Op het moment dat we wakker worden, zitten Sophie en Guus al in Ha Giang. Wij gaan die dag niet naar Ha Giang, maar we gaan naar Hanoi, de hoofdstad van Vietnam. En dat doen we niet met z’n tweeën: Manon en Anandi gaan ook mee. Of ja, zij hadden de bus eerder geboekt, dus wij gaan eigenlijk met hen mee.
En die bus vertrok rond het middaguur. We stappen, ik met een vers geschoren babygezicht, in de sleeperbus en deze oogt al een stuk beter dan de bus die ons van Dien Bien Phu naar Sa Pa bracht. Een eigen ligstoel die past bij de vorming van onze lichamen en niet een plek waar je zonder armleuningen tegen elkaar aanligt. Even later komt chef-logistiek binnengelopen om te vertellen dat Geertje en ik een andere bus in moeten. Manon en Anandi laten nog even zien dat ze dezelfde tickets hebben als wij, maar die poging slaat nog geen deuk in een pakje boter. Nou ja, dan zien we elkaar in Hanoi.
Een beetje geïrriteerd door dit in onze ogen onnodige gedoe, worden we in de regen naar een nieuwe bus gebracht en zodra we die bus pakken, slaat onze stemming weer helemaal om: we zitten in een super de luxe VIP-sleeperbus. Wat houdt dat in? Bedden met massageoptie in een eigen cabine (bedden met een grootte die mij in staat stellen twee keer om mijn as te draaien), een grote ingebouwde tv en gordijntjes voor de privacy. Bovendien zijn we een uur eerder in Hanoi dan Manon en Anandi, wier buschauffeur de 100 meter in een halfuur blijkt te lopen en dat tempo vertaalt naar zijn rijgedrag, en hebben we dus helemaal niks te klagen met onze VIP-behandeling.
Aankomst in Hanoi
Rond een uur of acht dropt onze bus ons in Hanoi en pakken we een taxi naar ons guesthouse en in de taxi ontdekken we al snel één ding: Hanoi is een chaos. We dachten dat Bangkok chaotisch was, maar als je in Bangkok geweest bent en je verlangt naar nog meer chaos, dan moet je maar eens een stedentripje naar Hanoi doen. Overal klinken toeters en er lijken meer scooters dan inwoners te zijn (en met meer dan acht miljoen inwoners is dat een prestatie van formaat). Al snel merken we dat stoplichtafspraken nauwelijks gehandhaafd worden en dat het plaatsen van reclameborden in plaats van de stoplichten geen praktisch verschil zou opleveren. Oh ja, en de claxon is in Hanoi je beste vriend. Op een gegeven moment steken we een kruispunt over met zes afslagen. Links van ons rijdt ook een auto, dezelfde kant op. Weer links daarvan wurmt er eentje zich in tegengestelde richting, evenals een auto rechts van ons. Als er even later een auto zich in tegengestelde richting tussen onze auto en de auto links van ons door probeert te duwen, in combinatie met alle kriskras ronddartelende scooters, dan weet je dat er van enige vorm van logica geen enkele sprake is. Hanoi vertegenwoordigt het beeld dat ik heb van een doorsnee Indiase metropool.
Toch voelt de stad veel leuker aan dan Bangkok. Tuurlijk, een doorsnee autist is na vijf minuten compleet door het dolle heen en weet niet meer waar hij het zoeken moet vanwege alle prikkels, maar de vele lichtjes, de levendige straatsfeer en de mengelmoes van honderden muziekstijlen die uit alle windrichtingen een onverstaanbaar orkest vormen, maken de stad wel enorm sfeervol. Bij ons hotel blijkt er wel even een kink in de kabel te komen: onze kamer is net gemetseld en de kamer ruikt ook als zodanig en omdat we ons al niet zo fit voelden, bedachten we dat er wel wat verstandigere opties waren dan in deze verkapte bouwvakkerswerkplaats te bivakkeren. Gelukkig erkende de manager de stank en had ze een ander hotel voor ons, dus al snel besloten we om met de grote rugzak achterop en de kleine voorop een kleine kilometer door de stad te banjeren om ons naar het door haar aangeboden alternatief (Cheering House) te begeven.
