Van de vier dagen die Anita ons vergezelt, kiezen we net de dag uit waarop we een lichte kater in de benen hebben, om de zwaarste wandeling van de tijd die we samen hebben te maken. Vandaag gaan we naar Taman Negara Pulau Pinang. In het (deels) Nederlands: Nationaal Park Pulau Pinang. Toen oppervlaktes aan Maleisische Nationale Parken werd uitgedeeld, stond Pulau Pinang niet vooraan in de rij, want het park is maar 2500 hectare groot. Voor Nederlandse begrippen zijn dat behoorlijk wat weilanden, maar de realiteit is dat in Nederland eigenlijk alles klein is en Pulau Pinang het kleinste Nationaal Park van Maleisië is.
Nog vloekend over het feit dat we het met z’n drieën iets te bont hebben gemaakt gisteravond, stappen we een taxi in die ons naar het meest noordwestelijke puntje van Penang Island brengt en zodra we de taxi uitstappen, ontfermt er zich meteen een vriendelijk mannetje over ons die ons meteen wegwijs maakt in de routes die we kunnen volgen. Er zijn twee trails en we kiezen voor de trail die dwars door het park gaat en ons naar het zogeheten Turtle Beach brengt, waarna we met een bootje naar Monkey Beach gebracht zullen worden. Moeilijk was die keuze allerminst, want die andere trail is onderhevig aan onderhoudswerkzaamheden en dus gesloten.
Als je 60+ bent, dan krijg je een mooie korting voorgeschoteld. Nadat we bij de plaatselijke Thai (George Town en een smeltkroes aan culturen gaan hand in hand, weet je nog?) een heerlijke maaltijd van rijst en kip de baas maken (waarbij Geertje, die het het zwaarste heeft van ons drieën, de maaltijd keurig binnen weet te houden), lopen we naar de entree van het park waar Anita een wantrouwige blik toegeworpen krijgt. “What’s your age?” vraagt de man achter de balie. Anita’s leeftijd? Er zijn nog wel wat lentes nodig om de 60 aan te tikken, dus laat Anita zich een potentiële korting ontzeggen door fier vast te blijven houden aan haar 55 jaar, maar het feit dat ze al boven de 60 geschat wordt, zal de komende dagen als een rode draad terug blijven komen. In ieder geval zeker door mij.
National Park Pulau Pinang
We slepen Anita’s bejaarde karkas door de poort heen en we zijn meteen in onze hum. Kijk, George Town is echt een fantastische stad. Sfeervol, gezellig, mooi; noem het maar op. Maar iedere keer dat we de natuur in gaan, zijn we het erover eens dat we alles wat moeder Natuur ons te bieden heeft, toch altijd het mooiste, indrukwekkendste en meest inspirerende vinden. Als we de eerste vierhonderd meter over een verhard pad langs een strandje gelopen hebben, hebben de eerste twee komodovaranen ons al verwelkomt (bedankt voor je arendsoog, Geertje)! Komodovaranen? Wat dat zijn? Kolossale hagedissen die op de bek na eigenlijk verrassend veel weghebben van een krokodil. De eerste duikt te snel weg voor de foto, maar de tweede duikt het water in om vervolgens als de Heidi Klum onder de komodovaranen bij een boomstam te poseren.
Vierhonderd meter keurig geplaveid pad en een hangbruggetje verder, trekken we de rimboe in. Een steile klim van ongeveer een halfuur volgt en als een jonge hinde weet zelfs Anita haar 60-jarige lichaam de berg kundig op te slepen. De wandeling is echt waanzinnig mooi. Hier en daar is er wat gematigd klimwerk vereist en we zijn vooral aan het genieten van de levendige geluiden van de jungle. Het is weliswaar benauwder dan een sauna in een Duits wellnessoord, maar het feit dat we door de dichte bossen eigenlijk continu in de schaduw lopen, scheelt al een hoop. We hoeven onze huid gelukkig niet om de hectometer van een nieuwe laag zonnebrand te voorzien.
