Kerid
Stop nummer drie van vandaag en het eerste echte onderdeel van de Golden Circle. Of ja, men rekent Reykjavik ook bij de Golden Circle en over de Seljalandsfoss valt te twisten, dus afhankelijk van wie je het vraagt zou het ook zomaar het derde onderdeel van de Golden Circle kunnen zijn. Afijn, we maken er nummer drie van, omdat het ook stop nummer drie van de dag is.
Kerid is een krater en wat ons meteen opviel, nog voor we de krater beklommen, was het rode zand. Na twee weken lang platgegooid te zijn met zwart zand, werd hier ineens rood zand tentoongesteld en dat valt natuurlijk onmiddellijk op. Dat komt omdat Kerid een krater van zo’n 3000 jaar oud is, de helft van de leeftijd van zo goed als alle vulkanen in IJsland, waardoor de ijzerafzetting geologisch gezien veel recenter is. Volg je hem nog? Ik snap hem zelf ook niet helemaal, maar dat is de reden.
Het mooie aan deze krater is het kleurcontrast. In de krater ligt een meer met verschillende blauwtinten en aan de wanden van de krater stikt het van de vegetatie. En gecombineerd met het rode zand, is de krater een oase van verschillende kleuren. Er wordt nu gedacht dat deze 55-meter diepe krater ooit een vulkaan was, die ingestort is nadat hij zijn volledige magmavoorraad erdoorheen gespoten heeft. Volledig veilig en geen angst voor uitbarstingen dus. Het meer is ontstaan door regen en kan afhankelijk van de tijd van het jaar en de hoeveelheid regen tussen de zeven en veertien meter diep zijn.
Geertje verwachtte overigens lava te zien. Die is van een koude kermis thuisgekomen, want 'meer' in kratermeer slaat in negen van de tien gevallen toch echt op water. We betaalden onze entree (enige bezienswaardigheid die ons geld heeft gekost overigens, voor het onderhoud van fragiele vegetatie en de ligging op privéterrein) en daalden af de krater in. Dat hier ooit een vulkaan is geweest is, afgezien van de vorm van de krater natuurlijk, niets meer van te merken. Het water is ijs- en ijskoud. De 55 meter terug naar boven warmde ons wel weer op, waarna we een wandeling over de krater heen maakten. Die zojuist verkregen warmte was onmiddellijk weer weg: de koude, gure wind deed ons weer denken aan die wiebelboot ergens op de Noorse zee.
Gullfoss
Weet je nog dat ik zei dat iedere waterval zijn eigen magische, karakteristieke eigenschap had? De laatste waterval die we waarschijnlijk bewust gaan bezoeken, de Gullfoss, bewijst die hypothese weer. Eigenlijk hadden we niet zo’n zin om de Gullfoss te bezoeken. We wisten eigenlijk dat het met de watervallen toch wel een keer tegen zou moeten vallen. We reden Haukadalur (het gebied van de geisers) zelfs voorbij omdat we daarmee wilden afsluiten. Gullfoss zou toch niet zo veel indruk maken.
En weer hadden we ongelijk. Weer. Ik kan honderd keer kop of munt doen, maar iedere keer zal ik het fout hebben. De Gullfoss is prachtig. De vertaling is de Gouden Waterval, en dat zou per definitie de lat al hoog moeten leggen. En we hebben geluk gehad, want voor hetzelfde geld konden we de Gullfoss niet bezoeken. In het jaar 1900 wilde men de boel hier namelijk uitgraven om de hoeveelheid water als waterbron te gebruiken. Ene Sigridur Tomasdottír kunnen we daarvoor eeuwig dankbaar zijn. Sigridur was een natuurliefhebber, en die had je er destijds niet zo veel, en die dreigde om zichzelf de Gullfoss in te gooien op het moment dat ze de waterval zouden gaan verbouwen. De plaatselijke politiek vond het leven van Sigridur belangrijker en ze besloten toch maar niet op de waterval in te gaan hakken. Sigridur, bedankt!
Sigridur is trouwens de dochter van Tomas. Niet dat ook maar iets uitmaakt wie Tomas was, maar ik zie het als leuke inleiding om een korte anekdote over IJslandse achternamen te vertellen. Wij, en in een groot deel van de wereld, geven onze achternamen door aan onze kinderen. Familienamen, eigenlijk. In IJsland gaat dat niet zo. Je achternaam wordt gebaseerd op de naam van je vader. Jongens krijgen dan ‘son’ erachter en meisjes krijgen ‘dottír’ erachter. Kortom, ik zou in IJsland Niels Edwinsson geheten hebben en Geer was dan Geertje Harriesdottír. Onze eventuele kinderen zouden dan weer Nielsson of Nielsdottír geheten hebben. Waarom dan de naam van de vader en niet de moeder? Nou, de moeder zou natuurlijk altijd duidelijk zijn, want daar komt het kind per slot van rekening uit tevoorschijn.
Zo, dan weten we ook weer hoe ze in IJsland met achternamen te werk gaan. Terug naar de Gullfoss. Waar de Gouden Waterval haar naam aan te danken heeft, daar valt nog over te twisten. De saaiste reden is de zogenaamd gouden gloed die over de waterval ligt. Die gloed zagen wij dus in de verste verte niet, dus die reden valt voor ons af. De andere reden is dat een voortvluchtige man een koffer had vol met goud en niet wilde dat het goud in verkeerde handen viel. En zoals zo vaak met de oorsprongsverhalen van watervallen, wordt ook deze keer weer iets in de waterval gemieterd. Ditmaal geen kinderen of beelden van goden, maar de koffer met goud. Folklore, altijd een interessante verklaring. De derde verklaring zijn de regenbogen die over de waterval verschijnen bij zonlicht. Geen idee wat dat met goud te maken heeft, dus wij blijven bij verklaring nummer twee.
