Leuk, leuk, leuk! Geertje in ik zijn samen een Instagramaccount begonnen, met foto's en filmpjes. Filmpjes kunnen we hier niet plaatsen, want dan moeten we een stuk meer gaan betalen. Stom hé. Geertje doet het gros van de arbeid op Instagram, maar ik doe met een gedichtje bij iedere foto en elk filmpje ook een kleine duit in het zakje. Poëzie vind ik eigenlijk maar niks, maar het schrijven ervan vind ik eigenlijk wel leuk kom ik achter, dus wie schaadt het iedere foto wat poëtisch bijval te geven. Onderaan iedere blog vanaf nu vind je een instagramlogo dat naar ons account verwijst, maar voor het gemak is dit de link naar ons account en we zouden het fantastisch vinden als je ons gaat volgen! Bedankt.
Chiang Rai, onze voorlopig laatste bestemming in Thailand en ook niet de minste. Na vroeg op te staan in Pai bracht een van ons weer in 3 uur naar Chiang Mai, waar we twee uur moesten wachten en daarna overstapten op een bus die er ook weer 3 uur over deed om in Chiang Rai te komen. Klinkt lang hé, zo’n reisdag? Eigenlijk valt dat reuze mee. We weten niet wat het is, maar als je in Nederland meer dan een uur in de auto zit, kom je rekkend, zuchtend en kreunend je ros op wielen uit, maar om de een of andere reden lijkt dat in het buitenland allemaal niet zo lang te duren en is het onderweg zijn op de een of andere manier rustgevend. Althans, dat was zo tot we de bus naar Chiang Rai pakten. Misschien zijn we wel een beetje kleinzerig, maar er was één minuscuul bijzaakje dat de rit een vervelende maakte. Aan de bus zelf lag het niet. Schoon, proper, genoeg ruimte (alhoewel ik met mijn 1,90 meter heb geleerd wat ruimdenkender te zijn) en een aangenaam temperatuurtje. Ook de stoelen leken goed te zitten en waren van prima kwaliteit. Maar dat zitvlak… mijn hemel. Ik weet niet of wij net de verkeerde stoelen hadden te pakken, maar het zitvlak was niet waterpas, het helde een héél klein beetje naar beneden waardoor je de gehele rit langzaam naar beneden schoof. Dat klinkt als een detail en het eerste uur is dat zeker de waarheid, maar jeetje wat levert dat onbewust onderuitgezakt zitten na drie uur een enorme rugpijn op. Maar goed, iedere bus arriveert een keer, mits hij niet de vangrail in bonjourt, dus ook aan deze busrit kwam een einde en om 17.00 stipt stapten we uit in Chiang Rai.
Die avond aten we lokaal. Chiang Rai is een klein stadje dat niet op de standaard toeristenroute zit en dat was te zien. Het volledige streetfoodrestaurantje (zeg maar zo’n streetfoodtentje, maar dan met een heel terras erbij, een onderscheid dat we zelf gemaakt hebben) bestond uit Thaise mensen. Niet dat we ver buiten het centrum zaten, helemaal niet. Deze eetgelegenheid was aan het begin van een drukke nachtmarkt gelegen en pas toen we weer huiswaarts keerden, zagen we, afgezien van de medereizigers in de bus, de eerste niet-Aziatische mensen al vloggend in een tuk-tuk zitten. Dat maakt Chiang Rai een stuk echter en we krijgen al zin in de komende dagen.
Kleurtjesdag
Blauw
En ja hoor, een nieuwe stad, dus ook weer een nieuwe watjesdag. Hoewel Chiang Rai een kleine stad is zijn er genoeg tempels te vinden en wat een beetje onhandig is voor de taxikosten, is dat Chiang Rai smal en dus ook behoorlijk uitgerekt is, waardoor taxiritjes best wel even kunnen duren. In eerste instantie was dat niet zo, want Wat Rong Suea Ten lag maar een taxirit van tien minuten van ons vandaan en deze tempel bleek al snel een schot in de roos. Als je de foto’s bekijkt dan zie je meteen waarom Wat Rong Suea Ten de Blauwe Tempel wordt genoemd. Alle gebouwen zijn hier blauw. Geertjes lievelingskleur, dus die was helemaal door het dolle heen en kon maar niet van de camera afblijven. De Blauwe Tempel is een ongelofelijk mooie en de details van de tempel die tot in de puntjes is afgewerkt zijn prachtig. De eerste hoogvlieger gehad, benieuwd wat de rest van de dag voor ons in petto heeft.