Manon en Anandi hadden hetzelfde hotel met hetzelfde probleem en een uur later zaten ook zij in hetzelfde hostel als wij. Natuurlijk was het plan de komende dagen samen door te brengen en om 22.00 zaten we met z’n vieren bij Take Taco, de plaatselijke Mexicaan. Back to our roots: toen we elkaar voor het eerst ontmoet hadden in Koh Tao, spraken we elkaar ook voor het eerst bij een Mexicaan. De Mexicaanse keuken is misschien wel mijn favoriet en dat geldt ook voor Manon en Anandi en aangezien ze in Laos nog niet eens leken te weten dat Mexico een land was gezien het gebrek aan Mexicaanse restaurants, is het een verademing om er een in Vietnam te zien en maakte deze gemene deler het ook niet moeilijk om een restaurant voor de avond uit de kiezen. En wat vindt Geertje ervan? Die hobbelt gewoon lekker mee, maar vindt het ook net zo lekker.
Na een heerlijke burrito voor mij en een kipwrap voor Geertje besloten we naar de Beer street te gaan: de sociale hotspot van Hanoi. Ik hoef je niet uit te leggen wat je in de Beer street kan doen, maar wat hier gebeurt gaat alle fantasie te boven. Aanvankelijk lijkt de Beer street gewoon een heel erg drukke uitgaansstraat, maar wat er bijzonder aan deze straat is, is dat er na 12 uur eigenlijk niemand meer op de straat mag verkopen. Laat me het uitleggen. De straat staat vol terrasjes met van die typische, veel te kleine plastic stoeltjes, overal staan proppers die hun tent verkopen als de beste en uit alle deuren klinkt een gevarieerd aanbod van de meest psychedelische techno tot de meest catchy housemuziek. Terwijl we rustig genieten van een Saigonbiertje, begint Hanoi opeens in volle glorie ongegeneerd zijn werk te doen, in de vorm van een van ‘s werelds grootste schijnvertoningen. Alsof het luchtalarm op een ander moment dan de eerste maandag van de maand afgaat, schieten de medewerkers van alle alcoholverkopende etablissementen in de actiestand en worden alle stoelen opgestapeld, tafels schoongeveegd en bezoekers gesommeerd naar binnen te gaan. Van een discotheek aan de overkant gaan zelfs de rolluiken dicht alsof de tent al sinds de eeuwwissel failliet is. Bij ons is dat gelukkig niet het geval. Nadat de straat in zo’n twee minuten van potentiële coronabrandhaard omgetoverd is tot spookdorp, komt er een politieagent langs gewandeld, op de voet gevolgd door een politietuk-tuk in een oma-met-een-wandelstok-tempo. Totaal niet onder de indruk kijkt hij wat rond en weegt hij af of hij een tentje op zal rollen, maar iedereen weet al dat deze schijnvertoning geen enkele ondernemer de kop gaat kosten, want zodra de agent de straat uit is, maar nog gemakkelijk in zicht is, gaat al het plastic meubilair de straat weer op en zitten we onder aanvoering van megalomane technomuziek weer op onze stoeltjes en staan de louche straatverkopers ons weer schaamteloos vapes aan te bieden. Wat een bizarre vertoning en voor we rond half twee op bed lagen, werd de straat nog zeker twee keer schoongeveegd.
Een dag later was het feest wat minder groot. We waren al wat ziekjes, maar vandaag werden we ronduit miserabel wakker. Toch gaven we de dag een kans – we hebben tenslotte, afgezien van Sa Pa – maar twee volle dagen met Manon en Anandi, aangezien zij onze route in tegengestelde richting afleggen, en besluiten met een paracetamol en een bánh mì als bodem de ziekte toch even wat weerstand te bieden om Hanoi in volle glorie te ervaren. Even over bánh mì: wát een uitvinding is dat. Bánh mì is een Vietnamees stokbrood die – zacht uitgedrukt – behoorlijk rijkelijk belegd wordt. Het maakt niet uit wat je op je bánh mì flikkert; het is altijd een smaakbom. Het enige punt van aandacht: “no koriander!” Je wordt in Zuidoost Azië nog meer doodgegooid met koriander dan dat je lek gestoken wordt door de muggen en dit smerige stuk plant kunnen we als kiespijn missen op onze broodjes.
