Muang Ngoy (spreek uit als ‘mongnoi’) is geen dorp van superlatieven. Geen honderdmeterhoge watervallen, geen ziplines die tussen de bomen doorrazen en ook geen Boeddhabeelden die een of ander willekeurig record breken. In Muang Ngoy heb je wel rust, reinheid en authenticiteit en authenticiteit. En vooral dat laatste maakt Muang Ngoy absoluut de moeite waard. Ik was natuurlijk al in recordtempo door de enige hoofdstraat van Muang Ngoy heengerend op de zaterdag dat we nog in Nong Khiaw waren, maar het kostte heel weinig moeite om Geertje te overtuigen er een nachtje te spenderen en dus is niet Nong Khiaw de laatste stop in Laos, maar nemen we jullie nog één keer mee door Laos, naar misschien wel het bijzonderste dorpje van dit prachtige, adembenemend mooie land.
Elf uur vertrok onze boot. Schappelijke tijd, want zodoende hadden we nog tijd om nog één keer zo’n heerlijke panini te halen onder het genot van de nieuwsspeakers in Nong Khiaw en maakte Geertje ook nog twee kleine pasgeboren hondenvriendjes bij de kade vanwaar we op de boot zouden gaan. Eén keer per dag – afgezien van de boten die vanwege een tour stroomopwaarts varen - vertrekt er een klein slowboatje naar het anderhalf uur verder gelegen Muang Ngoy. Ons bootje zit vol: een man of twaalf waarvan ongeveer tweederde uit toeristen bestaat en omdat we de lokale monnik een plek op een van de stoelen gunnen, besluiten we onze benen zo compact mogelijk op te vouwen en aan de achterkant op de vloer plaats te nemen en een rustig, soepel verlopend tochtje over de Nam Ou brengt ons naar ons dorpje van bestemming.
Pak Beng kan nog wat opsteken van de mentaliteit in Muang Ngoy. Toegegeven, deze boot met toeristen is minimaal tien keer zo klein als de slowboat die mensen van Houayxai naar Luang Prabang brengt, maar toch staat er op de pier maar één vrouw die ons – niet eens opdringerig - vraagt of we misschien al ergens geboekt hebben en worden er ook geen kinderen schaamteloos ingezet om toeristen wat proviand afhandig te maken. Met zoiets simpels wordt er door Muang Ngoy al punten gescoord. Gewapend met onze volle backpacks zetten we koers naar onze plek van overnachting die Geertje via AirBnB heeft weten te hosselen en dat bleek nog geen eenvoudige opgave te zijn. Hoewel de wandeling maar vijf minuten was (Muang Ngoy is écht klein), bracht de route ons over stenen weggetjes, over olifantenpaadjes met steile afdalingen langs de Nam Ou en tussen lukraak geplaatste huizen door naar een prachtig houten hutje met een adembenemend uitzicht over de rivier. Als we even later in onze hangmatten ploffen, valt ons een ding op: de rust. Ik zei het al eerder: rust en reinheid vieren hoogtij in deze contreien van Laos en dat was nergens zo goed merkbaar als in de hangmat die voor onze tent gespannen was.
Muang Ngoy kende een jaar of vijf terug een klein toeristisch opmarsje, maar legt het intussen af tegen het slinkse gedrag van de touroperators in Nong Khiaw. In het dorpje zijn dus een handjevol guesthouses te vinden en hier en daar een paar restaurants. In het dorpje zelf is niet zo veel te doen, maar dat hoeft ook niet, want dat is tegelijkertijd de charme van Muang Ngoy. Om Muang Ngoy te ervaren, hoef je hier alleen maar rond te lopen en hier simpelweg te zijn.
Dus deden we dat. In de late namiddag van onze dag van aankomst, wandelden we door het dorp heen. Westerlingen kun je hier echt op maximaal drie handen tellen en alleen al wandelen op de hoofdstraat doet je van de ene verbazing in de andere vallen. Er lijken meer kippen dan mensen te wonen in dit kleine dorpje en die lopen ook zo vrij als maar zijn kan rond. Hier en daar houden de bewoners duiven en ander gevogelte onder rieten manden langs de weg en versieren ouderwetse landbouwvoertuigen die in Nederland in een antiekmuseum niet zouden misstaan, het straatbeeld. En bovenal: rust, rust en nog eens rust.
Terwijl we eten bij het drijvende restaurantje (dé blikvanger van Muang Ngoy) dat in beheer is van de eigenaresse van houten hutje, hebben we al snel besloten: we boeken nog een nachtje bij en na een prima maaltijdje liggen we de rest van de avond in de hangmat. Een dag later besluiten we wat buiten het dorp te gaan wandelen. Natuurlijk, vanwege de blindgangers die hier ook nog liggen is het oppassen geblazen, maar als je gewoon op de gebaande paden blijft, is er niks aan het handje. Een wandeling van drie kwartier zou ons naar de Tham Kang Cave moeten brengen, maar dat liep ietwat uit de hand. De wegbewijzering is hier natuurlijk niet zo fantastisch, evenals het bereik om even via Maps de route te checken, waardoor we eerst twee keer een verkeerd pad volgden alvorens we eindelijk het goede hadden.