En die regenbogen, dat is hetgeen wat deze waterval karakteristiek en uniek maakt. Een wandeling van zo’n 300 meter brengt je tot naast de waterval en tijdens die wandeling zie je de ene na de andere regenboog opdoemen. Het was alsof we getuige waren van een fabelachtig sprookje. Buiten de grootse omvang en de enorme kracht van de waterval, die Gullfoss an sich al de moeite waard maken, zie je dus ook nog eens overal regenbogen verschijnen. Waarom dat hier zo veel gebeurt en bij andere watervallen niet, weten we niet, maar het is waarlijk een betoverend verschijnsel. Nog nooit hadden we zulke heldere regenbogen in zulke aantallen van zo dichtbij gezien. Als je in IJsland bent en het regent of het is bewolkt, stel de Gullfoss dan alsjeblieft een dagje uit.
We weten nog dat we in Zimbabwe de Victoriawatervallen zagen. Het epitoom der watervallen zou je zeggen, maar als we dan toch een rangorde maken, moeten we toegeven dat de Victoriawatervallen het onderspit delven tegen de Detifoss en de Gullfoss en zelfs moet vrezen voor plek 3 in strijd met de Seljalandsfoss van vanmorgen. De Gullfoss was te mooi om te geloven, evenals de Detifoss. Toch vinden we de Detifoss net wat mooier, gewoon omdat hij zo ruw en hard was, midden in de wildernis zonder hem te hoeven delen met andere bezoekers. Alleen voor ons. De Gullfoss was ons voor die eerste plek toch nét wat te toeristisch. En bovendien die gebaande paden en de vele waarschuwingsbordjes en hekken, wat er toch voor zorgt dat je het idee hebt dat je een kermisattractie bezoekt waarbij de stekker om middernacht eruit getrokken wordt. Desondanks is de tweede plek onder de watervallen, en we hebben er intussen een hoop gezien, zeker geen lachertje.
Al terug wandelend van de Gullfoss en deze nieuwe weergaloze ervaring krijgen we zin in bier. Want ja, het bekendste biertje in IJsland heet niet voor niks ‘Gull’. Zou er niet ooit iemand geweest zijn die een fust bier de diepte in gerold had?
Geysir & Strokkur
Geysers. Voor ons weer een nieuwe 'first' want van geysers hadden we tot dusverre alleen nog maar gehoord. Wat ons wel bekend voorkwam, was de gruwelijke stank van zwavel die we nog herkenden van Mývatn en Mount Námafjall alleen gelukkig kwam de geur hier in een gematigde vorm voor en was het niet alsof er 100 man tegelijk zaten te bouten.
Het dal Haukadalur waar we doorheen wandelden kent veel modderpoelen, fumarolen en heetwaterbronnen, maar bovenal natuurlijk twee geysers: Geysir en Strokkur. Geysir staat al ver van tevoren aangegeven op de bordjes, maar eigenlijk is Strokkur op het moment de echte publiekstrekker. Geysir is een geyser (het woord geyser zoals wij het kennen is afkomstig van deze Geysir) die tot wel 70 meter hoog kan spuiten. Fantastisch toch? Eens, ware het niet dat hij slaapt en heel onregelmatig zijn water de hemel in spuit.
Strokkur is een stuk betrouwbaarder. Deze unit spuit maar 20 tot 25 meter hoog gemiddeld, met uitschieters naar 40 meter, maar Strokkur zou om de 6 tot 10 minuten uit moeten barsten. In de realiteit bleek dat vaak nog een stuk sneller te zijn en op een zeker moment zat er maar een anderhalve minuut tussen twee uitbarstingen. De geiser (Strokkur dus, niet Geysir) is 23 meter diep en het water is er 120 graden. Ja, 120, boven het kookpunt. En toch kookt het niet, omdat de druk er zo ongelofelijk hoog is. Iets boven dat diepste punt neemt de druk wat af waardoor er een damp ontstaat op zo’n 16 meter diepte en die damp die zoekt dan zo snel mogelijk een uitweg: naar boven dus, en vandaar die uitbarsting. En zo’n uitbarsting is geweldig. Een hoop ge-oeh en ge-aah en de spanning van het afwachten. Er is namelijk geen aftelklok die aangeeft wanneer hij uitbarst, maar je moet gewoon afwachten en dat plotse moment dat zo’n geiser haar water de lucht in gooit, geeft echt een kick.
Van een afstandje zagen we Strokkur al een paar keer in het wilde weg sproeien en hoe dichterbij we kwamen, hoe indrukwekkender het schouwspel werd. Het hele traject duurt maar ongeveer 2 á 3 seconden, maar vanuit één hoek zag je alles perfect: de dampbel die naar boven komt, het water dat metershoog de lucht in spuit en vervolgens de stoom die erbij komt kijken. Strokkur heeft zo’n betoverd effect als een kampvuur. Je kunt er in wegdromen, je kunt er met je gedachten in verzonken raken. Een ideale plek om twee campingstoeltjes en een draagbaar koelkastje neer te zetten en een avondje in stilte naar de uitbarstingen te staren. Het Haukadalurdal mag je absoluut niet missen.
Reactie plaatsen
Reacties