Note Café
We vervolgen onze weg naar het Note Café. Of Note Café gemetseld of getimmerd is, of dat het misschien gewoon een groot origamikunstwerk is, is een staatsgeheim, want alle wanden van dit pand van vier verdiepingen hoog zijn compleet gehuld in post-its. Naar we denken zijn er miljoenen blaadjes die de wanden, lampen, stoelen en tafels versieren en iedere bezoeker van het Note Café (door Geertje het hartjescafé genoemd) krijgt een post-it om aan het repertoir toe te voegen. Echt een café dat afkomstig lijkt uit een sprookje en absoluut een aanrader om hier jezelf even van een bakkie pleur te voorzien. Als blijkt dat er geen plek is in het café te vinden is waar geen sticker op zit, besluit ik de post-it die aan mijn moedertje gericht is tactvol over een post-it te plakken waar alleen de tekst ‘Feyenoord’ op staat. Geertje kiest een leuk plekje uit voor het kaartje gericht aan haar jongste broertje Jarno (lief) en Manon en Anandi plakken de post-its gericht aan elkaar ook naast elkaar op de muur naast ons tafeltje. Wat lief! Anandi vindt het heel leuk om drie maanden met Manon te reizen. Wat jammer dat Manon hetzelfde niet weet te zeggen over Anandi.
In het Note Café begin ik het wel benauwd te krijgen. Ik loop naar buiten en als ik midden in Hanoi zit en merk dat ik het koud heb van de koorts terwijl de stad natuurlijk een windstil broeinest is, bedenk ik me toch dat het verstandig is om niet te hoog van de toren te blazen en besluit ik naar de korf te verkassen. Geertje gaat nog met Manon en Anandi mee naar een stadspark waar ze even lekker rondstruinen en Anandi een foto van zichzelf en haar vriend laat tekenen. Ook hier weer een vreemde situatie. Tekenen op straat lijkt ook weer verboden te zijn en eenzelfde soort toneelstuk als op de Beer street, ontvouwt zich in het park. Van een beveiliger krijgt de tekenaar tien minuten (waarom? De bewoners van Hanoi houden de kaarten ongezien voor zich) om zijn kunstwerk af te ronden. Bij lange na niet voldoende natuurlijk, maar toch pakt de tekenaar zijn tekengerei in om rustig een sigaret te roken en zodra de beveiliger uit beeld is, komt het houtskoolkrijtje weer tevoorschijn en maakt hij het portret van Anandi en haar vriend af.
Geertje houdt het hierna ook voor gezien want ook zij legt het af tegen haar eigen lichaam en de rest van de middag liggen we samen op bed. Hanoi is met alle drukte geen ideale plek om lekker rustig uit te zieken, maar je moet er maar het beste van maken. Voorzien van een extra dosis paracetamol sluiten we voor het avondeten weer aan bij onze Overijsselse en Drentse vriendinnen. Waar eten we? Take Taco! Nee, niet dezelfde, Take Taco kent twee vestigingen in Hanoi en de tweede vestiging ligt langs de prachtige St. Joseph Cathedral die er na zonsondergang fantastisch uitziet. Onze hunkering naar Mexicaans voedsel is nog altijd niet gestild en waar ik een Caesar Salade naar binnen werk, ontfermt Geertje zich over quesadilla's met kip, werkt Manon een kipburrito naar binnen en verorbert Anandi een goed uitziende taco. Na ons Mexicaanse avondmaaltje, vervolgen we onze weg naar Train Street, misschien wel dé grootste toeristische trekpleister van Hanoi.
Train street
Net als Beer street is ook Train street een naam die geen gras laat groeien over wat er te doen is in de straat. Train street is namelijk een straat waar de weg niet door asfalt, maar door een treinspoor wordt gevormd. Een disclaimer vooraf: aan deze avond wijd ik best wel wat tekst, maar wat hier allemaal gebeurt, is gewoonweg even het vermelden waard. Geen zin in een lang verhaal? Scrol even door naar het kopje 'De Fietstour' en bekijk alleen even de fotootjes! Train street is echt een tourist trap. Het begint (natuurlijk) bij het begin: bij de spoorwegovergang die tevens dient als ingang voor Train street, staan hekken en je moet met een werknemer van een van de restaurantjes of barretjes (lees: een kwartetspel aan plastic stoelen) mee, zodat ze de garantie hebben dat je iets koopt. Niks ergs en aanvankelijk is het ook best leuk. Een leuk verlicht straatje dat, hoewel flink toeristisch, volkomen uniek is doordat de straat een treinspoor is. Ook hangt er wel een leuk sfeertje en wanneer we ons veel te dure biertje met z’n vieren open tikken, zijn we het erover eens: dit straatje heeft wel wat.
