Intussen hebben we al wat busreisjes achter de rug, maar geen van die busreizen kan opboksen tegen het traject tussen Luang Prabang en Vientiane. Of eigenlijk tussen Luang Prabang en Vang Vieng, want de eerste vierenhalf uur van dit ruim zesenhalf uur durend bustripje, was ronduit abominabel te noemen. In Houayxai zei ik nog tegen Geertje: “de kwaliteit van wegen valt nog best wel mee. Tuurlijk, we zijn niet meer in Thailand en hier en daar een gat in de weg of een stukje off road hoort erbij, maar dat Laos Botswana (kilometers verplicht slalommen tussen enorme kuilen in het asfalt) van de troon zou stoten als het gaat om slechte wegkwaliteit, had ik niet verwacht. Er loopt één weg van Luang Prabang naar Vang Vieng, maar of het een weg te noemen is, laat ik even in het midden. Ongeveer 180 kilometer aan één stuk weg scheidt de twee plaatsen van elkaar en daar deden we vierenhalf uur over. Vierenhalf uur! Hoe dan? Nou, dat 180-kilometerlang stuk asfalt kent alleen maar gaten. Sommige delen liggen onderwater, dan ligt er weer een modderstroom op de weg, dan steken er weer stukken asfalt op de een of andere manier naar boven uit en dan zit er weer een krater midden in het wegdek. Als klap op de vuurpijl hadden we het als enige westerlingen in de minivan niet heel erg getroffen met de chauffeur die niet onder stoelen of banken stak het niet zo op blanken te hebben. Bij de eerste tussenstop wilden we drinken halen, maar dat mocht niet omdat we als de wiedeweerga moesten gaan, maar op het moment dat we als vee de bus weer ingedreven werden, stapte een Laotiaanse passagier uit om nog even de weekboodschappen te doen (maar wij moesten blijven zitten) en bij de laatste stop haalden we wat eten, maar dat mocht absoluut niet in de bus genuttigd worden, terwijl de vrouw schuin achter de chauffeur schaamteloos een hele kip naar binnen werkte en natuurlijk hoefde zij niet op commentaar te rekenen. Tel daarbij op dat er geen stoelriemen waren en we minimaal zevenentwintig keer volledig van onze stoel gelanceerd werden en je hebt een behoorlijk enerverend busritje.
De laatste twee uur van Vang Vieng naar Vientiane waren een stuk beter vol te houden. Hier begint namelijk de enige tolweg van Laos die bovengenoemde plaatsen met elkaar verbindt. En och, wat is dat ineens een goede weg van bijna Nederlandse kwaliteit. Misschien nog wel beter, want op een tweebaansweg naar de hoofdstad sta je in Nederland geheid in de file, maar zelfs tijdens de spits kon je hier vol gas over de linkerbaan vliegen. Desondanks waren we maar wat blij toen we eindelijk die minivan uit mochten toen we na zonsondergang in de Laotiaanse hoofdstad Vientiane, met misschien wel de mooiste, meest exotisch klinkende naam in Zuidoost-Azië, arriveerden.
De titel van de blog is Frans Rotterdam. Frans spreekt natuurlijk voor zich. De Fransen hebben hier een behoorlijk tijdje de scepter gezwaaid en die Franse invloeden zie je in heel Vientiane (spreek uit: Viejentjan – wist ik niet, wel handig voor het juist lezen van deze blog) terug: Franse architectuur, veel Franse vlaggen, Franse eetgelegenheden met veel baguettes en croissants en veel vertalingen van Laotiaanse gebouwen, organisaties en andere woorden in het Frans. Die is logisch, hé? Waarom dan Rotterdam? Vientiane is geen havenstad: het ligt aan de Mekong en vanuit een ons hotel kun je Thailand zien liggen en er liggen ook geen drie voetbalclubs in deze stad. Dan zal ik je een vraag stellen en moet je even een paar tellen stoppen met lezen en bedenken wat het antwoord is, oké? Welke culinaire vaderlandse topper kent zijn oorsprong in Rotterdam?
De kapsalon! Jawel hoor, de moeder der Turks-Nederlandse delicatessen kent zijn oorsprong in Rotterdam, maar is in Vientiane of all places ook op de markt gebracht! Aan de omvang van het restaurantje en de drukte op het terrasje is wel te zien dat Laos dit smaakorgasme nog niet helemaal heeft omarmd, maar dat weerhoudt ons er niet van om eens aan te schuiven en even die vaderlandse liefde onze tongen te laten strelen. Allemachtig, wat kan een bekende smaak die denkt aan thuis af en toe ongelofelijk lekker zijn.
