Jökulsárlón

Gepubliceerd op 4 mei 2022 om 16:30

IJslandse mensen zijn aardig. Overal waar we komen, maken mensen een praatje, begroeten ze je met een glimlach en zijn ze oprecht geïnteresseerd. Tenzij je in de supermarkt bent. De gemiddelde supermarktmedewerker mist lachspieren. Of het nou in Reykjavik, waar het contract van de caissière waarschijnlijk de eis om iedere dag met het verkeerde been uit bed te stappen bevatte, in Borgarnes, waar mensen met telefoon, blikje Appelsin (IJslandse fanta) en airpods achter de kassa plaatsnemen, of in Egilsstadir, waar de medewerkers voor het tekenen van het contract hun tong laten uitsnijden, is, maakt dan niet uit. Zo ook in Höfn, een dorpje aan zee een kilometer of 30 voor onze volgende overnachtingsplaats, waar we maar voor de zelfscan kozen om die lui te ontlopen. De zelfscan werkte niet, waarop een geïrriteerde medewerkster pompeus Geertjes kant op kwam lopen om de boodschap uit haar hand te trekken om het zuchtend en hijgend zelf maar even te doen. Leuk volk, die IJslanders, maar blijkbaar is werken in de supermarkt hier de equivalent van het uitzitten van een stevige taakstraf.

We kwamen tot de conclusie eigenlijk alleen maar in de auto gezeten te hebben. Tevens concludeerden we na vandaag nog maar drie dagen te hebben. De boottour ging dus morgen plaatsvinden, dus besloten we toch nog even ergens een bezoekje aan te brengen. De keus viel op Jökulsárlón, het grootste gletsjermeer van IJsland, een meer aan de voet van Europa's op één na grootste gletsjer in oppervlakte, de Vatnajökull. Nou hoor ik je denken: jökull betekende toch vulkaan? Dat vertelde je toch over Snaefelsjökull aan het begin van de reis? Inderdaad, dat klopt, en deze gletsjer rust dus op een slapende vulkaan. Vandaar de naam.

En dan Jökulsárlón. Wát een prachtig plaatje. Je weet écht niet wat je ziet. Ineens doemt daar aan de IJslandse ringweg een meer op vol met enorme ijsblokken. De één oceaanblauw, de ander spierwit, weer een andere zwart van het vulkaanas en weer een andere met alle drie kleuren door elkaar. En ik weet het, ik heb het vaker gezegd, maar het is echt bizar en buitenaards mooi. En hoewel ik me voorneem om me niet meer te laten verbazen, gebeurt het telkens toch wéér. IJsland is gewoon zo'n afwisselend, adembenemend en divers land, dat hadden we gewoonweg nooit voor mogelijk gehouden.

Het nadeel is dat Jökulsárlón vrij toeristisch is en dat is ook de reden dat we een boottour kozen op haar kleinere zusje, Fjallsárlón, een iets kleiner gletsjermeer een paar kilometer verderop. Maar wat we vandaag zagen, deed ons smachten naar morgenmiddag. We maakten een korte wandeling langs het water, want het was inmiddels etenstijd en onze magen begonnen te knorren. Terwijl we in stilte het schitterende meer in ons opnamen, zagen we in de verte, op zo'n 60 á 70 meter, het water in beweging komen. We knepen onze ogen samen en ineens doemden er twee zeehonden uit het water op! Daar rekenden we totaal niet op, en de schelle lach die we beide van verbazing uit ons strottenhoofd persten, was daar het bewijs van. Even later zagen we er nog twee, en nog één, en daarna weer twee. En toen zelfs eentje heel dichtbij! Natuurlijk, het was heel druk en je hebt er dan altijd van die mensen bij die, als ze dieren zien, van die gekke klikkende geluiden gaan maken, terwijl een van de mondhoeken in een rare hoek schuin naar onderen trekt. De onnozelheid zelve. Alsof zo'n zeehond dan denkt, verrek, wat een mooi geluid, laat ik eens even naar die mensen toe zwemmen. Tuurlijk niet. Maar toch blijven mensen dan altijd maar klikken en klakken. Heeft toch ook allemaal geen zin...

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.