De sfeer slaat snel om, want het toneelstuk van de Beer street blijkt ook in de Train street opgevoerd te worden, maar dan met iets meer hectiek. Een politieagent betreedt Train street en al snel blijkt dat de vrouwtjes van ons ‘barretje’ de toeristen die hun veel te veel geld geven niet zien als mensen maar als koeien die zo snel mogelijk uitgemolken moeten worden. We worden opdringerig verzocht op te staan en we worden allemaal als legbatterijkippen in een veel te kleine stal naar binnen gedreven, waarbij Anandi nog een paar onzedelijke tikken op haar kont krijgt te verduren van het veel te ongeduldige vrouwtje. Ik ontspring de dans en sta na deze bizarre vertoning nog buiten, maar binnen, waar ik Geertje, Anandi en Manon zie tussen de spleet die gevormd is door het aaneen schuiven van twee grijze schuifdeuren, lijkt het net alsof ze in een veel te krappe gevangenis in Oost-Timor zitten. Het is er heet, hoor ik, heel heet. Het feit dat een aantal typische Britse toeristen (de irritantste van onze soort) luidkeels willekeurige voetballiederen ten gehore brengt, zal ook niet meegeholpen hebben.
Daar houdt het niet bij op. Het handjevol toeristen dat niet opgesloten zit achter schuifdeuren of in garagedeuren, wordt een meter of twintig verderop gedreven en wordt ons gevraagd om met z’n allen een soort doek omhoog te houden. Het toneelstuk wordt nog bizarrer, besef ik terwijl ik met twee Fransen kaas probeer te maken van wat hier aan het gebeuren is. Gehurkt zitten we met een man of twaalf aan de zijkant van het spoor, terwijl we met z’n allen een doek omhoog houden. Ik zit aan de zijkant en een werkneemster van de Train street ziet me zitten en begint hardop naar me te lachen, terwijl de politieagent, ook glimlachend voor ons langsloopt. Het begint steeds meer te lijken of de Vietnamezen van Train street iedere dag willen kijken hoe gek ze ons kunnen krijgen. Bizar, en in combinatie met dat agressieve gedrag van die werknemers hier… je wilt gewoon geen problemen.
Als de politieagent weg is (of ja, vijftig meter verder nonchalant ijsbeert), de schuifdeuren en garageboxen opengaan, snel ik terug naar ons barretje waar de heetgebakerde vrouwtjes onze plastic stoeltjes weer tentoonstellen. Niet veel later komt daadwerkelijk de trein en nu is het niet Anandi, maar Geertje die meerdere tikken te verduren krijgt van weer een andere werkneemster omdat ze niet snel genoeg (naar haar zin) van het treinspoor kwam. Geertje was boos en liet merken aan de mevrouw dat ze toch even normaal moest doen. Terecht, maar daar is voor Geertje wel wat voor nodig, want ik denk dat we allemaal weten hoe lang Geertjes lontje is. En dan komt de trein. En eerlijk is eerlijk, dat is dan wel weer heel bijzonder. Een enorme goederentrein baant zich in slakkentempo een weg door de krappe straat en het is een wonder dat dat ding erdoorheen past. We staan bijna tegen de muur, maar als je je arm uitsteekt, raak je het ding gewoon aan.
Train street, doen, of niet doen? Niet doen. Ga gewoon bij de ingang staan, zonder met een van die levensmoeë vrouwen mee te gaan en laat je niet behandelen als een schaap in een kudde, waarna je 40.000 dong betaalt voor een klein blikje pils. De hele sfeer die aanvankelijk leuk leek, bleek later heel erg luguber te zijn, wat de algehele ervaring nou niet bepaald tot een leuke maakte. Desondanks hebben we met z’n vieren toch een leuke avond gehad, want dat is wel weer het mooie: om die rare ervaringen moet je eigenlijk gewoon gaan lachen. Want Train street is weer een ervaring op zich en leent zich straks perfect voor een goed verhaal in de kroeg op vrijdagavond of voor in het bejaardentehuis over een jaartje of zestig. En dat is ook wat waard.
Hierna gaan we wel naar bed. Morgen is de laatste dag die we met Manon en Anandi hebben, dus die willen we wel enigszins fit van begin tot eind meemaken. De nachtrust is zweterig, niet goed en vol met dromen (ik runde zomaar een bedrijfje waarin mensen een ritje in een wasmachine vergezeld met vieze was mochten maken, maar ik kreeg veel klachten omdat ik mijn klanten na afloop te lang in de wasmachine zou laten zitten). Toch worden we best fit wakker en op het moment dat we willen bijboeken denkt de eigenaresse nog even een flink slaatje uit ons te slaan en vraagt ze veel te veel voor een nacht. Prima, dan verkassen we. De vrouw wil eerst nog pingelen over de prijs van de afgelopen twee nachten, maar die prijs stond gewoon vast via Booking.com. Geertje laat dat duidelijk merken (via Translate, gezien mevrouw geen woord Engels kon) en ze was er even klaar mee dat deze Vietnamees bij elke afrekening geld probeert af te troggelen. Niet dat het om die paar duizend dong gaat (die munt is zelfs nog minder waard dan de kippen in Laos), maar om het stukje rechtvaardigheid dat hier wéér niet aan de orde is. Na iets te veel (ongeveer 1,50 euro) gegeven te hebben, zijn we maar gewoon vertrokken. We waren namelijk nog niet echt fit en we hebben wel andere prioriteiten vandaag. Onze ervaringen met de Vietnamese bevolking is tot dusverre nog niet je van het, om het zo maar even te zeggen.
