interessant en spannend geweest.
De Zimbabwaanse grensovergang was chaotisch: een modderig rood zandpad (het regende er voor het eerst in tijden) en veel vrachtwagens en opleggers die met hun waren naar Botswana's buurland wilden. Een halfuurtje later stond een nieuw visum met het lelijkste doktershandschrift ooit en mijn paspoort en kon de weg vervolgd worden naar Victoria Falls, een Zimbabwaans stadje, vernoemd naar de ontdekker van de Victoriawatervallen vanwaar we dit natuurfenomeen konden aanschouwen.
De Victoriawatervallen: één van de bekendste bezienswaardigheden in heel Afrika. De Victoriawatervallen (Mosi-oa-Tunya (de rook die dondert) onder de lokale bevolking) zijn de breedste van de wereld. Ze zijn, jawel, 1708 meter breed. 1708! Dat is bijna twee kilometer! Daarnaast zijn de watervallen gemiddeld honderd meter hoog, op z'n hoogst zelfs 128 meter, en valt er per minuut in het 'natte' seizoen 500 miljoen liter water per MINUUT over de rand in de rivier de Zambezi. Als dat niet meer indrukwekkend is, dan kun je dit boek wel weer terugbrengen.
Helaas gaat bekendheid hand in hand met massatoerisme en dat was ook hier het geval. Hoewel het niet per se super druk was (het was het droge seizoen, waardoor de watervallen niet op hun indrukwekkendst waren), was een groot toeristisch park aangelegd, met entreeloketten, souvenirwinkeltjes, restaurantjes en netjes aangelegde grindpaden voorzien van meerdere omheiningen om juridisch gezeik voor te zijn. Bovendien waren we er midden in het droge seizoen en waren de watervallen niet zo imponerend als dat ze een halfjaar later wellicht zouden zijn. Ook van het bungeejumpen was niks gekomen. Vanaf een brug verderop die Zimbabwe en Zambia met elkaar verbindt, wordt dagelijks gebungeejumpt, maar door ons immer strakke reisschema zat dat er niet in. Desondanks waren de Victoriawatervallen nog steeds heel imposant en zeker de moeite waard, al is het maar om de onbeschrijfelijke grootsheid ervan te ervaren: een enorme ravijn met een overweldigend kabaal van water dat met liters - weliswaar geen 500 miljoen per minuut op dit moment - tegelijk op de bodem kletst in combinatie met de gigantische waterwolken die uit het ravijn opstijgen. Wat kan de natuur toch bijzonder zijn.
Reactie plaatsen
Reacties