Na die twee komodovaranen houden de dieren een koffiepauze, want we zien buiten wat vlinders en het gebruikelijke ongedierte een hele poos niks. De wandeling duurt zo’n anderhalf uur, ook omdat we een paar keer stoppen omdat we onszelf de illusie wanen ergens dieren te spotten, maar tijdens de laatste kilometer lijkt de koffiepauze voorbij te zijn. Geertje heeft haar arendsoog aan mij gegeven en op een boom spot ik twee rare beesten die vastgekleefd zitten aan een boom, die ik het best kan omschrijven als een mengelmoes tussen een aap, een kat en een vleermuis met een wingsuit en achteraf weten we dat het hier gaat om een Maleise vliegende kat. De eerste keer in ons leven dat we die zien. Wat wel meteen opvalt, zijn de enorme, smekende kraalogen van het beest, alsof ze van een onschuldig peutermeisje op de crèche zijn die per ongeluk in haar broek gepoept heeft.
Op precies datzelfde plaatsje doemen er nog een paar brillangoeren op in de boomtoppen en die heten niet voor niets zo, want het zijn zwarte apen en het lijkt net of ze witte brillen dragen. We kunnen ze niet goed zien en het is een behoorlijke uitdaging om ze goed op de foto te krijgen, maar wat wel zeker is, is dat deze apen wel van een iets ander formaat zijn dan de makaken die we intussen al honderd gezien hebben. Fantastisch gewoon!
Eenmaal aangekomen op Turtle Beach staat de boot ons al op te wachten en hebben we geen tijd meer om naar de schildpaddenopvang te gaan die aan het strand ligt (heel lang naar die vliegende katten en die langoeren zitten koekeloeren, maar dat was het ook wel waard). Op Turtle Beach is het verboden te zwemmen. De reden? Kwallen. Als we in het bootje stappen, moet je flink je best doen om géén kwallen te zien. Enorme moordunits drijven overal dom door het water en in tegenstelling tot veel andere plekken waar we geweest zijn in de Straat van Malakka en eerder de Andamanse Zee, zijn die kwallen hier niet seizoensgebonden. Die verschrikkingen zitten hier gewoon altijd. Misschien dat die kale Duitser van de snorkeltour in Koh Lipe wel een duikje had gewaagd.
Onderweg naar Monkey Beach, waar we nog even een uurtje gaan chillen, spot de kapitein nog een witte zeearend in een van de bomen en Anita acht het noodzakelijk om mijn oor in de toestand van Geertjes oor te helpen door onaangekondigd loeihard op haar vingers te fluiten, in de hoop die zeearend te wenken of iets dergelijks, maar natuurlijk krijgt ze nul op d’r rekest en interesseert het dat beest geen moer dat er gefloten wordt.
Monkey Beach heet niet voor niks Monkey Beach. Nadat ik een kokosnoot koop en Geertje en Anita een blikje fris op de kop tikken, zien we overal waar we kijken van die typische, Aziatische langstaartmakaken rennen en klimmen. Eerder is al gebleken dat die beesten niet mensenschuw zijn en dat geldt ook voor deze exemplaren. Niet meer dan eens wordt er een kokosnoot ontvreemd en als Anita met Geertje een ommetje maakt op het strand en ik weer typisch niet op zit te letten, is onze bus c-merk Pringles ook opeens verdwenen. Ik probeer Geertje nog de schuld te geven dat ze de bus in haar eentje soldaat gemaakt heeft, maar die strategie oogst bijzonder weinig succes. Een uurtje wordt een anderhalfuur (Maleisiërs blijken niet zo van de tijd) en we worden met de boot weer teruggebracht naar de ingang, waar we een taxi – die ook verrekte lang op zich laat wachten – terug nemen naar ons appartement boven Island Plaza. Nou, Anita, dat was best een intensief dagje. Applausje dat je dat met je geschatte zestig jaar toch maar even bol weet te werken. Petje af! Ik denk dat menig vrouw van Sarahleeftijd dubbel zo lang over die hike zou hebben gedaan. Dus we zijn trots op je, (schoon)moeders!