De fietstour
Dat verandert die middag, want na weer een lekkere bánh mì aangevuld met twee paracetamols de neus (nog wel wat ziekjes, maar de pijnmedicatie zal zijn werk heel goed gaan doen) staan we om half twee klaar voor een fietstour door Hanoi en ontmoeten we onze gids voor de middag: Bryan. Een toppertje. Bovendien zijn we er al snel achter dat het boeken van de fietstour een fantastische keuze is, want wat hebben we een leuke middag en blijkt Hanoi toch eigenlijk een veel betere versie van Bangkok. In onze ogen dan. Ik zal in een behoorlijke sneltreinvaart langs alle stops proberen te gaan, want de blog is alweer van een behoorlijke lengte terwijl we niet zo heel lang in Hanoi zijn, maar goed, er is hier nou eenmaal heel veel om over te vertellen.
West Lake
We fietsen langs het West Lake, een prachtig meer midden in Hanoi met prachtige uitzichten over de hoogbouw van de Vietnamese hoofdstad in de verte. Als je van skylines houdt, dan is dit plekje wel een mooie. We observeren een paar vissers en wat bootjes die dobberen op het water. Bovendien ontdekken we Bryans hobby én verborgen talent al meteen: foto's maken. Vanuit alle hoeken en met nog meer poses weet hij op iedere plek de leukste foto's te maken. Een vaardigheid die we maar al te graag uit willen buiten.
Het hiernamaals
Bij een klein winkeltje stoppen we om wat te leren over een fascinerend stukje Vietnamese cultuur. In de etalage zien we verschillende dozen. De dozen bevatten allerlei waren variërend van een driedelig pak tot sigaretten, horloges, telefoons en kaartspellen. Kortom, van alles. Het bijzondere hieraan is dat alles in de dozen van papier is. Waarom zou je dat in godsnaam kopen? Nou, daar komt-ie: de Vietnamezen geloven in een leven na de dood en wanneer iemand sterft, heeft diegene eigenlijk niets materieels meer. Stel: je opa komt te overlijden. Wat doe je dan om je overleden opa in het hiernamaals niet naakt als Adam rond te laten rennen? Dan koop je zo’n verrassingsbox en steek je ‘m in de fik. Het idee is dan dat alles wat je verbrandt, bij je opa weer tevoorschijn komt en blijkbaar verandert papier in die nieuwe wereld voor je opa in het oorspronkelijke materiaal. Natuurlijk ontferm je de vlam van je aansteker niet over een echte iPhone 13, dus is het wel handig dat er ooit iemand bedacht heeft dat papieren replica’s van alle attributen die je maar kunt bedenken ook volstaan en dat dat vervolgens voor waarheid aangenomen wordt.
Banana Island
Hierna fietsen we naar Banana Island. In Hanoi zijn ze echt goed met namen bedenken die perfect weergeven wat er met een plek bedoeld wordt. Train street (straat met een trein), Beer street (straat met heel veel bier), West Lake (het westelijke meer), Note Café (een café met allemaal post-its) en nu dus Banana Island: een eiland met bananenbomen. Functionaliteit, noemen we dat. Wel een heel mooi en heel bijzonder eiland. Banana Island ligt midden in de stad en is een soort bananenbomenboerderij (wat allitereert dat lekker, zeg) waar we ook nog veel locals aan het werk zien. Het eiland is best groot en het bijzondere is dat je in alle windrichtingen van het eiland kunt kijken en je altijd de stad Hanoi boven de bomen uit ziet torenen. Meteen doemde de vraag op waarom dit deel dan in godsnaam niet bebouwd is, maar dat is dus omdat de grond op dit eiland enorm zacht is en niet geschikt is om grote gebouwen op te zetten en het resultaat is dus dat hier een prachtig stuk gerepte natuur (het is ten slotte een soort van landbouwgrond) midden in de stad te vinden is.
