Het is 19 januari. Dennis vliegt terug naar Nederland – ik wrijf het er even lekker in – en wij gaan van Koh Lipe naar Langkawi en met Langkawi strepen we na vier maanden en een week alweer het vijfde land van ons lijstje af. Topografisch lijkt Langkawi eerder bij Thailand te horen (of Koh Lipe juist eerder bij Maleisië, het is maar hoe je het bekijkt), maar de waarheid is dat we gewoon in Maleisië arriveren vandaag. Maleisië is lang een blinde vlek geweest: Singapore is een land dat we dolgraag willen zien en Maleisië ligt dan toevallig op de route. Bovendien was Maleisië voor ons gevoel nog zo ver weg toen we in september in het vliegtuig stapten, dat we er eigenlijk ook niet zo veel research naar gedaan hadden. We hebben de laatste twee weken immens genoten van Zuid-Thailand, maar hebben er inmiddels ook wel weer genoeg van omdat het er zo ontiegelijk toeristisch is (potten en ketels die elkaar wat verwijten, weet je wel) en na het wereldwijde web wat te hebben afgestruind, hebben we toch wel heel erg veel zin gekregen in ons avontuur op het schiereiland West-Maleisië, te beginnen met Langkawi.
Die reis naar Langkawi is nog niet zo’n gemakkelijke. Langkawi is evenals Koh Lipe een eiland en om op Langkawi te komen, pakken we vanaf Koh Lipe de boot. Een landsgrens passeren per boot: die kan ook weer van de bucketlist gevinkt worden. Da’s wel gaaf, of niet? De realiteit brengt gemengde gevoelens met zich mee. We worden geacht om ons om 8.30 te melden bij grenspost en we verschijnen als keurige schoolkindertjes om 8.10 bij het loket. En zoals ik al zei, Koh Lipe is klein en zo’n vreemde grenspost als deze hebben we nog nooit gezien: een houten hokje dat we tijdens de kindervakantieweek in een middagje ook wel in elkaar hadden weten te flansen, doet hier aan het strand dienst als douanekantoortje en omdat de gehele stempelpoespas een eeuwigheid duurt, is het pas 10.30 wanneer we op de boot zitten terwijl we zo’n twee uur op het strand, volledig bepakt in de brandende zon wachten. Gelukkig kun je backpacks ook van je schouders halen en wordt het wachten op onze maritieme grenstaxi door twee uurtjes doodmoe in de zon te bakken, wel wat relaxter.
De boottocht zelf duurt niet lang, maar Geertje weet het in die korte tijd op de boot voor elkaar te boksen om haar zonnebril in het zeemanstoilet te deponeren, waardoor haar zonnebril nu door een of andere reuzenmurene gerockt wordt. Overigens moesten we bij het grenskantoortje onze paspoorten inleveren, die we pas op de boot weer zouden terugkrijgen en dat paspoortteruggavesysteem lijkt nog een beetje in de kinderschoenen te staan. Of het bootpersoneel Thais of Maleisisch is, laten we wegens het gebrek aan het goede antwoord even in het midden, maar het geval is dat de schippers op de boot met een jengatoren aan paspoorten binnen komen gelopen en lukraak wat nationaliteiten gaan roepen, waarop je je hand opsteekt bij het horen van Netherland (de ‘s’ wordt nooit uitgesproken) alsof je bij de ouderenbingo op vrijdagmiddag zit, waarna je een stapel paspoorten in je handen gedrukt krijgt en mag uitkiezen welke de jouwe is. Wij zijn de snelste wanneer Netherland weerklinkt, waarop Geertje besluit de andere schreeuwende, semi-panikerende Nederlanders op te zoeken om hen van hun paspoorten te voorzien. Een waterdicht systeem of niet; we hebben onze paspoorten terug en zetten buiten het verliezen van Geertjes zonnebril schadevrij voet aan Maleisische bodem.