Zwart
Als tweede stond het Baan Dam museum op de planning en alles wat in Thailand heilig lijkt, lijkt hier volledig aan de kant geschoven te worden. Baan Dam museum is… bizar te noemen. Baan betekent zwart en dam betekent huis. Eén en één is twee, dus eigenlijk praten we hier van het zwarte huis. Baan Dam museum is een goed onderhouden, mooie rustgevende tuin met een aantal zwartgekleurde huizen die her en der over het terrein verspreid staan en is het resultaat van misschien wel Thailands bekendste kunstenaar Thawan Duchanee (die kennen jullie ongetwijfeld allemaal) die het museum heeft opgericht. Onze Thawan komt ook uit Chiang Rai, dus je ziet zijn blik op kunst overal in de stad terug. We kunnen meneer Duchanee met recht ‘onze’ Thawan noemen, want de beste man heeft zijn kunstopleiding in Nederland gevolgd en is ergens in Amsterdam afgestudeerd. Toch een soort misplaatste, totaal irrelevante trots van onze kant, maar wat zou het.
Goed, het Baan Dam museum zelf. Zoals ik al zei, lijkt het alsof er een soort van middelvinger opgestoken wordt naar alles wat heilig is. Zeker weten doen we het niet, want tempels en musea vertonen een chronisch gebrek aan vertaalde informatie, wat wel jammer is, en alleen bovenstaande informatie stond hier in het Engels beschreven. De eerste hal die we binnen liepen, was meteen de belangrijkste. Een bruinzwart gebouw, gedecoreerd met veel te grote zwarte stierenhoorns gaf al een idee van wat er ons te wachten zou staan. Binnen waren hoornen stoelen te vinden en tafels gedecoreerd met wolven- en krokodillenhuiden. Het leek wel een decor van een horrorfilm. Ook waren er talloze obscure, duistere, demonische schilderijen met duivels, slangen en allerlei andere wezens die alleen in een of andere onderwereld op hun plek zijn. Naast die schilderijen hingen QR-codes die je kon scannen (duh, daar zijn ze voor), waarna je een filter op je telefoon kreeg en zodra je dat filter voor zo’n schilderij hield, begon dat schilderij te bewegen. Wij lachen en daar hebben we met de verschillende schilderijen die er hingen toch zeker een dik kwartier domme onderbroekenlol van gehad. Over het terrein lagen geraamtes van dieren verspreid en vooral heel veel huisjes die heel erg Afrikaans aandeden, maar dan op een duistere manier, met veel donkerbruin en zwart en vooral heel erg veel botten, botten en nog eens botten. Je kijkt je ogen uit hier. Na bijna anderhalf uur rondgestruind te hebben, besloten we naar de volgende stop te gaan. Unaniem waren we het erover eens: onze favoriet was toch de houten kobold met een fier rechtopstaand mannelijk voortplantingsorgaan. Heel bijzonder, maar wel slecht voor het masculiene zelfbeeld van iedere man ooit.