Long Biên bridge
Niet veel verder ligt de Long Biên Bridge, een spoorbrug wier skelet wat wegheeft van het fundament van de Eiffeltoren. Het is tevens een lang bruggetje hoor, die Long Biên Bridge. Bryan stelt voor om erop te klimmen om weer aan paar foto’s te maken en dat zijn weer heuse pareltjes geworden, dus daar zijn we ‘m dankbaar voor, maar zodra we klaar zijn met onze fotoshoot zien we in de verte een trein aan komen denderen en dan begint het besef opeens wat je zojuist gedaan hebt. In Nederland is dit natuurlijk onmogelijk: je klimt een treinspoor op, gaat daar met vijf man doen alsof je op een catwalk loopt (alles voor de Insta), in de verte komt een trein in zicht en geen van de honderden – misschien wel duizenden – scooters die in de tussentijd over de scooterpaden langs de brug rijden, kijkt vreemd op dat er een stel witte dorpsgekken met een Vietnamees het spoor tot hun podium omtoveren. In Nederland had hier meteen een politiekorps aan de kant gestaan.
Na de brug kachelen we door en belanden we in het drukkere deel van de stad. Weet je nog dat ik zei dat Hanoi chaotischer is dan Bangkok? Hier komt dat gevoel in volle glorie terug. Overal toeters, overal auto’s, overal scooters. “Skip the red lights?” vroeg Bryan ons eerder al een keer grinnikend als een kind dat een snoepje uit de Kruidvat (ja, de Kruidvat, klinkt beter dan het) steelt. In het begin was dat nog wat onwennig, maar zoals het ook in Thailand het geval was: er zit structuur in deze chaos, maar toch is het verkeer iets anders dan in Thailand. Vietnam is chaotischer, maar dat is omdat mensen hier fietsen, auto’s en scooters gewoon de straat op gooien zonder te kijken. In Thailand wordt er in elk geval nog gewacht op een soort van openingetje. Hier niet en voor het ongetrainde oog is het een onmogelijke opgave om hierdoorheen te fietsen, maar eigenlijk geldt dezelfde vuistregel als in Thailand, maar is die regel nóg belangrijker in Vietnam: doe alles wat je wilt met je vervoersmiddel, maar houd continu alles en iedereen om je heen in de gaten. En als je dat doet, is het fietsen ineens niet zo heel moeilijk meer.
Onverhoopt denk ik toch aan de situatie thuis. Voor degenen die het niet weten (en dat zijn er veel), gaat de basisschool in ons dorpje sluiten. Een hard gelach voor velen, want kinderen moeten nu buiten het dorp fietsen om bij de dichtstbijzijnde school te komen en de route daarnaartoe kent een druk kruispunt en een spoorwegovergang. Alle reden om te klagen, maar als je dan hier de achtjarige jochies moederziel alleen in schooluniform en met een rugzakje op de rug over vierbaanswegen ziet fietsen op hun tweewielers van Geertje-formaat, terwijl ze door honderden gemotoriseerde, claxonnerende voertuigen geflankeerd worden, plaatst dat natuurlijk de situatie in ons toch wel verwende kikkerlandje in perspectief.
St. Joseph's Church
De kathedraal van d’n heilige Jozef… daar zijn we toch al geweest? Klopt, maar dan in de avond en nu overdag als onderdeel van de tour en aangezien ik de belofte maakte om in sneltreinvaart door alle stops heen te gaan (wat faliekant mislukt is), zal ik even kort de feitjes van dit prachtige gebouw opnoemen: Vietnam maakte kennis met het christendom door de Fransen, 7% van de Vietnamese bevolking is christelijk (boeddhisme viert nog altijd hoogtij), dit is de grootste kerk van Hanoi en iemand heeft de bouwstapjes van de kerk doorlopen tussen 1885 en 1887. Zo, je weet nu waar je naar kijkt.
De Fransen hadden vroeger nog iets meegenomen naar Vietnam: stokbrood. Bryan trakteerde ons op een heerlijk stokbroodje, maar in Vietnam kennen we ‘m dus als de intussen welbekende bánh mì. Die Vietnamezen vonden dat stokbrood aanvankelijk maar verschrikkelijk. Droge rommel was het, zeiden ze tegen elkaar, dus besloten ze de stokbroodjes maar compleet vol te gooien met al hun eigen vlees, groente en specerijen, waardoor de Vietnamese bánh mì is ontstaan. Zijn die Fransen toch nog ergens goed voor geweest.