Foodcourts van George Town
’s Avonds gaan we terug naar George Town, met de pap flink in de benen door die knetterbenauwde hike door de jungle. Geen gezuip in Love Lane deze keer, maar een plaatselijke food court (een Aziatische eetmarkt die niet op- en afgebroken wordt) staat vanavond op de planning, want we willen Anita ook laten proeven van die heerlijke Maleisische keuken die we hebben leren kennen. We eten weliswaar heerlijk, maar niet Maleisisch, want ook de food courts van George Town zijn net zo cultureel divers als de stad zelf. Thaise worst, Mexicaanse quesadilla’s, Indonesische kip en Japanse gyoza zijn maar een paar voorbeelden van de gerechten die we op ons tafeltje hebben liggen. Lerend van het verleden, gooien we na de maaltijd de handdoek in de ring, drinken we in het appartement nog een blikje bier en liggen we op tijd op bed.
Penang Hill
Ik weet intussen niet meer welke dag het is, maar we gaan in elk geval naar Penang Hill. De naam 'Penang Hill' geeft je de illusie dat je op een heuvel bent, terwijl Penang Hill eigenlijk een keten van tien kleine bergen is. Penang Hill ligt heel gunstig iets ten noorden van het middelpunt van het eiland en omdat we ons Aniet de echte Azië-experience gunnen, besluiten we die route op een motor af te leggen. Makkelijker gezegd dan gedaan: we zitten net buiten de stad aan de rand van een chique woonwijk en logischerwijs staat hier niet op iedere hoek van de straat een andere scooterverhuurder. Het wereldwijde web vertelt ons dat er op een klein halfuurtje lopen verder wel een zou moeten zijn, dus besluit ik een wandelingetje te maken om twee motoren te huren en vervolgens met eentje terug te rijden om Anita op te pikken, maar als ik bij het winkelcentrumpje waar doorgaans alleen de Maleisische bovenklasse zich op z’n plek voelt beland waar de verhuurder zou moeten zitten, blijk ik voor niks al in de vroege ochtend verbrand te zijn door een halfuur in de snikhete zon te lopen. De verhuurder bestaat niet!
Nou, kus m’n kl*te maar, ik boek een taxi terug en ik neem Anita en Geertje wel mee in een taxi naar Penang Hill. Dat is dus ook wat er gebeurt, na een koffietje gedronken te hebben bij de Starbucks om de hoek (je hebt ook echt alle culturen hier op Penang, hé?).
Maleisië is in alles eigenlijk een stuk strakker dan landen als Laos en Cambodja, misschien zelfs nog wel wat strakker dan Vietnam. Dat blijkt zodra we bij het ontvangstcentrum van Penang Hill aangekomen zijn. Het centrum waar we verschijnen is tip-top in orde en doet een beetje denken aan het Oriental Village bij de Sky Cab op Langkawi. Overal zijn restaurantjes van voedselketens te vinden en als je hier geen passend souvenirtje weet te vinden dan heb je de lat wel héél hoog voor jezelf gelegd. Niet helemaal ons ding, maar dan moet Penang Hill het wel waard zijn.
We kopen een kaartje om naar de top van Penang Hill gebracht te worden. Als ze hier een kabelbaan zouden bouwen, dan zouden ze wellicht de sky cab in Langkawi van de troon stoten, maar Penang Hill heeft zijn eigen toeristenmagneet bedacht: een treinspoor met twee pendelbussen die ons één van de tien heuvels optrekt. Als we één ding geleerd hebben van dit soort toeristische parken, dan is het dat er een grote kans is dat het entreekaartje niet het laatste is waar geld voor gevraagd wordt. Het is een leuk ritje, maar de cabine wordt volgestampt als de trein van Cuijk naar Nijmegen tijdens de Vierdaagsefeesten, maar dat mag de pret niet drukken: eenmaal boven worden we getrakteerd op de allermooiste uitzichten over George Town die je je maar kunt voorstellen.