Wit
De laatste stop van vandaag bracht ons van het uiterste noorden van de stad, naar het uiterste zuiden, nét buiten de stad. 35 minuten met de taxi. Da’s behoorlijk voor zo’n klein stadje, maar ik zei het al: lang en smal. Waar voor Geertje de Blauwe Tempel haar favoriete tempel in Thailand is, zou dat voor mij Wat Rong Khun worden: de Witte Tempel. Een blauwe en een witte tempel en het zwarte huis: in plaats van watjesdag is het kleurtjesdag geworden. Wanneer de Witte Tempel in zicht komt, maakt je hart even een sprongetje. Wat is deze wat mooi! Compleet in het maagdelijk wit gestoken, is ook deze tempel tot in de kleinste en fijnste details afgewerkt. Een adembenemend mooi stukje architectuur. Ik zei al dat je de kijk op kunst van onze Thawan overal in de stad wel terugvindt en hier is dat ook het geval. Althans, dat denken we, want nogmaals, een chronisch gebrek aan Engelstalige informatiebordjes. Langs de tempel lopen grachtjes waaruit Chinese draken oprijzen, bij de ingang naar de tempel toe grepen honderden gebeeldhouwde handen uit de diepte wanhopig naar boven, her en daar waren bijzonder gedetailleerde uit steen gehouwen monsters te vinden en zelfs de rood-witte veiligheidspionnen naast de weg werden met een schedel op de top versierd. Eenmaal in de tempel mochten er geen foto’s gemaakt worden (waar een vijftal Spaanse boomers totale lak aan hadden en die vervolgens door de Thaise beveiligers meermaals veel te geduldig op de regels gewezen werden). De binnenkant was wel heel sereen. In het midden zat een monnik in meditatiehouding en meerdere Thai zeiden geknield hun gebeden op het tapijt voor hem. Of de monnik echt was of een wassen beeld, weten we nog steeds niet. Dat zeggen we niet voor de grap, dat weten we écht niet. De monnik was levensecht maar hij verroerde geen vin. Niet een beetje en zelfs van een meter afstand was een ademhaling niet te ontwaren. We wilden jullie zelf laten oordelen, maar foto’s binnen waren niet toegestaan, dus die regels zullen we maar respecteren. Eenmaal buiten lieten we de indrukken van het prachtige Wat Rong Khun even bezinken onder het genot van de smerigste maaltijd die Geertje tot op heden gegeten had. Een krabsalade met levensechte krabben waarvan de vislucht zelfs in Chiang Mai nog te ruiken zou zijn geweest. Mijn rijst met kip verdiende daarentegen een degelijke zes.
Omdat we vroeg begonnen, waren we logischerwijs ook vroeg klaar. Een heel erg vriendelijke taxichauffeur bracht ons naar huis. Sowieso merken we dat de mensen in Chiang Rai over het algemeen nóg vriendelijker zijn dan in de rest van Thailand. Dat dat kan, hé? Minder toerisme, dus mensen zijn ze minder gewend en dus geïnteresseerder, leek ons een logische deductie. Bij taxichauffeurs komt dat fenomeen heel duidelijk naar voren, want richting Baan Dam Museum hadden we al een chauffeur met een vernuftig apparaatje dat Thais naar Engels wist te vertalen (en vice versa) hadden we al hele leuke gesprekken. De man die ons naar de Witte Tempel bracht waande zich een toergids en vertelde over allerlei plekjes waar we langsreden (in zinnen van maximaal drie steekwoorden) en ook de laatste taxichauffeur was heel vriendelijk en vroeg wat we allemaal gedaan hadden. Door het gebrek aan informatieborden dacht ik onze chauf even uit te horen over de tempels, maar toen ik vroeg of onze Thawan ook een duit in het zakje had gedaan bij de bouw van de Witte Tempel, antwoordde de vriendelijke meneer: “yes, yes, very nice temple.” Ik koos maar eieren voor m’n geld en had vrede met de gedachte in het duister te blijven tasten.
Goud
We relaxten nog even bij ons guesthouse (Chian - zonder g – Guesthouse) door in het zwembad te plonsen, informeerden het thuisfront nog even over onze huidige staat van zijn en pakten een taxi naar het centrum voor het een heerlijke Westerse maaltijd om, vooral voor Geertje, de nare smaak van onze late lunch weg te spoelen. Daarna bezochten we de clock tower in hartje Chiang Rai, nog zo’n bouwwerk dat – en ditmaal kunnen we dat wel bevestigen – door onze Thawan is ontworpen. Je raadt het al, de clock tower bevat een klok en vormt het middelpunt van een rotonde en deze gouden klokkentoren (hoewel ‘toren’ een ietwat pompeuzer beeld schetst dan de daadwerkelijke hoogte van het bouwwerk) is ook weer zo’n prachtig gedetailleerd kunstwerk dat in stijl veel weg heeft van de tempels eerder vandaag. Iedere dag om 19.00, 20.00 en 21.00 is er tien minuten durend licht- en muziekvoorstellinkje en laten we om drie minuten voor acht nou net op de rotonde arriveren. Het was heerlijk aimabel en romantisch om aan de rand van de weg te zitten en naar muziek te luisteren en de verschillende kleuren die de gouden toren belichtten te bekijken. We sloten de avond af in een Irish Pub onder het genot van Brighton tegen Liverpool, waarvan die laatste de enige club van mijn favoriete (mijn eigen club meegerekend) is die dit weekend überhaupt een puntje in de wacht heeft weten te slepen. Qua voetbalresultaten loopt het op reis allemaal nog niet zo gesmeerd.