Ho Chi Minh Mausoleum
Ik ben weer afgedwaald. Sorry. Ik ga door. Laatste stop van de dag was het Ho Chi Minh Mausoleum. Het mausoleum is gesloten, dus we konden niet naar binnen, maar aan alles voel je dat dit een enorm belangrijke plek is in Hanoi en in combinatie met de ondergaande zon, bood het Ho Chi Minh Mausoleum een prachtig aanzicht. In dit Mausoleum ligt Ho Chi Minh gepreserveerd (weer zo’n functioneel gekozen naam voor een gebouw). Niet begraven, niet gecremeerd, maar gepreserveerd. Een soort van permanent opgebaard. Ho Chi Minh is, zoals je waarschijnlijk wel weet, een van de allergrootste – misschien wel de allergrootste – volksheld van Vietnam en een naam die je denk ik nog heel erg veel gaat lezen. Vergelijk het maar een beetje met Louis van Gaal die tevens ook nog president voor dertig jaar is geweest en de nobelprijs voor de vrede driemaal in de wacht heeft gesleept. Niet dat Ho Chi Minh dat allemaal op z’n palmares heeft, maar voor de gemiddelde Vietnamees is die man wel zo belangrijk, alsof hij dat bereikt heeft. Na de Vietnamoorlog bij de vereniging van Noord en Zuid-Vietnam is de voormalig Zuid-Vietnamese hoofdstad Saigon als verenigingsgeste zelfs naar hem vernoemd en Saigon is nu dus, verrek, Ho Chi Minh Stad. Dat was een hele meneer dus, onze Ho Chi.
Na afloop worden we door Bryan nog getrakteerd op een limonade terwijl we weer bij West Lake zitten te genieten van een zonsondergang. Hoe die smaakte? Stel je even voor dat het carnaval is. Het is maandag. Je hebt de knollen goed gaar, zwalkt over de straat heen na het afsluitnummertje van de kroeg waar je jezelf compleet belachelijk gemaakt hebt, maar morgen moet je nog één dag bikkelen en je overschat je maagcapaciteit schromelijk door een kapsalon te bestellen die je maar half opeet. Je vraagt om een doggybag - want met je dronken kop bedenk je dat de rest morgenvroeg wel een goede bodem kan vormen voor de laatste dag -, maar voor je die hebt gekregen, ben je die doggybag uit zatheid alweer vergeten en stop je het aluminiumbakje in je jaszak waar nog zand in zit van die struik waar je gisteren in bent gevallen. Terwijl de vriendelijke Turk achter de kassa zich afvraagt waar je heengegaan bent, slalom je naar huis en val je op de bank in slaap. ’s Ochtends word je wakker, overdenk je alle slechte keuzes van de afgelopen week en graai je slaapdronken in je jaszak en vind je daar een klamme, zanderige kapsalon. Niet in staat om doordachte beslissingen te maken, mik je het bakje met een bonkend hoofd in de magnetron. Je hebt immers honger en weggegooid eten is ook maar zonde, hé? De magnetron piept en de kapsalon is weer klaar voor consumptie, maar omdat je nog niet helder bent, mieter je er onverhoopt een dosis mosterd-dilledressing overheen in plaats van knoflooksaus, maar aangezien het carnaval is en je op de laatste dag nog maar een fractie van een volwaardig mens bent, ligt de standaard lager dan ooit. Je prikt met een vork (uit de vaatwasser die je vergeten was aan te zetten) door een aardappelschijfje, een lapje döner en een paar trieste, bruin geworden blaadjes sla heen, doet de hap in je mond en een traan rolt over je wang: het zand knettert tussen je tanden, de mosterd-dille past niet bij het geheel, de sla smaakt naar iets wat met vulpeninkt te vergelijken is, de döner is nog koud en het aardappelschijfje is korrelig en heeft plots de textuur van rijst. Het is verschrikkelijk. Maar één ding is zeker: die kapsalon die je je net hebt ingebeeld, smaakt beter dan de limonade die we van Bryan kregen.
Manon komt er het beste van af en wellicht is het de Drentse nuchterheid die ervoor zorgt dat ze het hele misbaksel van een drankje naar binnen weet te werken. Ik kom kokhalzend tot iets over de helft en Geertje bedankt na twee slokken al. Anandi heeft een beter plan: zij mikt de inhoud gewoon over de balustrade het West Lake in. Ik sta er niet van te kijken als we volgende week te horen krijgen dat de complete vispopulatie van het West Lake is uitgestorven. Desondanks hebben we een fantastische dag gehad met z’n vieren en pakken we een taxi om Hanoi op een passende wijze af te sluiten.