We hebben een dag in Vientiane. Ik heb geen idee hoeveel inwoners de stad heeft (googel maar eens: de eerste zes hits hebben allemaal verschillende antwoorden die tussen 140.000 en 690.000 uiteenlopen en geen enkele bron zegt hetzelfde), maar het is hier wel een stuk dichtbevolkter dan in de plekken waar we reeds geweest waren en hoewel van Vientiane wordt gezegd dat het aanvoelt als ‘groot dorp’, voelt het voor ons zeker aan als een echte stad, alhoewel onze boerse kleinschalige achtergrond wellicht wat invloed heeft op dat oordeel, maar het voelt zeker wel meer als een stad dan bijvoorbeeld een Chiang Mai, die sowieso meer inwoners heeft (wat de bronnen ook mogen zeggen). We merken ook dat dit stukje Laos het meest ontwikkelde stukje Laos is dat we gezien hebben. Tuurlijk, er is armoede, maar er is ook genoeg hoogbouw te zien, de straten zijn in overwegend goede staat (zolang je maar niet té ver buiten het centrum geraakt) en horecagelegenheden zien er allemaal tip top en zelfs een tikkeltje westers uit.
Geertje is de gids vandaag. Vientiane wordt vaak overgeslagen door de vakantieganger, omdat er niet zo veel te doen zou zijn. Geertje besloot eens even op onderzoek uit te gaan en ze was ook tot de conclusie gekomen dat er inderdaad niet zo gek veel te beleven valt, maar als je hier één dagje bent, je dat dagje wel op een heel leuke manier kan invullen. Geertje gidste ons naar een fietsenverhuur en we fietsten naar COPE Visitor Centre.
Geertjes Trail
COPE Visitor Centre is een klein museumpje (één ruimte) nabij een ziekenhuisje dat mensen die door blindgangers uit de Secret War (Laotiaanse Vietnamoorlog, toepasselijke naam gezien het gebrek aan media-aandacht voor dit onderwerp) ledematen zijn kwijtgeraakt of op een andere manier lichamelijk letsel hebben opgelopen, helpen. Het museum is naar mijn timmermansoog te oordelen nog geen driehonderd vierkante meter groot, dus we hadden verwacht er na een kwartiertje wel weer klaar te zijn, maar het tegendeel bleek waar en we zijn ruim anderhalf uur binnen geweest.
Het is zo ongelofelijk tragisch wat er zich in Laos nog geen vijftig jaar geleden (1975 hield het soldaatje spelen hier op) heeft afgespeeld en dat is hier op zo’n indrukwekkende wijze uitgelegd. Er liggen ontmantelde bommen tentoongesteld en er zijn beenprotheses te vinden, waarvan een houten exemplaar die door een slachtoffer zelf is gemaakt nadat hij op een ‘bombie’ (zo noemen de Laotianen die blindgangers) was gestapt, waar hij 36 jaar op gelopen had alvorens hij een nieuwe prothese kreeg van COPE. Heel indrukwekkend, maar ook heel frustrerend. Middels een filmpje is te zien hoe UXO (de bomopruimingsdienst) te werk gaat om bombies te lokaliseren en op te ruimen. Ik zei al eerder dat Laos het meest gebombardeerde land ter wereld is en het kan nog erger: met 270 miljoen ton aan bommen die op het land gedropt zijn is het als het ware een bommenvuilnisbelt en heeft het land meer dan het dubbele (MEER DAN HET DUBBELE) aantal bommen mogen ontvangen dan nummer twee op de lijst. Een onwaarschijnlijk zieke statistiek. En de Amerikanen die de bommen dropten? Hebben er niks aan gedaan. Onbegrijpelijk, ziek en te triest voor woorden. Alsof ik bij jou op bezoek kom, overal punaises in de huiskamer met secondelijm vastmaak aan de vloer en dan weer wegloop om nooit meer terug te komen en dat is pas een goede vergelijking wanneer iedere punaise dodelijk en onzichtbaar is. Kijk, tuurlijk worden er fouten gemaakt in het verleden, maar waar ik mijn hoofd niet omheen krijg, is dat er geen moment is geweest dat er iemand in de Verenigde Staten is die in de afgelopen vijftig jaar heeft gezegd van: “Laos, luister eens, sorry en we sturen even een hoop militairen om de boel bij jullie eens een grondige schoonmaakbeurt te geven.” In plaats daarvan doen de locals van UXO het maar. Ik schijt je hele huis vol, maar ruim het zelf maar op.