Hoe kun je daar beter van genieten dan met een koud Tigerbiertje de verte in te staren? Inderdaad, dat kun je niet op een betere manier doen, dus bestellen we er alle drie één. We lopen wat rond en zien dat de verwachting van eerder klopt: het biertje is al flink aan de prijs (29 ringgit per goudgeel geluksvloeistofje, omgerekend 5,60 euro) en hier en daar ontwaren we wat wandelpaden die ook weer wat entreegeld bovenop de entreeprijs voor het park vereisen. Als naïeve antilopen zien we veel toeristen rechtstreeks het hol van de leeuw in rennen. 10 ringgit voor een foto in een hartje? Waarom niet? Ons niet gezien, maar één ding is zeker: bij dit soort toeristische trekpleisters weten ze vakkundig zo veel mogelijk geld uit je beurs te snoepen.
Even later besluiten we een rondje te wandelen en komen we langs een hindoeïstische tempel op. De eerste hindoeïstische tempel die we zien. Mijn hemel, wat een verscheidenheid aan kleuren hanteren die hindoeïstische architecten! Het is net of je in groep 4 tijdens een uurtje handenarbeid gaat schilderen en ze een palet geeft met alle kleuren van de regenboog, waarbij de tempel het canvas is en ze, zonder ze grenzen te stellen, helemaal los mogen gaan. Eerlijk gezegd levert dat wel een mooi resultaat op. De tempel is mooi, kleurrijk en je wordt er vrolijk van. Weet je, we mogen nu best hopen dat we nog wat meer hindoeïstische tempels tegen het lijf lopen.
We sluiten Penang Hill af met een wandelingetje door het park en besluiten voor de Canopy Walk te gaan: een meer dan vijfhonderd meter lange route door de boomtoppen over een verhoogde brug. Dat klinkt fantastisch, toch? Dat lijkt het ons ook, maar bij de entree wordt er, zoals het een echte toeristische trekpleister betaamt, weer geld gevraagd. Let wel: allemaal bovenop de oorspronkelijke entreeprijs die al betaald is. Die toegangsprijs is niet mals: 80 ringgit per persoon (deel maar door vijf en dan heb je ongeveer het bedrag in euro’s). Toegegeven, dit hadden we kunnen voorspellen, dus we maken rechtsomkeert en besluiten een andere route te volgen. Geen Canopy Walk voor ons vandaag, maar wel een andere wandeling die ook wat groene kiekjes zal moeten opleveren. De route is leuk en mooi, zeker omdat Penang Hill veel mooie bloemen heeft (er zijn meer dan honderd endemische plantensoorten op die bergen te vinden), maar aan de hike één dag eerder door Pulau Pinang kan de wandeling niet tippen. Twee beste wandelingen in twee dagen: dat Anita dat met haar geschatte zestig jaar gelukt is, is bewonderenswaardig.
Een rooftopbar
We douchen ons na een nog krappere tramrit naar beneden en pakken een taxi terug naar George Town om een cocktailtje te doen bij Sphere. Sphere is een rooftopbar en in Azië stikt het van die dingen, maar doorgaans vragen ze de hoofdprijs van de eindejaarsloterij voor een drankje, dus hebben we eigenlijk nog niet echt een rooftopbar bezocht. Vandaag komt daar verandering in en zitten we bij Sphere Rooftopbar, een barretje dat op internet wat mooier lijkt dan dat het in werkelijkheid is, maar nog steeds de moeite waard blijkt. De zonsondergang wordt door de wolken een beetje verdoezeld, maar daar smaken de wijntjes van de dames en mijn cocktail (de Ju-Pea-Ter, alleen verkrijgbaar op dit platte dak hier) niet minder om.