In onze zoektocht naar de juiste route, ontmoetten we Delphine, die ook meermaals de foute afslag gepakt had, en op basis van die naam hoef ik je denk ik niet uit te leggen uit welk land Delphine afkomstig is. Delphine is wel echt een topwijf zeg. Samen met haar man en twee kinderen van 7 en 10 is ze een jaar de hort op. Zelf is ze lerares en hebben zij en haar man een regeling getroffen dat de kinderen op reis les krijgen. Lijkt me niet dat dat de meest ideale omstandigheden zijn om een reis te maken, maar als je erover nadenkt, is het wel fantastisch voor de ontwikkeling van die kinderen. Zo’n reis maken is nou de definitie van praktijkgericht leren en hoe leer je nou meer dan als kind in bepaalde delen van de wereld met eigen ogen te zien hoe het eraan toegaat? Respect voor Delphine, want al klinkt het als een idyllisch plaatje, lijkt het me dat reizen met kinderen toch wel wat energie kost.
Aangezien we al twee maanden met elkaar opgescheept zitten en we de gespreksstof wel een beetje vers moeten houden, is het dan ook niet zo’n heel grote ramp om zo nu en dan een leuke gesprekspartner erbij te hebben. Toen we met z’n drieën eindelijk de goede route te pakken hadden, klopte de tijdsinschatting van eerder wel en na drie kwartier stonden we bij de ingang van de Tham Kang Cave. Eerder zei ik dat Muang Ngoy niet het dorp der superlatieven was, maar toch kwam er bij deze grot even iets bijzonders naar voren dat me toch het benoemen waard lijkt. Je kunt namelijk zwemmen in Tham Kang Cave. Althans, er is water, het plekje is niet zo heel bekend (we waren de enige drie gedurende de hele tijd dat we hier waren) en er staat nergens dat je er niet mag zwemmen, dus dan is een conclusie zo getrokken. En dat water is helder. Maar dan ook echt: helder. IJsland claimde ’s werelds helderste water te hebben. Dat vind ik sowieso wel een betwistbare uitspraak (hoe meet je de helderheid van ieder waterlichaam ter wereld?), maar als me de afgelopen twee maanden iets is bijgebleven, dan is het wel dat ieder plekje wel ‘het grootste dit’ of ‘het meest dat’ voor zijn toeristische attractie wil hebben. Dat zullen we ongetwijfeld nog heel vaak gaan terugzien op de blogs en ook wel begrijpelijk: als er iets is wat ergens het grootste, het mooiste of het beste in is, dan wordt er toch een stukje nieuwsgierigheid geprikkeld. Goed, terug naar dat water, want dat water in de Tham Kang Cave is ook zo helder als pas gezeemd raam en doet wat mij betreft een gooi naar diezelfde titel. Toen we van een verhoginkje in de grot op het wateroppervlak keken, leek het net of het water niet dieper ging dan je enkels, maar dat bleek gezichtsbedrog te zijn: het water kwam in elk geval bij Geertje bijna tot haar middel, maar omdat het zó helder was, was dat niet te zien. Misschien maakt Muang Ngoy wel aanspraak op het meest heldere water ter wereld, maar dat is maar een claim die ik nu maak die ik met geen enkele mogelijkheid ook maar enigszins kan onderbouwen, maar het is leuk om dat te denken, toch? Waarom het water zo helder is? Al sla je me dood en cremeer je me in een bordeel. Ik zou het niet weten.
Als je na zo’n wandeling in de hangmat ploft, uitkijkt over de Nam Ou en een ijskoude Beerlao opentrekt, weet je dat het leven je op dat moment gunstig gezind is. We halen samen met onze buren (een koppel bestaande uit de Nieuw-Zeelandse Preston en de Finse Miia) alvast wat kaartjes voor de boot naar Muang Khua (zeg: ‘monkwa’) één dag later en later sluiten de Franse Alicia en Thomas (die gaan ook gezellig mee op de boot, maar zijn geen koppel, al zou je dat wel denken) aan voor een heerlijk Laotiaans dinertje aan de rivier. We hebben gemerkt dat er in Zuidoost-Azië behoorlijk wat toeristen zijn die – hoe zeg ik het netjes? – ietwat aan de jonge kant zijn, nog een behoorlijke geldingsdrang hebben en wat last hebben van naweeën van de puberteit, maar dat specifieke publiek voelt zich niet zo aangetrokken tot plekken als Muang Ngoy. Het resultaat? Een fantastische avond met z’n zessen en een waardige afsluiter voor Muang Ngoy.