Een dag later: trouble in paradise! Regen. De hele dag, volgens de voorspellingen. Onverzekerd scooter rijden lijkt ons ineens een stuk minder aantrekkelijk, wat gisteravond ons plan werd nadat we zagen dat de tours naar de gouden driehoek (drielandenpunt met Laos en Myanmar) behoorlijk prijzig waren. En daarbovenop: de bussen naar Chiang Khong (grensplaatsje voor de overgang naar Laos) zijn online niet meer beschikbaar voor morgen en onze visumklok begint te tikken. Twee keuzes: een taxi pakken naar de grenspost of met een openbare bus met de locals die ongetwijfeld van minder comfort is, richting Chiang Khong met een tuk-tuk. We kiezen voor het tweede en besluiten een taxi te pakken naar het busstation om naar die bus te informeren en ontdekken dat je een kaartje vlak voor vertrek haalt. Dat gaat wat worden, de bus van de Thaise gewone man. Ook wel weer leuk en misschien verbreedt het de horizon der vervoersmiddelen.
In de middag stond er dus een rustdag op de planning, want zo verdrietig als de wolken in Chiang Rai waren hadden we ze in Thailand nog niet gezien. We besloten dat onze voorlopig laatste dag niet in het water zou mogen vallen en boekten weer een nachtje bij. Ja, alweer. Bangkok is de enige bestemming waar we geen nacht bijgeboekt hebben. Op dit moment is het een beetje spelen met het visum, want 12 oktober moeten we het land uit en 11 oktober vertrekken we richting de Thaise grensplaats Chiang Khong.
Waarom niet gewoon door? Hoewel Chiang Rai niet op iedereens lijstje staat, is er zo veel te doen in de omgeving, dat het simpelweg zonde is om het bij een watjesdag te houden. De eerder genoemde golden triangle, diverse trekkingen, longneck village (een bergstam dat geïnspireerd is door de giraf), een waterval, theeplantages… Dat paste niet meer in één dag, maar we moeten er toch wat meer van maken dan alleen blauw, zwart, wit en goud.
Singha park
En zodoende. Op 10 oktober huurden we een scootertje en gingen we naar Singha Park, een park van Singha: een van Thailands biermerken. Weinig over gelezen, want Chang is gewoon veul beter, maar bier is bier, dus sponsoren dat park. Met een schattig trambusje werden we binnen het park naar 5 plekken gebracht die ik even kort ga beschrijven. Plek één was een zwanenmeer en je raadt het al: daar zwemt een groep zwanen op een meer. Aan de voorkant van het meertje stonden wat eetbakken tentoongesteld en je hoeft die zwanen geen twee keer te vragen wat ze daarmee aan moeten, maar het was heel mooi om al die flexibele nekken zich gulzig te goed te zien doen aan dat voer. Ze werden vergezeld door wel zeker honderd haaien. Ja, je leest het goed, haaien. Althans, zo noemde het Thaise informatiebordje (waar alleen de hier voorkomende vissoorten hun namen in het Engels hadden verdiend) ze. In feite waren deze afschrikwekkende ‘gold sharks’ niet meer dan een stel uit de kluiten gewassen bruinzilveren goudvissen. Wel bijzonder hoe ze samenwerkten: zwaan pakt voer, eet zelf wat en verdeeld de rest aan de medebewoners van het meer die het voer tot zich namen alsof ze nog nooit gegeten hadden. Eat, share, rave, repeat. Aan de andere zijde van de weg langs het meer stonden drie groten konijnen van hooi gemaakt. Leuk voor een kiekje, maar de reden waarom ze daar stonden? Wij blijven in het duister tasten. Je weet wel, informatiebordjes in het Thais en Thai die geen woord Engels spreken.