Onze laatste avond met z’n drieën benutten we ten volste: we duiken Love Lane weer in en het bier vloeit weer rijkelijk. Net als op de eerste avond is het wel zaak dat we voor 12 uur weer terug zijn bij Island Plaza om er zeker van te zijn dat we de nacht niet doorbrengen tussen de ratten en kakkerlakken uit het riool en dat lukt. We beseffen ook heel goed dat Anita morgenavond alweer huiswaarts vertrekt. We zijn haar wel ontzettend dankbaar dat ze de moeite heeft genomen om ons aan de andere kant van de wereld op te komen zoeken, want moeite is zelfs nog eufemistisch uitgedrukt. George Town ligt wel iets verder weg dan de Albert Heijn om de hoek en er is bijna sprake van meer reistijd dan vakantietijd. Maar tegelijkertijd: ze vertrekt morgenavond pas. We hebben nog een hele dag voor de boeg en op die laatste dag, gaan we dan eindelijk weer met de motor op pad.
Die dag begint nog niet zo gunstig. Geertje vindt een scooterverhuurder en als we de taxi uitstappen, staan we plots weer in datzelfde winkelcentrumpje waar ik een dag eerder was en ook vandaag blijkt het onmogelijk om de scooterverhuurder, zelfs met lokale hulp, te vinden. Het is alsof we in de Sahara wonen en na twee dagen struinen in de allesverzengende hitte in de verte telkens een oase zien opdoemen die keer op keer een luchtspiegeling blijkt te zijn. Een taxi naar het centrum van George Town levert wat betere resultaten op en het duurt niet lang voor we richting een lunchtentje brommen.
George Town is niet ’s werelds prettigste plek om te scooteren. Hoewel het verkeer behoorlijk georganiseerd (zeker voor Aziatische begrippen) over de wegen navigeert, is het nog steeds een mierennest aan auto's en motoren op de straten. Anita kan er wel van genieten, maar wij zijn intussen natuurlijk al doorgewinterde motorduivels op het Aziatische asfalt en zijn maar wat blij als we de stad uit zijn. Onze eerste stop, na een halfuurtje gas geven, is de Kek Lok Si tempel. Na een hindoeïstische tempel op Penang Hill, bezoeken we nu een Chinees-boeddhistische tempel in een buitenwijk aan de rand van de stad, terwijl we in het islamitische Maleisië nog geen moskee gezien hebben. Daar gaan we later deze reis nog wel wat verandering in brengen. Voordat we naar de tempel gaan, lunchen we samen nog wat bij GravyBaby's, nadat we de scooters hebben opgehaald. Nou, Nietje, hoewel de chaos in Maleisië wel meevalt, toch een prestatie van formaat dat je je hier zo weet te handhaven. Alwéér een petje af voor jou en dat terwijl ik er de afgelopen maanden al vier ben verloren!
Kek Lok Si Tempel
Alles waar je aan denkt bij een Chinese mythe, komt tot leven in de Kek Lok Si tempel. Lampionnetjes overal waar je kijkt, prachtige tuinen, lange, slangvormige Chinese draken, karakteristieke architectuur en meer Boeddhabeelden dan dat er scooters op Penang rondtuffen. Een minilift die wat wegheeft van dat pendeltreintje bij Penang Hill brengt ons een verdieping hoger en daar staat me een bouwwerk: een bladgouden Boeddhabeeld van een kwartslag gekanteld half voetbalveld groot! Alsof het allemaal nog niet gek genoeg is, is er zelfs een enorm dak op vier pilaren overheen gebouwd. Het is fantastisch, maar de gek die dit ontworpen heeft, ontbreekt het niet aan ambitie. Het is zelfs zo’n imposant bouwwerk, dat we de eindeloze vergezichten over George Town die zich achter ons afspelen, bijna vergeten. Als we weer een ranglijstje opstellen (altijd leuk), zijn we het erover eens dat Kek Lok Si een mooie plek in de tempeltopdrie heeft veroverd, net achter Angkor Wat en de Witte Tempel. Het blijkt hier in de avond ook harstikke mooi te zijn, omdat alles verlicht is. Wie weet hoe hoog deze tempel dan had gestaan in onze ranglijst.