De boot naar Muang Khua vertrekt een dag later om 13.00 in de middag en die boot markeert écht het begin van onze reis naar Vietnam: een pittige tocht die in totaal ruim anderhalve dag in beslag gaat nemen. Omdat Muang Ngoy geïsoleerd aan de Nam Ou ligt, is de enige manier om het dorp te betreden en te verlaten, de rivier zelf. We lunchen nog even met Preston en Miia alvorens we het bootje opstappen. Op het bootje worden we vergezeld door de Engelse Adam en de Deense Lin, die zonder enige moeite ons gemêleerd clubje uitbreiden tot acht personen en melancholisch zwaaiend naar Muang Ngoy, nemen we afscheid van het bijzondere, authentieke dorpje waar we onwijs veel van genoten hebben.
Een boottocht van vijf uur ligt dus in het verschiet en ik ga er even een leuk rekensommetje op loslaten. We zijn met z’n achten. Per dag vertrekken niet meer dan twee boten (eentje vanuit Muang Ngoy, eentje vanuit Nong Khiaw) naar Muang Khua. In tegengestelde richting geldt hetzelfde: twee boten verlaten Muang Khua waarvan er eentje Muang Ngoy en eentje naar Nong Khiaw gaat. Laten we er dus even van uitgaan dat er per dag tweeëndertig toeristen naar Muang Khua varen of van Muang Khua vertrekken. Als je dat vermenigvuldigt met 365, krijg je 11.680. Zou het dan zo zijn dat er per jaar 11.680 toeristen in Muang Khua komen? Als dat zo is, behoren wij tot de 0,00000146% van de toeristische wereldbevolking die jaarlijks de tocht over de Nam Ou waagt. Natuurlijk, dan reken ik de locals niet mee, maar toch wel een leuke statistiek, nietwaar?
Want die locals, die waren er. Op een kwart van de route naar Muang Khua is namelijk een enorme dam gebouwd. Vandaar verlieten we het bootje en liepen we volledig bepakt naar een tuk-tuk die ons naar de andere kant van de dam bracht. Hier wachtte een ander bootje en toen waren we niet de enigen meer. Met een stuk of twaalf Laotianen moesten we nog zo’n drieënhalf uur de boot delen en dat is behelpen. Het begrip ‘personal space’ heeft Laos nog geen voeten in aarde en alsof we met z’n allen op een dronken avond om drie uur ’s nachts in een kroeg met de armen om elkaar heen geslagen ‘Brabant’ van Guus Meeuwis stonden te zingen, vertrokken we van de dam naar Muang Khua. Gelukkig was er van deze intimiteit niet de gehele rit sprake, want de boot hier blijkt het openbare vervoersmiddel van de locals te zijn en om de haverklap meerde de kapitein aan op een ogenschijnlijk onbewoonde plek (hoewel het getrainde oog tussen al het groen hier en daar wat simpele hutjes kon ontwaren) waar steeds weer een andere Laotiaan met een grote zak voedselwaren, boodschappen of zelfs een scooter uit de boot stapte. Uiteindelijk zaten we meer met z’n achten en hadden we nog een uurtje de tijd om zónder Laotianen in ons aura van de omgeving te genieten en te kijken naar de spaarzame Laotianen die zich in dit dunbevolkte deel van het land peddelend en met netten vissend op de Nam Ou bevonden. Prachtig.
Muang Khua
In Muang Khua gingen we met z’n achten op zoek naar een guesthouse. Haast was geboden: Prestons blaas was na het overschot aan bier dat hij drieënhalf uur eerder op de dam had ingeslagen, veranderd in een tikkende tijdbom die ieder moment kon ontploffen en we belandden in een prima guesthouse met een dakterras dat later die avond het decor zou worden voor een avond die uit de hand zou lopen. We aten bij het enige restaurantje in het dorp en kregen veel nieuwsgierige blikken toegeworpen want klaarblijkelijk had het gros van de inwoners van Muang Khua geen beeld van wat een westerling nou precies is. Dat weerhield het winkeltje tegenover het restaurant er niet van om keiharde techno en hardcore door de speakers te knallen. Ja, laat dat even bezinken: van alle plekken in Laos is hier in het compleet onbekende Muang Khua een zestal vrouwen (geen man in zicht) met uiteenlopende leeftijden tussen de 5 en 85 (ja, echt) en met hun lippen als een bakstenen fundament van een huis op elkaar gemetseld, dat voor een totaal niet opvallend winkeltje zit, terwijl ze keiharde Nederlandse hardcore luisteren. Ik heb wel eens minder vreemde taferelen in mijn leven gadegeslagen, kan ik je vertellen.