Afsluiting
Na nog een lading paracetamols de baas gemaakt te hebben, duiken we met z’n vieren de stad in. In een langdurige zoektocht naar een restaurant die ons over de nachtmarkt leidt, lopen we opeens een heel bekend straatje in. Take Taco! Jawel hoor, ook de derde avond zitten we weer bij de Mexicaan. Ach ja, het cirkeltje is nu wel rond, hé?
Die avond staat vooral in het teken van gezelligheid. Dit is de laatste avond met z’n vieren, want Manon en Anandi verkassen naar Laos en wij gaan morgen richting Cat Ba. Het is vrijdag en de stad is nóg levendiger dan eerst: overal is live-muziek, van traditionele muziekgroepen met prachtige instrumenten, tot Vietnamese volkszangers, tot potentiële Vietnam’s-Got-Talent-winnaars en -winnaressen. We kletsen gezellig, spelen een spelletje en observeren de talloze bijzondere mensen die de revue passeren. Ik raak nog aan de praat met drie Vietnamezen die totaal niet kunnen bevatten dat het voor hen tot de verbeelding sprekende Amsterdam een stad is die qua inwoners ongeveer één achtste is van Hanoi en uiteindelijk kan ik wel stellen dat Hanoi na een stroeve start een heel erg leuke stad gebleken is.
Wat moet je wél doen?
- Een fietstour met Bryan. Bryan, wat heb je ons een fan-tas-tisch fietstourtje gegeven. Als er één ding is wat je absoluut moet meemaken in Hanoi, dan is het wel een rondje fietsen om de chaos te beleven en de prachtigste plekken van deze boeiende stad te zien.
- De beer street. En je hoeft niet eens op stap te gaan. Mag wel, natuurlijk en het liefst in het weekend. Wát een leven in deze straat. Een vuurwerkshow aan prikkels en om een keer te zien hoe de straten als een geoliede machine schoongeveegd worden wanneer er een man in het blauw over straat paradeert, is iets wat je gezien móét hebben in Hanoi.
- Take Taco. Als je drie nachten in Hanoi slaapt en je drie keer bij Take Taco eet, dan weet je dat je een goed restaurant te pakken hebt.
- Note Cafe. Een café dat vol hangt met post-its. Niet alleen de muren, maar ook de stoelpoten, de lampenkappen, de kabels en de draden. Wat wil een mens nog meer?
- Wandelen. Oké, als je op vakantie bent, wandel je doorgaans wel het een en ander, maar wandelen door Hanoi en om de honderd meter van de ene verbazing in de andere vallen, kan bijna nergens zo goed als hier.
Wat moet je níét doen?
- Train street. Alsjeblieft zeg, de grootste hoax van Vietnam. Een lugubere sfeer, louche mensen en drankjes met veel te hoge prijzen. Als je van een vernedering houdt, moet je hier je tentje opslaan, maar anders zou ik die trein gewoon iets verderop bekijken en een alarm instellen dat afgaat als je ook maar binnen een straal van honderd meter van de entree komt.
- Ziek zijn. Ja duh, da's nooit handig. Maar serieus, ik kan zo'n 243.911 plaatsen opnoemen waar je beter ziek kunt zijn dan in de hoofdstad van Vietnam.
Reactie plaatsen
Reacties
Nou zeg, het duizelt ons...niet te bevatten, al wat jullie weer meegemaakt hebben en dt enorme cultuurverschil!
Niet in woorden uit te drukken! Je valt van de ene verbazing en belevenis in de andere!! Het was wel heul lang, maar we hebben zeker weer genoten! Liefs van ons 😘😘
Fijn dat jullie weer genoten hebben en nog steeds meelezen 😃! Liefs terug van ons xxx
Hahaha wat een leuke blog weer!!
Die Trainstreet. Ik zie het al voor me. Geertje aan het matten met een Vietnamees driftkikkertje :)
En dan Nilis met z'n kaas en mensen in de wasmachine.
En dan dat verhaal over het hiernamaals. Hilarisch!
Ik heb zo gelachen :P
Maar Nilis bende gij afgevallen? Wel skon hoor!
En Geertje, volgende keer wil ik ook een post-it!
Haha… Mooi dat Niels je weer aan het lachen gemaakt heeft. Dan is de boodschap goed overgekomen! 👏