Penang doorkruisen
We brommen weer een stukje door en doorkruisen het eiland zo ergens rond het midden. We maken wat ongeplande stops (we rijden op de bonnefooi) en de eerste daarvan is al verrassend snel nadat we weg zijn bij de Kek Si Lok tempel, omdat er pal naast ons een stuk of tien langstaartmakaken door de bomen aan het slingeren zijn. Het zijn toch wel echt fascinerende beesten hoor, die makaken. Het is alsof we tien Madurodamversies van Tarzan aan het werk zien: ogenschijnlijke dodemanssprongen naar takken en telefoonkabels, waarna ze zich moeiteloos weer opvangen alsof ze de auto in stappen om naar het werk te rijden. Het is gewoon gekkenwerk. Regelrecht gekkenwerk. Als een van ons het zou proberen, dan heb je binnen recordtijd een bingokaart aan botfracturen en spierscheuringen gevuld, maar voor zo’n makaak is het de normaalste zaak van de wereld. Ik weet heus wel dat we afstammelingen zijn van die beesten, maar als er iets is dat we in onze evolutie zijn vergeten, dan is het dat klimmen en slingeren wel.
We vertoeven zo’n twintig minuten aan de rand van de weg, waarna we via een korte, bochtige route naar het Ayer Itam meer kachelen: een kunstmatig ingedamd meer, met geweldige uitzichten en een stuk of veertig langstaartmakaken die zich permanent op de weg gevestigd lijken te hebben. Niet de minste plek voor het maken van een nieuwe Whatsappprofielfoto (wow, vet, een woord met drie p’s achtereen)!
En dan begint de dodemansrit. We wijken af van de autoweg naar een motorpad dat dwars door de jungle heen loopt. En het is niet zo maar een weggetje. Wij zijn de zandbakken en de modder van Koh Rong gewend en de Laotiaanse gravel die voor asfalt door moet gaan, dus ons heb je niet zo snel op de stok gejaagd, maar deze route was weer een uitdaging op zich. De hoogste punten van eilanden liggen (logisch) doorgaans in het midden. Dat betekent dat we ongeveer op het hoogste punt van de route zijn op het moment dat we in het midden van het eiland zitten. De weg daarna? Die leidt steil omlaag. En met steil, bedoel ik heel steil. Stel je een kronkelig fietspad voor dat zo’n twee kilometer aan één stuk door omlaag gaat. Niet zomaar omlaag, maar soms in een hoek van 45 graden. Continu hou ik mijn remmen ingedrukt. Als ik iets te hevig begin te hopen dat mijn remmen de conditie hebben van een Keniaanse marathonloper, maken onze harten een sprongetje als de rechterrem ermee ophoudt en het einde van de daling nog niet in zicht is. In een zo langzaam mogelijk slakkentempo vervolgen we de weg in de hoop dat de linkerrem nog niet op het eind van z'n latijn zit. De angst om de afgrond in te denderen wordt enigszins getemperd door de gedachte dat als het zou gebeuren dat onze linkerrem het onverhoopt zou begeven, we in ieder geval met een weergaloos uitzicht op Gods voordeur zouden kloppen.
Gelukkig komen we zonder kleerscheuren beneden en blijkt mijn rem een beetje oververhit te zijn geweest (hij werkt alweer na een paar minuten op vlak terrein gereden te hebben) en tuffen we over een minstens zo prachtige, bochtige autoweg langs kliffen, fruitbomen en de zee door naar het Hard Rock Café op Penang, waar Anita (die op haar zestigste zich voor het eerst op een motor feilloos een weg door de jungle heeft weten te banen) een shotglaasje (ze spaart shotjes van Hard Rock Café) in de wacht sleept.