Achterin het museumpje zat nog een slachtoffer van de secret war. Een wat oudere man met twee beenprotheses en in een cirkel om hem heen zat een Amerikaans bejaardenbataljon van ongeveer twintig man sterk. Ze schaamden zich de ogen uit de kop om met eigen ogen te zien wat de keuzes van hun vorige leiders hier hebben aangericht. Logisch, kunnen ze niks aan doen natuurlijk, maar ik snap dat gevoel wel. Er zat zelfs een veteraan van de Vietnamoorlog in het midden van de boomersbrigade en dat bood wel een vreemd contrast, maar hij was natuurlijk ook maar een pion in dat schaakspel der idioten.
Het deed de oudjes goed om te horen dat het slachtoffer geen wrok meer koesterde richting de Amerikanen, maar ik denk dat dat ook maar een momentopname is. Deze man heeft met zijn protheses leren leven en kan relativeren, maar er zullen genoeg Laotianen zijn die dat niet kunnen en die zich dus niet laten lenen voor een verhelderend gesprek met buitenlanders, maar dat maakt de veerkracht van dit slachtoffer eigenlijk alleen maar mooier.
Een eye-opener, COPE Visitor Centre, en echt een aanrader mocht je ooit in Vientiane zijn. Stil en aangeslagen fietsten we naar stop twee van de dag: Patuxai. Patuxai is het toonbeeld van de Franse koloniale tijd, want te midden van Vientianes verkeersslagader ligt een grote, vijfbaanse rotonde dat om een plein heen cirkelt en te midden van die rotonde staat Patuxai. Jawel, een Zuidoost-Aziatische replica van de Arc de Triomphe, maar dan versiert met boeddhistische karakters. Een prachtig gebouw dat op zich wel even de moeite waard was om te bekijken en te fotograferen, maar als je de Arc de Triomphe al hebt gezien, biedt het bouwwerk ook niet zo heel veel nieuws. Helaas was de trap naar boven afgesloten, maar de temperatuur voelde vandaag alsof we levend gefrituurd werden, dus ik weet niet of het een goed idee was geweest om al die trappen te trotseren.
Na een heerlijke late lunch bij ‘Terrasse’ (stokbrood en cordon bleu) vervolgen we onze route naar Vientiane City Centre. Als we ons ooit een local gevoeld hebben, dan is het wel hier. ‘Living like a local’ is een beetje zo’n reizigersideaal, hé? Vissen met de blote handen, slapen op een stuk bamboe, eten van een vuurtje in de rimboe, dat soort idyllische cowboyverhalen. Waar we dan niet aan denken, is het échte ‘living like a local’. Oftewel, in het buitenland doen wat je thuis eigenlijk ook doet.
Vientiane City Centre is een modern overdekt winkelcentrum. Talloze winkels zoals wij die kennen versierden de verschillende verdiepingen (waaronder bijzonder veel juweliers) en er was zelfs een foodcourt en een binnenspeeltuin te vinden. Op de bovenste verdieping vonden we een bioscoop, een bowlingbaan en een speelhal. Oftewel, een heel leuk winkelcentrum, maar zo eentje die je in Europa ook kunt vinden. Dit is dus wat locals doen: in het complete winkelcentrum zijn we maar één groepje westerlingen tegengekomen en kregen we dus een heel leuke indruk van het leven van de ‘echte’ Vientiaan. We vertoefden een leuk uurtje in de speelhal waar Geertje haar skills van de opleiding Pedagogiek nog even inzette bij drie miniatuur-Laotianen en bowlden een potje tegen elkaar, waarbij Geertje het om nog steeds onduidelijke redenen ineens behoorlijk op haar heupen kreeg (en won): van de tien beurten drie keer geen spare of strike is wel even het benoemen waard. Gelukkig zijn onze enkels wel intact gebleven.