Stop twee bracht ons naar een theeplantage! Leuk om te zien, maar het was er doodstil. Er was één andere toerist die ons vergezelde, maar op de theeplantage was niemand aan het werk. Eigenlijk zijn theeplantages gewoon een verzameling struiken die op een geordende wijze geplant zijn. Sterker nog, we moesten Google gebruiken om te achterhalen of de struiken die we zagen wel degelijk theeplantages waren, want ook het goedlachse Thaise mannetje bij het theekraampje verderop had geen kaas gegeten van Engelse vragen die meer dan drie woorden bevatten. Hij schaamde zich rot dat hij onze vraag niet kon beantwoorden en het kostte nog wat energie het schuldgevoel van de verkoper weg te nemen, dus gaven we hem maar veel complimenten en een fooi voor het gratis kopje overheerlijke plaatselijke thee dat we kregen. Serieus, die versheid was écht lekker. Maar rijstplantages zijn wel een stuk mooier dan theeplantages.
Stop drie: de dierentuin. Ja, Singhapark bevat een dierentuin. Veel hebben ze er niet, maar het kan ermee door. Een dozijn zebra’s, een stuk of twintig buffels, een giraf en een kinderboerderij. Bij het houden van die eerste drie beesten, komt toch altijd de vraag naar boven of je iets aan het bekijken bent wat ethisch verantwoord is. Het is immers Thailand waar olifanten als baby’s bij hun moeder vandaan gehaald mogen worden en met zwepen leren naar de stem van de mens te luisteren. De dieren hadden redelijk veel plek. Ik denk niet genoeg voor Nederlandse maatstaven, maar het waren ook weer geen bekrompen hokjes waar ze op elkaar zaten. Oké, bij de foto’s van de buffels lijkt dat wel zo, maar het was etenstijd en er was nog een hele wei aan de achterkant. Voordeel van de twijfel. De dieren zagen er allemaal wel gezond en energiek uit en ze kregen er genoeg te eten en bovendien leken de vertrekken ook wel redelijk onderhouden, dus mede voor onze gemoedstoestand besloten we dat ze het hier wel goed voor elkaar hadden en konden we Afrikaans Azië met een gerust hart verlaten.
Stop vier is de moeite niet waard om veel over te vertellen. Dit was het sportcentrum van Singha. We wilden nog meer doen vandaag, dus rondfietsen, een quad huren of ziplinen (sowieso het eerste wat we in Laos gaan doen) sloegen we over en we dronken samen een cappuccino. Kortstondig waren er regendrupjes voelbaar, maar gelukkig was dat van korte duur en dus gingen we verder naar stop vijf, de laatste stop: nog meer theeplantages. En deze waren véél mooier dan de vorige. Drie plateaus boden prachtige vergezichten over deze verheerlijkte struikgewassen en buiten dat hier meer rijen theestruiken waren en dat ze ook langer waren dan de vorige theeplantage, waren hier ook mensen aan het werk! En dat is heel mooi om te observeren. Mannen gingen met soort draagbare grasmaaier over de struiken heen om theebladeren op te vangen, die vervolgens weer door de diverse vrouwen op het land gesorteerd werden.
Het is maar een indruk die we gekregen hebben, maar afgezien van massagesalons (waar alleen vrouwen lijken te werken) lijkt hier een veel kleiner verschil tussen werkzaamheden die alleen door vrouwen of alleen door mannen gedaan worden. Voorbeeld: toen we door Chiang Mai liepen in de nacht, werd een straat opnieuw geasfalteerd. Vijf (!) van de twaalf werknemers waren vrouwen die van top tot teen in bouwkleding gestoken waren en ook bij het guesthouse waar we toen sliepen, waren twee van de vijf werknemers die een deel van de gemeenschappelijke ruimte renoveerden, vrouw. Nou is dat ook maar een claim die ik doe puur op wat we zien, dus wellicht is het toeval en ik heb ook geen officiële bron die dat ondersteunt (vooralsnog geen zin om op te zoeken), maar geef toe: wel bijzonder, toch?