De eerste stappen in Maleisië
We merken onmiddellijk dat we in een ander land zijn. Qua infrastructuur en architectuur is dat niet te zien, want de wegen zijn in Maleisië gewoon net zo goed als in Thailand, maar het zit ‘m vooral in de mensen. In Zuid-Thailand (echt, Noord- en Zuid-Thailand hadden net zo makkelijk twee verschillende landen kunnen zijn) merkten we vooral de laksheid van mensen die een direct gevolg is van het massatoerisme, de mentaliteit van ‘de toeristen komen toch wel en dat geld stroomt toch wel binnen’ (slapende masseurs voor een massagesalon, iemand?). In Maleisië merken we na een minuut of tien alweer die oprechtere benadering. Oprecht is niet hetzelfde als vriendelijk, want daarin merken we niet zo veel verschil, want ook al lijken de zuidelijke Thai lui, ze zijn wel onwijs vriendelijk. Bovendien zien we al gelijk geen Aziatisch vrouwenhaar meer, maar hoofddoeken; Maleisië is het eerste land waar het boeddhisme niet meer de meest prominente religie is, maar de islam. Ook de mannen zien er anders uit: het gros van de mannen heeft van dat lange haar dat ik doorgaans altijd associeer met de bevolking van Stille Oceaannaties en het idee dat het gen voor gezichtshaar bij Aziaten ontbreekt, kan ook ontkracht worden: goede, donkere baardjes en snorretjes lijken de norm te zijn. Eigenlijk lijken die Maleise mannen het meest op van die surfertypetjes en gezien onze ervaringen tot dusverre met watersportbeoefenaars, is dat helemaal nog niet zo’n ramp.
En dan nog het Engels: dat spreken ze hier fantastisch. Geen Engels in steekwoorden meer, maar gewoon praten in volledige zinnen en dat vinden we verre van een probleem. Dat blijkt al als ik een verrassend lang gesprek heb over het uitspreken van namen in verschillende talen met het vriendelijke vrouwtje van het geldwisselkantoor, waar ik onze baht inwissel voor de Maleise ringgit. Ja, ringgit, zo heet de Maleisische munt. Als je zonder enige voorkennis bij een quizshow de vraag ‘wat is een ringgit?’ voorgeschoteld krijgt en je kunt kiezen uit de antwoorden: A. De munt van Maleisië, B. Een nieuwe cybermunt, C. een per sms verkrijgbare ringtone uit 2001, of D. De nieuwste variant op de fidget-spinner, dan weet ik zeker dat bijna niemand antwoord A uit de hoge hoed tovert. De ringgit past in elk geval prima in het rijtje van prachtige valutanamen als de Laotiaanse kip en de Vietnamese dong.
Wan's Roomstay
Een taxi brengt ons van het immigratiekantoor via het geldwisselkantoor en de 7/11 (die supermarktketen waar je ook simkaartjes in kunt slaan) naar onze accommodatie Wan’s Roomstay, via een route waar we nu alleen al meer apen zien dan de afgelopen vier maanden bij elkaar. Wan’s Roomstay blijkt een catfish te zijn: een slecht onderhouden tuin - dus (schoon)pap, ook hier mag je een bezoekje brengen - en een zwembad waarvan de foto op internet door een beroepsfotograaf gemaakt lijkt te zijn, want het zwembad blijkt niet groter dan een opblaaszwembad. Desondanks beoordelen we Wan's Roomstay alsnog als een prima uitvalsbasis voor Langkawi.
Pantai Cenang
We hadden verwacht dat Langkawi best wel toeristisch zou zijn. Maleisië kent namelijk niet zo bizar veel eilanden die je kunt bezoeken en Langkawi is een van de grootste. Misschien is het omdat we nu aan de Thaise eilanden gewend zijn, maar Langkawi is helemaal niet zo druk, ontdekken we als we van Wan’s Roomstay richting de boulevard bij het strand lopen. Een nieuw land biedt nieuwe kansen, zei niemand ooit, maar toch klinkt het wel lekker en besluit ik de pettenterreur die me al vier maanden teistert het hoofd te bieden door een nieuwe pet te halen en wederom zweer ik plechtig om met pet nummer vijf wat zuiniger te zijn. Bij een lokaal tentje eten we wat (Maleisië is goedkoop!) en terwijl we een prachtige zonsondergang tegemoet staren, genieten we van de beste vuurshow die we ooit gezien hebben (ja, ze lieten hier en daar wel wat stokken en slingers vallen, maar het spektakel was groots). Na genoten te hebben van de vuurshow, dat dus ook een ding is in Maleisië, verkassen we richting een barretje waar we Bastian van de snorkeltour uit Koh Lipe weer ontmoeten en worden we vergezeld door de West-Friese Leon.