Deze topdag sloten we af op de rooftopbar Tipsy Elephant (eindelijk een rooftopbar zonder dresscode) met uitzichten over de van boven wat minder mooie stad, de Mekong en in de verte zelfs buurland Thailand. Richting de rivier ontwaarden we zelfs licht en muziek, dus besloten we nog even die kant op te struinen en Vientiane wist ons wederom positief te verrassen. Een klein en knus nachtmarktje wist zich te onderscheiden van alle andere nachtmarkten die we gezien hadden met alleen maar rode tentjes en toen we de muziek volgden kwamen we zelfs op een kermisje uit met de meest pittoreske attracties die ik ooit gezien heb. Een treintje dat een rondje van hooguit twintig meter reed, twee ‘reuzen’radjes met karretjes waar ik zelfs in de meest uitdagende yogaposities niet in zou passen en een achtbaan die bij menigeen in de huiskamer zou passen. Het mooiste van alles: ook hier weer nagenoeg geen toeristen en alleen maar locals. ‘Living like a local’ begin ik te voelen, want het voelt op de een of andere manier heel echt om geen wit gezicht te zien. Ohja: het Vientiaanse ringwerpspelletje krijgt ook een eervolle vermelding. Normaal gooi je ringen over iets wat in de verste verte iets weg heeft van een staaf, maar op de kermis van Vientiane gaat die afspraak niet op: hier zijn je doelwitten een stel levensechte ganzen die door elkaar heen rennen in een konijnenhok. Laat Greenpeace het maar niet horen.
Vientiane, de veel overgeslagen hoofdstad van Laos. Enerzijds begrijpelijk, anderzijds ook echt heel erg leuk om een dagje doorheen te fietsen en even aan thuis te denken met een goede kapsalon, maar dan is het ook wel goed geweest. De stad vervult in ieder geval het basisprincipe van een stad en dat is dat je hier als geen andere plek in dit land, mits je geld hebt voor Laotiaanse begrippen is mijn inschatting, gewoon simpelweg goed kunt wonen.
Wat moet je wél doen?
- COPE Visitor Centre. Voor een afschrikwekkend, luguber, maar oh zo werkelijk stukje Laotiaanse geschiedenis. Je kunt niet naar het meest gebombardeerde land ter wereld gaan, zonder even een fractie gevoeld te hebben van hoe dat voor de bevolking zou moeten zijn geweest.
- Kapsalon eten. Een stukje Turks-Nederlandse voedselcultuur in Zuidoost-Azië? Lekker kapsalon eten kan simpelweg niet ontbreken bij een bezoek aan Vientiane.
- Huur een fiets. Fietsen door Vientiane is makkelijk te doen het helpt natuurlijk wel dat de meeste hoogtepunten dicht bij elkaar liggen.
- Bezoek de nachtmarkt. De meest ondergewaardeerde nachtmarkt in heel Zuidoost-Azië. Het geheel van rode tentjes vormt een ontzettend sfeervol geheel en we snappen eigenlijk niet waarom deze nachtmarkt niet vaker genoemd wordt op al die populaire lijstjes.
- Winkelen in het winkelcentrum. Je hebt het al gelezen in de blog, maar Vientiane huisvest een winkelcentrum van formaat en als je je eens lekker tussen de locals wilt begeven, moet je hier eens een middagje spenderen. Inclusief bioscoop, speelhal en bowlingbaan. Wat wil een mens nog meer?
Wat moet je níét doen?
- Patuxai (als je al in Parijs geweest bent). Mooi gebouw, deze Laotiaanse Arc de Triomphe, maar als je al in Parijs geweest bent, dan biedt het gebouw je ook helemaal niks nieuws. Een beetje een strenge keuze voor het kopje 'wat moet je níét doen', maar anders blijft het ook maar zo leeg hier.
Reactie plaatsen
Reacties
Tja, je hebt je chauffeur niet voor het uitzoeken en ongetwijfeld is discriminatie ook in het Laotiaanse Rotterdam aan de orde van de dag. Groot verschil met het echte Rotjeknor is dat ze het in Laos en aanverwante landen toch echt deels van de toeristen moeten hebben.
Wat een tegenstellingen in Laos! Aan de ene kant bittere armoede aan de andere kant Hoog Catharijne met alle glamour en glitter! Gelukkig kunnen jullie genieten van een Westers dagdeel om daarna weer met beide benen op de grond te staan en je te realiseren waar je bent.
Gelukkig geen discriminatie in Vientiane zelf, maar het was de buschauffeur uit Luang Prabang (maar). :)
Glitter en Glamour viel nog wel mee hoor in Vientiane! Het was vooral het verschil met de rest van het land. In Thailand zou Vientiane niet zo opvallen, denk ik.
COPE visitor centre...indrukwekkend en voor ons niet voor te stellen, zò gruwelijk! Het had even tijd nodig om te verwerken...
Living like a local. Juĺlie zijn van alle "markten" thuis hè? 😊
En die prachtige kermisattracties...die zò geweldig tot de verbeelding spreken 😂😂 (dat taalgebruik en die fantasie van jullie) echt fantastisch, weer zò genoten! Tot gauw weer! 😘😘