Afijn, de tweede partij theeplantages waren toch wel het hoogtepunt van de dag. Het dieptepunt volgde niet veel later. Ik wilde nog graag naar Long Neck Village (dat bergvolkje met lange nekken) aan de andere kant van de stad, hoewel ik dat nog niet met Geertje besproken had, maar zodra we drie minuten op de scooter zaten, werd duidelijk dat bespreken niet meer aan de orde was. Het begon te regenen. En niet zomaar te regenen, het begon te storten zoals nooit tevoren. Vijfentwintig minuten zou het duren voordat we überhaupt al thuis zouden zijn en voordat we een plek vonden om effectief te schuilen, waren we al helemaal doorweekt. En met stortregen bedoel ik stortregen. Een constante diarree van God boven de wolken en zo’n regen als deze heb ik voor het laatst in Suriname meegemaakt. Het werd niet minder. De laatste drie minuten voor we thuis waren, zag je, als je recht vooruitkeek, meer water dan Chiang Rai. Bizar. Eenmaal thuisgekomen keek de eigenaar van ons lacherig aan: “oeh, oeh, rain, rain,” hinnikte hij, zichtbaar onder de indruk van zijn eigen grap. Hoe kon hij dat nou weten. Als we in het zwembad gesprongen waren met kleren aan, hadden we er hetzelfde uitgezien.
Wat doe je als het regent? Onze favoriete Thaise activiteit bij slecht weer. Vlak voor het eten toen de wolken opgeklaard waren, pakten we de scooter naar het centrum voor een Thaise massage. “30 minutes? 60 is better,” probeerde het vrouwtje ons een halfuur extra te verkopen. Maar goed dat we dat niet deden, want dit was de hardhandigste massage tot nu toe. Geertje moest bijna huilen maar volhardde zich en ik dacht er zeker drie keer over na om “en nou is het mooi geweest” te zeggen en gillend de zaak uit te rennen. Niet gedaan, marteling doorstaan en toegegeven, de last van m’n nek die ik al bijna twee maanden voel is ein-de-lijk bijna weg. Pijnlijk en zwaar, deze massage, maar wél een heel erg goede. Onze laatste avond in Thailand sloten we af bij een burgerbar met pooltafel, waar ik voor het eerst in mijn leven van Geertje een potje poolen heb verloren. Thailand sluiten we dus af op een barslechte noot. Desondanks is Chiang Rai een prachtige stad met de mooiste tempels van Thailand naar ons idee en hoewel we door lange regenbuien minder hebben kunnen doen dan we misschien wel wilden, is Chiang Rai echt de moeite waard.
Wat moet je wél doen?
- Tempels bezoeken. Chiang Rai is voor ons de beste plek om tempels te bezoeken. Chiang Rai heeft met de Blauwe en de Witte tempel de mooiste tempels van Thailand en zelfs al denk je tempelmoe te zijn, dan helpen deze prachtige bouwwerken je weer van die vermoeidheid af.
- Black House. Past Black House in het rijtje hierboven? Natuurlijk geen 'tempeltempel', dusIk vind het een aparte vermelding waard. Ik zou een bezoek aan Black House niet overslaan, al is het maar om te lachen om de zieke, maar geniale geest van Thawan Duchanee
Reactie plaatsen
Reacties
Nou nou, weer zat gezien en beleefd, mooi!!
Oja, ik heb nog nooit zò'n duidelijke verwijzing naar de toiletten gezien 🤣🤣
Lieve groetjes van ons
Bij Baan Dam museum laten ze er inderdaad maar heel weinig gras over groeien... ;)
Wat een schitterende, lugubere, kleurrijke, onvoorstelbare, fantastische foto's weer bij dit verhaal! Het was weer genieten! Nu op weg naar Laos?
We zijn zelfs al in Laos! Heel veel prachtige dingen al beleefd hier en als kers op de taart zijn er morgen zelfs twee blogs onderweg…
Wat een lugubere dag met dat wit en zwart...
En dat tegenover de andere kleurtjes.
Nee, geef mij de theeplantages dan maar. Prachtig!!
Weer een fantastische blog om te lezen!
Wij genieten op afstand met jullie mee!
Tot de volgende!
Groetjes en liefs van ons
Wederom heel veel gezien.
Groetjes van de trouwe volger;-)