Afscheid nemen
En zo komt onze dag alweer ten einde. Het is nog vroeg, maar Anita moet natuurlijk wel op tijd zijn voor haar vlucht. We duiken een shopping mall in om nog één keer wat heerlijke sushi te halen en met een flinke dosis gezelligheid een prachtige vierdaagse af te sluiten, terwijl we ons eens te meer verwonderen over de culturele diversiteit van George Town, waarin zo veel culturen naast elkaar leven. Ik denk dat Anita niet eens een beeld heeft van hoe een etnische Maleisiër er nou precies uitziet, maar dat is ook wel de charme van Penang.
Toch is er ook een andere kant. Als ik zeg dat hier allerlei verschillende culturen vredig naast elkaar leven, dan is het woordje ‘naast’ een heel belangrijke in die zin. Links van ons zit een groepje etnische Maleisiërs, daarnaast een groepje Chinezen en hier en daar zitten groepjes Indiërs. Die groepen lijken altijd naast elkaar in plaats van met elkaar te leven. Niet alleen hier, maar overal waar je in de stad komt. Ook de taxichauffeurs (etnisch Maleisisch, Chinees, Indiaas, of wat dan ook) praten altijd met ‘wij’ en ‘zij’. Natuurlijk verloopt dat bijna altijd vredig, maar is dat dan de optimalisatie van een multiculturele samenleving? Als ik dit typ, ben ik net wakker en ik heb ook niet zo’n zin om m’n hoofd er te veel over te breken en bovendien is dat een conclusie die best wel moeilijk te trekken is na maar een weekje in George Town vertoefd te hebben, als toerist nota bene. Hoe het ook zij: we hebben er in ieder geval van genoten om zoveel culturen naast elkaar te zien bestaan.
George Town is fantastisch gebleken. Wát een sfeervolle stad, wát een prachtige bezienswaardigheden en wát een verbazingwekkend mooie natuur. We nemen emotioneel afscheid van Anita op het vliegveld en zijn het erover eens dat het weerzien nog leuker was dan we gedacht hadden en daarbij komt dat als wij morgen opstaan, we ook een eind gaan breien aan onze tijd in George Town. Eén ding is zeker: ik had nooit verwacht dat ik het jammer zou vinden om die zestigjarige schoonmoeder van me uit te moeten zwaaien. (Maar even zonder gekheid: Anita, hoewel we je altijd aan de leeftijdsinschatting van de kantoormeneer bij Pinang Pulau zullen herinneren, immens bedankt voor de gezelligheid en de fantastische nieuwe herinneringen en wie weet, tot snel!)
Bij thuiskomst in ons appartementje, voelde Geertje zich een beetje raar. Moedertje is na een paar dagen weer vertrokken en daar moet je dan toch even aan wennen. We hebben mooie herinneringen opgedaan en kijken terug op een supertijd in George Town. Het afscheid voelt dan toch wel dubbel... Maar goed... Wie weet, tot snel ouwe (schoon)mams!
Wat moet je wél doen?
1. National Park Pulau Pinang bezoeken. En dan wel met wandelschoenen. De loeihete hike door Pulau Pinang is een van de hoogtepunten in onze nog jonge reis door Maleisië. Een fantastische fauna met dieren die we nog nooit gezien hebben en een prachtige, afwisselende wandeling die dwars door de machtige jungle gaat. Oh ja, houdt wel rekening met een Maleisisch halfuurtje extra als je door de boot opgehaald wordt.
2. De uitzichtpunten op Penang Hill bewonderen. Waar beter genieten van het uitzicht op het veelzijdige eiland Penang dan op de hoogste berg van het eiland? Precies, pak dat veel te dure treintje, prop jezelf in het sardientjesblik en rijdt naar boven. Penang Hill is een pretpark aan vergezichten.
