Donegal

Gepubliceerd op 9 augustus 2021 om 16:00

Slieve League

Onze eerste stop op ons rondje Donegal was Slieve League, een prachtige, ruige heuvelketen aan de Atlantische kust. Kijk je op de Ierse landkaart, dan zul je zien dat de Slieve League het zuidwestelijke puntje van Donegal bezet. Het weer dat we vanochtend bij Muckros Head hadden, was niet minder geworden. Geertje trok haar vijf lagen kleding weer aan en ik hulde me in mijn omniweatheroutfit die ik dezelfde week nog bij de Decathlon gescoord had. Rugzak vol met water, fruit en Ierse snoeprepen met een overschot aan suiker, en we konden op pad.

Slieve League is adembenemend. Het eerste geasfalteerde stuk, met steile hellingen en dalen, bracht ons naar een uitkijkpunt. Het handjevol wandelaars dat er was, draaide daar dan ook weer om, maar op dat punt was er nog geen berg beklommen: de weg liep louter langs de kliffen waar het onstuimige water van de Atlantische oceaan in een tijdloze strijd mee verwikkeld was. De route naar de top van de eerste hoge heuvel begon pas bij dat uitkijkpunt en een gevaarlijk pad zonder hekwerk langs de kliffen bracht ons naar boven. Waar soms stenen een pad verraadden, was er op veel plaatsen geen spoor van een looproute te ontwaren en was het aan je eigen gezonde boerenverstand om niet van de metershoge kliffen in de onvergefelijke golven te denderen. De beloning kwam snel: op de top van de eerste berg (of heuvel? Wanneer wordt een heuvel een berg? Zijn daar regels voor? We noemen het berg. Dat is veel stoerder) werden we beloond met één van de mooiste uitzichten die we ooit hebben aanschouwd. Overal waar je keek was ruige, wilde, ongerepte natuur, zag je wilde geiten en schapen hun dagelijkse ding doen en spotten we zelfs twee bergmeren die we eerder volledig gemist hadden. Het mooiste van alles was de rust. Natuurlijk, de wind was oorverdovend, maar op de momenten dat Geertje haar twee lippen op elkaar wist de houden, was het geluid van dat natuurlijke geweld ook echt het enige wat je horen. Ik dacht terug aan Menneke Pis in Brussel, waar hordes mensen hun flitsers botvierden op een standbeeldje van een 30 centimeter hoog water pissend mannetje. De Mona Lisa flitste voorbij, waar een enorme mensenmassa, waarvan ruim de helft mezelf incluis waarschijnlijk mooier is dan de dame afgebeeld op het portret, vechtend en stotend probeert een glimp van het schilderij op te vangen. En dan sta ik hier, weliswaar te midden van een wind die ons soms letterlijk van de berg dreigt af te blazen, met een vergezicht dat misschien wel alle toeristische trekpleisters die ik ooit heb bezocht teniet doet als een laars die een mierennest achteloos vertrapt.

Gweebarra Bay

Omdat we zo lang bij Slieve League hadden vertoefd, hadden we maar weinig tijd over om ver Donegal in te gaan. Gweebarra Bay was onze tweede stop, maar eigenlijk stelde dat weinig voor. Een rustig strandtentje en een nog rustiger strand gecombineerd met hetzelfde barslechte weer van de rest van de dag, en je hebt Gweebarra Bay. In tegenstelling tot een bergwandeling, heeft een strand geen baat bij regen. Nu we er toch waren, besloten we toch maar wat te gaan eten bij het strandtentje en met kunst- en vliegwerk kregen we wat (heerlijke) fish & chips besteld: het Engels van de doorsnee bewoner van Donegal is namelijk te vergelijken met een boer uit Kerkrade die zijn dialect de vrije loop laat.

Terug bij Muckros Head

Nog één avondje genieten van Geraldines Ocean Spray B&B, maar daarna weer door. We vulden de avond met bier, dorito's, een potje kaarten en een filmpje na zonsondergang en gingen vroeg weg: nu stond Galway dan écht op de planning. Een behoorlijke rit zonder tolwegen en bovendien hadden we nog wat plekjes waar we onderweg wilden stoppen.

Dichtbij onze plek van overnachting lag nog een klein strandje. Toch wel leuk om daar even te kijken, toch? De bordjes verraadden de originele naam van het strand: Trá. Trá is Iers voor strand. Hoe kom je erop? Het strandje was leuk om even gezien te hebben, maar meer ook niet. Een meter of 200 voor het strandje reden we nog bijna een hond richting de Chinese dierenmarkt, maar door een (zeer knappe) manoeuvre van ondergetekende ontweken we het beestje net. De hond besloot daarop onze auto te achtervolgen tot het strand. Doodsbang dat die hond zich wilde wreken door z'n tanden in onze kuiten te planten, stapten we behoedzaam uit de auto om naar het strandje te gaan. Al gauw bleek het hondje ons dankbaar te zijn en huppelde hij alsof hij al jaren ons huisdier was langs ons over het strand. Toen we Largymore verlieten, sloeg het dier helaas weer af bij het erf waar we hem eerder bijna tot moes reden.

