Het Comomeer. Het kleinere, minder bekende zusje van het Gardameer, dat een kilometertje of 60 verderop ligt. En ook niet heel erg druk, wat natuurlijk onwijs fijn is. Dat is bij het Gardameer, naar mijn aanname, want ik ben er eigenlijk nog nooit geweest, wel anders. Op een steenworp afstand van Milaan, wat dus wel prettig was omdat dat betekende dat we niet zo lang hoefden te rijden. Het Comomeer is een fantastische plek en het is een plaats zoals we die nog niet eerder in Italië hadden gezien: een groot meer te midden van een paar hoge bergen aan de voet van de Alpen. Of de Dolomieten. Dat weten we eigenlijk niet zo goed. Goed, in elk geval een bergketen.
Aan de camping van het Comomeer hadden we een knus, klein huisje. We hoefden deze keer geen tent op te zetten, maar we hadden ongeveer net zoveel ruimte. Een klein hutje, met niets dan een waaier. Oh ja, en een klein houten tafeltje buiten. Dat klinkt als een tegenvaller, maar dat was het niet: we hadden bewust dit kleine, knusse huisje gekozen. Een bed was voldoende, een tafeltje buiten was zelfs bonus.
Aanvankelijk zouden we twee nachten in Como blijven. Dan hadden we een volle dag aan het meer om daar lekker te chillen en een paar uur te suppen. Ik hoor je denken; suppen? Suppen is dat vreemde gezicht waarbij men zich staand op een grote surfplank vooruit peddelt. In eerste instantie leek ons evenwichtsorgaan echt vreselijk te zijn ontwikkelt, want om de drie peddelslagen stortten we telkens te water, maar na verloop van tijd ontpopten we ons tot ware supmeesters.
Maar even terug, zoals gezegd zouden we twee nachten blijven. Na onze tweede overnachting, liep dat plan echter spaak. Op vijf minuten rijden bevond zich een grote supermarkt, waar we onze voedselvoorraad wilden aanvullen alvorens we Italië zouden verlaten. Ging allemaal prima, maar op die korte route terug zou het kwaad geschieden. De korte route was prachtig: de weg van de super naar de camping leidde was een weg gelegen in een bergwand. Aan de ene kant een steile, rotsachtige klif omhoog en aan de andere zijde was het slechts de vangrail die onze auto van een nog steilere helling naar het meer beneden ons scheidde. Het was dat uitzicht dat voor andere autobestuurders klaarblijkelijk ook voor de nodige afleiding zorgde, want op die terugweg beleefden we een tiental hachelijke seconden.
In de verte reed een auto in tegengestelde richting. Aan onze linkerkant de klif omhoog, aan onze rechterzijde het meer. Al snel zag ik dat de bestuurder niet volledig op de weg gefocust was en dat hij onze weghelft steeds meer naderde. Vijf seconden later, op zo'n 30 meter, reed de wegpiraat al met zijn banden op de doorgetrokken streep die beide weghelften van elkaar scheidde. Ik week uit naar rechts, maar ja, de auto in het Comomeer verdrinken was nog minder aantrekkelijk. Even later betrad de tegenligger ons territorium. BAM! Onze zijspiegels klapten vol op elkaar. Weg ermee. We konden beiden niet stoppen want de weg was zo smal dat het onmogelijk was om de auto veilig stil te zetten. Dat kon pas zo'n 500 meter verder. We zagen de brokkenpiloot niet meer terug.
Daar staan we dan: met ons busje in Italië zonder linkerbuitenspiegel. En godver, pas dan kom je erachter hoe vaak je het ellendige ding wel niet gebruikt. Als klap op de vuurpijl was het ook nog eens zondag. Alle autogarages zijn dan gesloten. Blijkbaar is de gemiddelde Italiaan nog zo vroom om de zondag niet te werken. Of ze zijn lui, ook een mogelijkheid. Enfin, we moesten wat. Het lieve vrouwtje van de camping leefde erg met ons mee en liet ons nog een nachtje langer blijven. Absoluut geen probleem. Desondanks wilden we de zorgen wel uit onze kop. Het leek ons daarom een strak plan om bij de plaatselijke bouwmarkt een rol duct tape en een badkamerspiegeltje te scoren. Na een turbulente dodemansrit, want dat is het zonder zo'n spiegel, kwamen we aan bij de bouwmarkt en vonden we wat we zochten. Na wat vakkundig geknutsel werden we eigenaar van de grootste beunbak die in Italië rondreed.
Reactie plaatsen
Reacties