West-Friesland ligt overigens niet in Friesland maar in Noord-Holland bij Alkmaar en Leon is zo verontwaardigd als wat als we unaniem aangeven nog nooit van West-Friesland in die hoedanigheid gehoord te hebben. Nou, steek mij maar lek. Jullie ooit van de regio West-Friesland in Noord-Holland gehoord? Nee, dat wou ik zeggen. Als je nu ooit een West-Fries tegen het lijf loopt, kun je in elk geval vol trots op de kaart ergens rond Alkmaar wijzen en dan zit je behoorlijk goed. De avond loopt iets uit de hand. We worden nog ongevraagd vergezeld door Valentine, een stereotiepe jonge backpacker uit Frankrijk, en Alex, een Duitser met Filipijnse roots van zesendertig die zich nog achttien waant en het dialect van Newcastle elke zin in z’n vocabulaire verwerkt. Toch is het wel gezellig (die twee hebben de knollen al helemaal gaar), want we spelen een spelletje nationaliteiten raden – waar ik heel goed in blijk te zijn aangezien het me lukt om van een barbezoeker in één poging goed te raden dat-ie uit Noord-Macedonië komt – en de shotjes Jägermeister verschijnen al snel op tafel en voor we het weten is het half twee ’s nachts. En half twee is heel erg laat in deze contreien.
ADministratiedagen horen er ook bij
Nadat we ’s avonds afscheid nemen van Bastian, die alleen in Maleisië is vanwege een visarun (richting het einde van een visum het land verlaten om snel weer terug te gaan en een nieuw visum te krijgen) nemen we op onze eerste volle dag in Maleisië een rustdag, maar uiteindelijk blijken we genoodzaakt om twee rustdagen te pakken. De man met de hamer heeft flink op ons hoofd getimmerd vanochtend (en voordat we weer de reacties krijgen van ‘wat zuipen jullie veel!’: dit is de eerste kater in ruim een maand) en die eerste rustdag was eigenlijk gepland om even voor Australië te gaan zitten. Ja, Australië komt steeds dichterbij en het begint tijd te worden om dat Working Holiday Visa te regelen en ons alvast aan te melden op wat werkfora. Bovendien willen we ons wel wat oriënteren op Maleisië. Die blinde vlek, weet je nog? Wat willen we hier überhaupt gaan zien en doen? En die kater? Die zit dat een beetje in de weg, maar we lachen er maar om, want wat hebben we weer een leuke avond gehad met leuke mensen. Er kunnen wel een paar elementen van ons to-dolijstje gevinkt worden, maar bij lange na niet alle elementen. Onze eerste volle dag in Maleisië is ook niet zo spannend. Verder dan een brunch komen we niet. Bij die brunch komen we nog wel die Duitser tegen van gisterenavond, die ons uitnodigt om vanavond weer een shotje Jägermeister te drinken met ons, maar we wimpelen hem vakkundig af. ’s Avonds is de kater nog steeds wat merkbaar en haalt Geertje een pizza bij de Pizza Hut en ik een zak van de McDonald’s en zitten we in ons kamertje Married at First Sight en Echte meisjes in de jungle te kijken. Soms moet je gewoon aan je mankementen toegeven en we zijn het er gelukkig wel over eens dat we vandaag niet beter hadden kunnen invullen.