Hoe het ook zij: een combinatie van een noedels en groente vulde onze magen en met acht grote blikken Beerlao toostten we op Miia: die was namelijk 34 geworden die dag. Dat ging gevierd worden. Een bus zou ons een dag later om 6.30 naar de Vietnamese grens brengen en je moet er vroeg zijn om een plekje te bemachtigen (vol is vol is de vuistregel en is de bus voor 6.30 gevuld dan is-ie pleite) dus stond de wekker al om 5.00, maar dat weerhield ons er niet van om Miia’s verjaardag (te) goed te vieren en op het dakterrasje van ons guesthouse vloeide het bier rijkelijk. Het was niet alleen Miia’s verjaardag, maar Alicia en Thomas (nee, echt geen koppel) zouden ons niet naar het buurland van Laos vergezellen, dus vormde die avond tevens een afscheid. Alle ingrediënten voor een uit de hand lopende avond waren en samen met de ravende vrouwenbrigade twee straten verder zorgden we met z’n achten voor het enige teken van leven op dat late tijdstip van de dag en enigszins waggelend doken we om twaalf uur ons bed in, in plaats van de vooraf afgesproken tijd van 22:00. Ach, die beslissing kan nog wel even bij ons rijtje van idiote keuzes gevoegd worden: een ideale voorbereiding voor de lange reisdag die al onchristelijk vroeg een dag later zou gaan beginnen.
En dat viel niet mee. Bij het opstaan voelde het alsof er vrachtwagens op onze hoofden hadden gereden. Lin heeft uit misère bijna een halfuur gedoucht waardoor de voorraad water bij de rest van de kamers even op was en enigszins haastig wisten we rond 6.15 naar het busstation te lopen. Alicia en Thomas zagen we niet meer. Die hadden het uiteraard beter bekeken door uit te slapen. Gelukkig wisten we alle zes een plekje in de bus te bemachtigen en met een maag die van ellende nog wat onaangekondigde en vrij onprettige omwentelingen maakten, zette de chauffeur koers naar Taichang: de grens met Vietnam.
Wat moet je wél doen?
- Tham Kang Cave. Een grot met (naar ik denk) 's werelds helderste water waar je een duik in kan nemen en dat helemaal alleen? Waarom vraag je je nog af of je hier heen moet.
- In een hangmat liggen. De rust. De stilte. De geluiden van de natuur. De authenticiteit. Het maakt me niet uit waar je het doet, maar in Muang Ngoy móét je minimaal één keer in een hangmat liggen en he-le-maal niks doen. En dan genieten. Man, wat een plek.
- Lokaal eten. Lokaler dan dit ga je het niet krijgen. Op een plek waar een auto nog een utopie is, moet het eten wel authentieker dan waar ook zijn. En zo is het ook, want de Laotiaanse maaltijden die je hier voorgeschoteld krijgt, behoren tot de beste.
- Rondstruinen. Muang Ngoy is echt pittoresk, maar loop hier gewoon eens rond en je zult zien dat je gemakkelijk twee uur over een paar straten kunt doen. Op ieder punt het zie je wel iets anders wat je normaliter in het dagelijks leven niet zult zien. Dat klinkt bijna als Bangkok, maar niets is minder waar.
Wat moet je níét doen?
- Langer blijven in Muang Khua. Tja, het is wat het is. Muang Khua is gewoon een doorreisplekje. Niks mis mee en het is geen vervelend plaatsje, maar het is er wel heel vies en er is simpelweg niks te doen en niets bijzonders te zien. Behandel het dus ook maar gewoon als doorreisplekje en vertrek 's ochtends vroeg weer.
Reactie plaatsen
Reacties
Leuk dat jullie toch nog het authentieke dorpje aangedaan hebben en vooral dat jullie je rust genomen hebben. Dat was wel nodig om de vooravond van de reis naar Vietnam door te komen! Tjesus wat kunnen jullie veel aan Bacchus offeren! Gecombineerd met slaapgebrek krijg je de definitie van BRAK! Hoop dat de reis jullie enigszins de gelegenheid geeft weer bij te tanken voor nieuwe avonturen in Vietnam.
Even terug naar het vorige blog. Niels vergelijk jij de deelnemers van John de Mol nou met Geertje?
Die hondenvriendjes heeft ze van mij. Ik loop ook iedere hond na en koop brokjes voor al deze lieverds. Breng een pup mee naar huis Geer!
Wat leuk dat jullie toch nog naar dit mooie dorpje zijn gegaan! Pluk de dag past daarbij! Hou daaraan vast...
Niels wordt jij Moslim?
Wat leuk dat je terug gegaan bent naar dat dorpje!
Op naar Vietnam. Succes met de magen en hoofden.
Ha ha ha, cremeren in een bordeel, die heeft de DELA nog niet, maar lijkt me geweldig. Heb nu al een brandend verlangen... over een jaar of 30 welteverstaan ;-)