 

Nog even over dat Iers, wel leuk om te vertellen: voordat we gingen wisten we helemaal niet dat het Iers nog zo volop gesproken werd. We dachten dat Ierland eigenlijk volledig Engels was en dat het Iers eigenlijk vooral tot het verleden behoorde, maar niets bleek minder waar. Op het vliegveld werden we doodgegooid met bordjes als 'Slí amach' (uitgang), 'Tacsaí' (taxi) en 'Teachta' (aankomsthal) en ook daarna bleek bijna alles in zowel het Iers en het Engels te staan: eerste het Iers, daaronder de Engelse vertaling. Zelfs de wegbewijzering en de dorpsborden. En als er maar één taal werd gebruikt, dan hanteerde men vooral het Iers en niet het Engels, zeker buiten Dublin. Ook boven de nummerbordjes van de auto stond, in het Iers uiteraard, de naam van de county van herkomst van de auto. Die auto's in Donegal hadden daar dus allemaal 'Dún na nGall' staan. Die van ons komt uit Dublin. Dan krijg je 'Baile átha Cliath'. Interessant, hé? Nou, heb je in elk geval weer wat om tijdens de kringverjaardag van je oom te vertellen. Steel de show!

St. John's Point

Eén van de punten waar we heen wilden, was St. John's Point. Onze nieuwsgierigheid was gewekt door een vuurtoren die we zagen vanuit Geraldine's huiskamer: in de verte zagen we een vuurtoren en die wilden we wel eens van dichtbij zien. Als je op de kaart kijkt, dan zie je dat St. John's Point een relatief lang, smal schiereiland is in het zuiden van Donegal.

 

Aangekomen, bleek het gebied van de vuurtoren privéterrein te zijn. Verdomme, krijgen we dat weer. Het bordje gaf zelfs aan dat de plaatselijke boer bij het betreden van het verboden terrein 'jouw persoonlijke gezondheid niet in acht hoeft te nemen'. Aanvankelijk schrok dat af: we zagen ons al aan de hooivork in een stoffige schuur waar we drie jaar later teruggevonden zouden worden. We gingen dus maar even naar het strandje. Dit strandje was een stuk mooier: de zuidkant van het strandje werd begrensd door een klifje. De onderkant van de klif, vlak boven de zeespiegel, over zo'n 150 meter, groeiden allerlei planten die wel wat weg hadden van koraal (zijn het dan dus dieren in plaats van planten?). Voor het gemak noem ik het even planten. Een bijzonder fenomeen deed zich voor bij die planten: uit al die planten stroomde onophoudelijk een stroom water naar beneden, waardoor je dus eigenlijk een grote waterval aanschouwde van wel 150 meter lang, maar van maar een centimeter of 40-50 hoog. Hoe dat kon, wisten we niet. Het was immers droog en zonnig en dat was het al heel de dag (volgens de weerberichten zou dit onze enige zonnige dag zijn van de vakantie. Dinsdag de 17e zou een warmtegolf komen. Die dag vliegen wij terug). Zo warm zelfs dat we eventjes door het ijskoude zeewater struinden. Goed, we kwamen al snel met de theorie over het tij: nu was het eb, en wanneer het vloed was, zouden de planten al dat water absorberen wat ze weer los zouden laten op momenten van eb. Dat klinkt toch best aannemelijk?

Een ritje van een kleine tien minuten over een hooggelegen grasvlakte bracht ons inderdaad naar de vuurtoren die we vanuit Ocean Spray al hadden waargenomen. Onderweg zagen we drie verschillende tentjes staan: klaarblijkelijk doet men hier aan wildkamperen en leek het hooivorkenverhaal van net al een stuk minder aannemelijk. De vuurtoren zelf bleek hermetisch te zijn afgesloten en we bedachten dat het bordje waarschijnlijk voor de vuurtoren bedoeld zou zijn. St. John's was desondanks een zeer bijzondere plek. De kliffen zoals we die van Donegal herkenden, waren ook hier in volle glorie aanwezig. Niet zo hoog als de Slieve League of Muckros Head, maar wel wat minder steil, wat ervoor zorgde dat er veel delen goed te beklimmen waren. Het hoogtepunt was de enorme, zwarte rots die uit de zee opstak, die door honderden vogels tot thuis gemaakt werd. Op de grasvlakte ontwaarden we ook een hele hoop witte keien die gestructureerd neergelegd waren. Na wat beter te kijken, ontdekten we het getal 10 en het woord 'Eire' (zoom in op de kaart, dan zie je dat ook). We hadden al veel gefilosofeerd vandaag, maar de betekenis van die witte keien konden we niet bedenken. 'Eire' is Iers voor Ierland. Wellicht is de waard van de vuurtoren aan het dementeren en moet hij er soms aan herinnerd worden waar hij nou eigenlijk is. Wie weet. In dat geval is 'Eire' nog best breed.

 

Zoals al vaker deze eerste paar dagen, genoten we enorm van de vrijheid. Ook St. John's Point biedt, net als heel Donegal, uitzichten in natuur die je nergens in Nederland kunt vinden. Ik stel me voor dat St. John's Point in Nederland zou liggen. Dan had hier een net trottoir langs de rand gelopen. Dan was het ten strengste verboden om hier te gaan klimmen. Dan hadden er drie hekwerken gestaan tussen jou en de rand en mocht je van geluk spreken als je die immense rots in de zee überhaupt nog zou kunnen zien. Gelukkig ligt St. John's Point in Ierland en is ook dit plekje nog niet ontdekt door het massatoerisme en ben je zelf volledig verantwoordelijk voor het trotseren van de rotspartijen en kliffen. En met zulke rust en vrijheid geniet je daar pas écht van, klauter je als een kind van 10 over de rotsen en vergeet je even het bestaan van tijd. Toen we weer de tijd bekeken, waren we anderhalf uur verder. En Galway, onze volgende bestemming, lag nog niet eens een beetje in de buurt.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.