Op dag twee gebeurt er net zo weinig. De administratie van dag één in Langkawi wordt voortgezet en we proosten op het feit dat ons Working Holiday Visa binnen is, een visum waar we zeker twee uur op hebben gezeten om het goed in te vullen en de juiste documentatie voor te verzamelen, dat na letterlijk veertig seconden wordt goedgekeurd. Het kan niet zo zijn dat er iemand serieus naar die aanvraag heeft gekeken, maar we hebben in elk geval een visum bemachtigd dat ons toestaat om in een land aan de andere kant van de wereld te werken én er een jaar te verblijven. Visa verkrijgen is wel eens lastiger geweest. Ook hebben we 'gesolliciteerd' op wat farmwerk in Australië. Op hoop van zegen! Daarnaast heeft Geertje ook nog even wat regelzaken gedaan rondom haar medische toestand, want de kosten lopen toch wel aardig op. Mensen, een goede reisverzekering kan letterlijk je portemonnee redden.
Een nachtmarkt voor elke dag
Die avond gaan we nog wel op pad: de nachtmarkt van Langkawi verkennen. Qua nachtmarkten is Langkawi wel echt leuk: iedere dag kent het eiland een nachtmarkt op een andere plek op het eiland en, zeker omdat de keuken toch wel wat afwijkt van de rest van Zuidoost-Azië, kijken we er enorm naar uit om de Maleisische keuken van ons oordeel te voorzien. Daar hebben we niet lang voor nodig: wat is deze keuken lekker! Indonesië en Maleisië komen qua taal en cultuur behoorlijk veel overeen: De saté ayam die we kennen is namelijk niet alleen van Indonesische, maar ook van Maleisische herkomst en wat is die hier lekker: de satésaus die ze hier maken, is van ongekend lekkere proporties. Apom balik is ook een favoriet: een soort dubbelgevouwen dunne pannenkoek met een pindamengsel binnenin. We bezoeken ook nog even de lok lok, een grote, ronde grillplaat waar tientallen, misschien wel honderd, kleine hapjes op liggen en kopen een doosje met wat lijkt op loempia’s, maar na een hap oordelen we al snel dat het rolletje meer naar een oliebol smaakt (wel héél lekker, voor Geertje niet zo, want die houdt niet zo van oliebollen). De Vietnamese en Laotiaanse keuken konden ons op wat uitzonderingen na niet echt bekoren. De Thaise keuken is immens populair, maar voor ons een beetje hit or miss. Alleen de Cambodjaanse keuken met hun amok en loc lac staat ons echt naar het hart. Maar die Maleisische? Die zou zomaar eens de favoriet kunnen gaan worden. Mits Geertje in haar onbehouwenheid niet iedere keer de halve inhoud van het zakje satésaus over mijn witte kleding heen kiepert (zoals nu).
Oriental Village en de Langkawi Sky Bridge
Op dag drie in Maleisië gaan we dan eindelijk meer van het (ei)land zien. Geen administratieve rompslomp meer – althans, voorlopig dan – en we hebben een motortje voor twee dagen om het eiland te verkennen. Eerste stop van de dag? Oriental Village. Als je denkt bij Oriental Village een authentiek Chinees dorpje te bezoeken, dan kom je bedrogen uit. Bij aankomst blijkt Oriental Village namelijk een verzameling veel te dure eetkraampjes en souvenirwinkels te zijn die zo in een willekeurig pretpark zouden passen. Waarom? Oriental Village bestaat puur en alleen vanwege de steilste kabelbaan van Maleisië die er gevestigd is (wat de indruk wekt dat Maleisië volgebouwd staat met kabelbanen, want anders is die titel nog geen ringgit waard). Zo’n enorm toeristisch bezoekerscentrum met allemaal bijbehorende attracties waar de hoofdprijs voor gevraagd wordt, doet ons een beetje denken aan Vietnam. In Thailand hebben ze dit soort uit de kluiten gewassen bezoekerscentra niet, dus voor de afwisseling is het wel weer even leuk, maar we hopen dit ook niet overal te gaan zien. Voelt altijd een beetje gemaakt. De kabelbaan naar boven is inderdaad verdomd steil, maar bovenal fantastisch mooi. We raken aan de praat met de Nederlandse Elisa, met wie we de komende twee uur doorbrengen en belanden na een kleine tien minuten aan de top.
