Tautona Lodge was onze op één na laatste overnachting, onze laatste nacht in Botswana en de laatste keer dat we één nacht ergens verbleven. Vanaf Maun naar Ghanzi zag je de natuur droger en droger worden, omdat we in rap tempo de Okavango-delta verlieten en de onverbiddelijke droogte van de Kalahariwoestijn in reden. De Tautona Lodge was tevens de grootste: een groot, tweedelig zwembad en veel karakteristieke slaaphutten met rieten daken verspreid over een groot terrein. Als ik dan toch de alwetende rangorde der lodges erbij moet pakken, dan plaats ik deze op plek 5: net onder Waterberg Plateau Park, net boven de Jump Street Chalets in Maun. Het wordt nog een wedstrijd. De winnaar krijgt een sticker en een zakje chips.
In Ghanzi organiseerden we onze eigen game drive. Of ja, organiseren; we gingen er gewoon op uit met de auto, dat klinkt allemaal veel professioneler dan dat het was. Deze drive deed veel meer voelen als die eerste game drive die we deden omdat we ook nu weer geen enkele andere auto tegen kwamen. We zagen weer een grote diversiteit aan antilopen, pumbaatjes en kwamen echt bizar dichtbij een hoop giraffen die we nog niet van zo dichtbij hadden gezien. Op een gegeven moment waren er zelfs twee jakhalzen die voor onze auto's uit renden en jakhalzen, zijn niet zo'n vanzelfsprekendheid aangezien dat vrij schuwe beesten zijn.
Het hoogtepunt was bij terugkomst. Zoals ik al zei (volgens mij, ik ga niet alles teruglezen natuurlijk), is Afrika net een dierentuin in spiegelbeeld. Overal zijn hekken en afrasteringen in de vorm van prikkeldraad, houten hekken, gaas, ijzerwerk of wat dan ook. Ja, natuurlijk om ervoor te zorgen dat al dat oorlogsgeweld aan wilde dieren niet het terrein op wandelt, maar in feite zit je als mens meer opgesloten dan de dieren. Op het moment dat we terugkwamen bij de Tautona Lodge zaten daar achter het hekwerk dat het zandpad naar de lodge van de woeste savanne scheidde, twee leeuwen. Een mannetje én een vrouwtje. Ze zaten daar maar, in het hoge gras, geen acht slaand op een stel voorbijgangers zoals wij. De leeuw, de koning van de dieren, en daar zit geen woord Spaans bij. Alles aan dat beest is majestueus en koninklijk. De grootste katachtige, de statige manier van lopen, de imposante manen, de wijze waarop hij zijn kin omhoog tilt en rondkijkt en waarop hij zijn borst vooruit duwt, neerkijkend op alles nietiger dan hij. Een ware koning van de jungle.
Na wat afgekoeld te hebben in het zwembad en na prima gegeten te hebben - we waren tot de conclusie gekomen dat, hoewel de Botswaanse keuken zeker niet slecht was, de Namibische toch onze voorkeur genoot - zakten we nog een avondje flink door. Aan de bar, waar zoals overal hier een knusse, gezellige sfeer hing, raakten we aan de praat met een Zuid-Afrikaan die onderweg was naar de Botswaanse hoofdstad Gaborone. Een forse, grote man, met een ruig voorkomen die gepokt en gemazeld was door zijn vele reizen in het zuiden van dit continent. Hij vertelde allemaal verhalen waarvan ik ze onderhand allemaal weer vergeten ben, maar wat ik niet vergeten ben, is dat hij ons even een mestkever voorschotelde. Mestkevers zijn van die gigantische kevers, groter dan een tennisbal, die leven van de schijt van andere dieren. Je kent het wel, die smerige kevers die balletjes van poep voor zich uit rollen. Nou, dit figuur toverde er eentje uit zijn jaszak en vond het een leuk idee om ons dat ding vast te laten houden. Bij Max, Dennis, Tim en mij komt dat alfamannetjesgedrag natuurlijk weer naar boven en dus lieten we ons maar ompraten, maar wát een akelig gevoel om zo'n insect met een motoriek die in de verste verte niets wegheeft van die van een mens over je hand te laten lopen. Ach, wel een teken dat het op een gegeven moment wel écht een keer bedtijd is.
Reactie plaatsen
Reacties