3. Scooteren door het binnenland. Ruige natuur? Check. Wilde dieren? Check. Lijpe paden die voelen alsof je in The Fast and the Furious zit? Check, check, dubbelcheck. Tip van de local: rijd langs de minder dichtbevolkte westkust. Maar alsjeblieft, test je remmen van tevoren. Het laatste dat je wilt, is dat je enige levenslijn bergafwaarts het begeeft.
4. Bezoek het Ayer Itammeer. Iedereen heeft zo op z'n tijd een nieuwe profielfoto nodig. Ook jij. Laat Penang nou net een fabelachtig mooi ingedamd meer in het binnenland hebben waar geen toerist z'n capriolen vertoont. Het hoeft niet lang, maar schiet daar maar eens een paar mooie foto's.
Wat moet je níét doen?
1. Een te volle portemonnee meenemen naar Penang Hill. Hier linksaf? 40 ringgit alstublieft. Een foto vanuit dat hartje? Nog een keer 10. Een scheet laten. Foei! 100 ringgit! Toeristengeld afhandig maken is op dit soort plekken tot kunst verheven, maar laat je daardoor niet in de luren leggen. 90% van de attracties waar je geld voor bijlegt, hebben niet eens een meerwaarde.
2. Zwemmen bij Turtle Beach. Je moet wel een onontdekte soort idioot zijn om bij Turtle Beach het water in te springen. Er zijn meer kwallen dan waterstofmoleculen en ze zijn ook nog eens van zo'n formaat dat ze nog niet in je allergrootste koekenpan zouden passen (hoewel ik me niet kan voorstellen dat je ooit een kwal zou willen bakken, maar dat geheel terzijde).
Reactie plaatsen
Reacties
Oeps die kwam even binnen! Als mijn zusje 60 zou zijn, dan ben ik de 70 ruimschoots gepasseerd!
Welke vrouw van 55 stuitert nog steeds als een dolle Dries over de tennisbaan en weet altijd activiteiten van 36 uur in 24 uur te persen?? Dat is je (schoon)moeder!
Het is een geweldig mooi land om te zien dat Maleisië! Jullie hebben je research goed gedaan om al dat moois thuis al te onderzoeken. Ben benieuwd hoe Australië zal worden! Dikke knuffel van ons.
PS: goed geplaatste touché Anita ☺️😆
Don't shoot the messenger! Het waren de Maleisiërs die Anita continu ouder schatten!
En dat was hilarisch, dus die gaat ze te horen krijgen, maar we zijn wel apetrots op d'r. :)
We’ een kater in de benen? Ik had als enige nergens last van!
60 lentes in de benen… als je weet dan een Maleisiër nogal nauw kijkt, alsof hij iedere dag een stoot op z’n ogen krijgt, dan neem ik hem al niet serieus, naast het feit dat de hilariteit van Nilis net zo groot is, als wanneer ik zit te gniffelen bij de spelfoutjes van onze docent Nederlands 😝💪😉🤭🧐😂 want bond moet toch echt met een T.
Touché!
Ik hoop dat ik je nog mee mag maken op 55 jarige leeftijd en dat je zowel fysiek als mentaal op hetzelfde level staat als ik op dit moment 😉
We hebben prachtige herinneringen gemaakt en het afscheid was (what’s new) weer verdomde lastig.
Wie weet waar ik jullie nog eens ga zien.
Living the good life! -X-
Tjongejongejonge, wat een mooie blog weer! Prachtige natuur, wel "erg" veelkleurige tempels, bijzonder geslaagd weerzien met (schoon)moeder en 4 drukke veelzijdige en. Intensieve dagen zijn driettjes.k.. en fantastisch verrijkt met de vele mooie foto's! Het was weer echt genieten! 🤗😘😘