Telaga Tujuh heeft ook weer zo’n bezoekerscentrumpje - ditmaal niet zo extravagant als Oriental Village - dat als startpunt dient voor een hike naar de top van Gunung Machinchang, de op één na hoogste berg op Langkawi (701 meter). Die hike gaan we niet doen, want vijf minuten zon is genoeg voor een derdegraadsverbranding hier en in het binnenland van Maleisië staan nog genoeg hikes op de planning. In plaats daarvan gaan we naar Air Tarjun, misschien wel de mooiste waterval die we gezien hebben (de Victoria Falls in Zimbabwe en IJslandse watervallen als Dettifoss, Gulfoss en Godafoss niet meegerekend natuurlijk, want die zijn simpelweg onoverwinnelijk).
De bekende Langkawi Sky Bridge (typ ‘Langkawi’ in op Google en ik verzeker je dat dit een van de eerste dingen is die je ziet) is een prachtige brug tussen twee bergtoppen in die pal naast de uitgang van de kabelbaan staat (de uitgang op de top natuurlijk), maar om er te kopen moet je een archaïsche tramcabine uit 1950 in om in slakkentempo een spoortje af te leggen van plusminus vijftig meter. Had een pad aangelegd en zelfs je slecht ter been zijnde oma was nog bij die brug gekomen. Voor dat ritje (en dus ook voor de brug) moet je weer betalen (natuurlijk een verdienmodelletje) en aangezien we vanaf het platform precies naast die brug zo’n twintig meter hoger staan en hier gewoonweg een beter uitzicht hebben, slaan we die brug mooi over en gaan we na een gezellige, maar vooral mooie twee uurtjes op de top van de berg weer naar beneden, wisselen we een nummertje uit met Elisa en zetten we koers naar Telaga Tujuh.
En we zitten zelfs in het droge seizoen. Kun je nagaan. Die waterval is echt maar een fractie van de breedte die hij kan hebben, maar toegegeven, de Air Tarjun bezoek je niet vanwege de enorme kracht en hoeveelheid water waarmee het water in de bron eronder kletst, maar vanwege het totaalplaatje. Het is alsof we in een verborgen elfjesdorp uitkomen op het moment dat onze ogen voor het eerst beslag leggen op de prachtige rotswand met ronde, gladde stenen die omringt worden door alleen maar groen en hier en daar een nieuwsgierig aapje. Bovendien zijn we als een vogel zo vrij bij de waterval en het feit dat we in het droogseizoen zitten, komt nu wel handig uit: we kunnen de waterval makkelijk beklimmen (hoewel ik in het water een keer onderuit ga en ik me best kan voorstellen dat er hier dagelijks iemand is die zich goed bezeert) en overal zijn kleine poeltjes te vinden met heerlijk warm water waar we in kunnen zwemmen. Als kers op de taart kun je van een rots springen en als je van een rots kunt springen, dan heb je mij al ingepakt. Vanwege haar oor slaat Geertje de sprong over, maar glijden van een soort miniglijbaan gevormd door rotsen kan wel.
Die twee stops duren langer dan verwacht want ook bij Telaga Tujuh brengen we zeker twee uur door, dus vinden we het welletjes voor vandaag. We sluiten de avond westers af, doen nog een drankje op het strand en gaan vroeg te bed. Morgen moet het hele eiland rond gescooterd worden, maar dat lees je in de volgende blog!
Langkawi delen we op in twee blogs. Geen wat moet je wel-of-niet-doenrubriekje, die zie je in de volgende wel weer terugkomen. Iedere keer dat we in een nieuw land komen, zijn de subtiele verschillen in de cultuur zo fascinerend: alleen dat zorgt al voor zo veel schrijfvoer. Daarom doen we Langkawi in twee blogs, want op geen één eerste plek in een nieuw land zijn we zo lang geweest als op Langkawi; zes hele dagen. Eén blog met de lengte van een gemiddelde autobiografische roman vinden we wel iets te veel van het goede.
Reactie plaatsen
Reacties
Ik loop achter!!!! Mooie foto’s, mooi land, maar daar weet ik nu inmiddels ook een beetje van.
Mooie foto`s! Weer een nieuwe bestemming met prachtige foto`s!