Op maandag vinken we ons volgende land van de lijst: Zweden. Via de Øresundsbrug (of Öresundsbrug in het Zweeds, want die Zweden doen niet aan de ø) steken we de zee over van Kopenhagen naar Malmö. In Malmö blijven we niet (we komen er later nog wel terug), maar we rijden gelijk door langs de westkust naar boven. De volgende stop? Da’s Göteborg. Na Stockholm met net iets meer dan 600.000 inwoners de tweede stad van ons tweede land met een kruis erin.
Ja, dat hebben ze daarboven allemaal hé? Wat? Vlaggen met kruizen erin. Nou, dat komt omdat er op de wereld geen land is met een vlag die langer bestaat dan de Deense. Bovendien zijn al die Noord-Europese landen een beetje van hetzelfde soort volk en omdat die Noren, Zweden, Finnen en IJslanders die Denen wel tof vonden (een soort van Viking-Brothers-In-Arms), hebben ze allemaal het ontwerp van de Denen overgenomen. Origineel? Nee, maar wat zou het. Zo stralen die Scandinaviërs wel wat eensgezindheid uit, toch?
De Zweedse omgeving is al wat aantrekkelijker dan de Deense. We zien onderweg meer bossen, worden zo nu en dan geflankeerd door heel mooie zwarte rotswanden en de golven van het Kattegat (zo heet die zee aan de westkust van Zweden) zijn nooit ver weg en doemen elke tien minuten wel weer op aan de horizon. En het is rustig op de weg. Zelfs als we in de maandagspits in de buurt van Göteborg rijden, is er nergens sprake van langzaam rijdend verkeer. Wat een heerlijk land om doorheen te tuffen.
Kullaberg
De route van Kopenhagen naar Göteborg is zo’n drieënhalf uur en onderweg stoppen we nog even bij Kullaberg, een natuurreservaat aan de oostkust op een schiereiland net ten noorden van de stad Helsingbörg. Mölle is volgens de verhalen op blogs een leuk dorpje aan de kust met wat lekker eetgelegenheden, dus we besluiten daar even de parkeerrem erop te zetten om de lichamen van wat brandstof te voorzien, maar dat valt vies tegen. Het dorpje Mölle is mooi, maar lijkt volledig uitgestorven te zijn! Geertje blijft nog even zitten met haar paarse teen, maar ik besluit een rondje te wandelen, maar er is geen enkel etablissement dat op deze mooie maandag haar deuren geopend lijkt te hebben. Iemand vragen lijkt ook geen optie te zijn. De enige anderen die ik tegenkom, is een Noors tweetal dat op leeftijd is en met precies dezelfde vraag kampt als ik. Nou ja, het is ook immers maar een doodgewone maandag en natuurlijk is in zo’n willekeurig dorpje ook niet alles afgestemd op die paar verdwaalde toeristen die af en toe binnen komen gevallen. Begrijpelijk, bedenken we, dus dan maar dat natuurreservaat in.
Veel focussen op hikes en natuur zouden we deze vakantie eigenlijk niet doen vanwege mijn dikke voet en Geertjes ontstoken tenen, maar Kullaberg trok ons toch wel een beetje aan. Hier vind je namelijk het derde land dat we vandaag gaan bezoeken: Ladonia. Wat? Een land? Ladonia? Nog nooit van gehoord! Nee, wij ook niet, maar er zit een leuk verhaal achter, maar dat komt zo.
Ladonia
Ladonia is een land van ongeveer één vierkante kilometer groot aan de noordkust van het natuurreservaat Kullaberg, maar om het bereiken is wat makkelijker gezegd dan gedaan. Er gaan mooie wandelpaden door het natuurreservaat heen, maar Ladonia (met de hoofdstad Nimis) ligt niet op de route: je moet van het wandelpad afwijken en steile afdalingen trotseren en langs diepe dalen manoeuvreren om de ingang van Ladonia te bereiken. In het begin is het nog gemakkelijk. We wandelen langs een prachtig achttiende-eeuwse boerderij op en we prijzen onszelf nog gelukkig dat de wandeling meevalt, maar als het moment komt dat we van het pad af moeten wijken, denken we nog een keer terug aan dat rustige stukje langs de boerderij op: dit pad is écht steil en mijn dikke voet en Geertjes paarse tenen zijn daar niet zo heel erg content mee.
Het lukt wel. In luttele meters dalen we zeker een meter of tachtig af naar beneden en bereiken we de kust waar zich de ingang van Ladonia bevindt. En wat is dat fabelachtige Ladonia waar ik de hele tijd over zit te brabbelen dan? Nou, Ladonia is een minuscuul land met precies 0 inwoners dat in 1980 gesticht is door wijlen Zweedse kunstenaar Lars Vilks: ongeveer 51 ton aan drijfhout heeft de heer Vilks in zijn leven verzameld, wat hij hier heeft gebruikt om een enorm houten gangenstelsel compleet met torens en al te bouwen. En zoals je misschien al gemerkt hebt: de fantasie van Lars Vilks kende geen grenzen.
Bij de ingang van zijn Ladonia is een wetboek van 'zijn' land te vinden. Zoals gezegd woont er niemand, maar is er wel een koningin. De inwoners spreken een taal met slechts twee woorden en als je de boekhouder van het land tegenkomt, ben je verplicht om een steen te doneren. Twee stenen moeten gedoneerd worden op donderdag. Gelukkig is het maandag, dus redden we het met één steen op zak. Voor meer informatie heeft Lars Vilks zelfs een site de lucht in geslingerd: www.ladonia.org. Wat een bizarre, vergaande fantasie heeft deze meneer, maar het is wel een fantasie waar we helemaal in op gaan. We zijn de enige bezoekers van Ladonia die dag en nemen een kijkje in het krappe, maar verrassend stevige houten spektakel. Geertje waagt zich er niet aan met haar paarse tenen, maar ik klim en klauter alsof ik m’n zesde verjaardag in een binnenspeeltuin vier. Ik weet zelfs m’n weg omhoog te vinden in één van de torens, die naar verluid zo’n vijfentwintig meter hoog zijn (waar de structuur van het geheel toch een beetje begint te piepen en te kraken). Het is daar dat ik me bedenk hoe prachtig Ladonia eigenlijk wel niet is: het levenswerk van een bijzonder creatieve man, ergens midden in de natuur en moeilijk te bereiken, die ervoor zorgt dat volwassen bezoekers zoals wij zich weer helemaal kind voelen. In één klap zijn er zelfs twee vliegen dood: al dat drijfhout zou normaal gesproken ergens in de oceanen gedreven hebben of aangespoeld zijn en ergens een ware puinhoop hebben gemaakt, maar Vilks’ creativiteit is de reden dat dat hout nog nuttig gebruikt wordt. Geweldig.
Wat minder geweldig is, is de weg terug naar boven. De weg naar beneden was al lastig, maar naar boven des te meer, zeker omdat onze voeten bijna uit onze schoenen knallen. Was dit het beste idee met jicht en ontstoken tenen in de gelederen? Nee, zeker niet. Misschien zelfs een vrij stom idee. Maar we hebben wel een bijzondere plek mogen zien, mogen genieten van de creativiteit van een speciaal kunstenaar en bovendien hebben we veel schik gehad. En da’s het belangrijkste, hé? Als we vanavond in Göteborg arriveren, kunnen de pootjes altijd nog omhoog.
Reactie plaatsen
Reacties