Bangkok - Bekender raken

Gepubliceerd op 18 september 2023 om 09:26

Soi Rambuttri

Na een taxietje terug naar ons Hostel en een heerlijk Chang-biertje later, werd het tijd om onze magen eens van een diner te voorzien. Streetfood genoot onze voorkeur, evenals gisteren, maar we kwamen ook tot de conclusie dat we de Pad Thai van gisteren nou niet heel fantastisch vonden en dat we die Khao San Road wel héél erg druk vonden. Nogmaals, één propper per vierkante decimeter betekent dat rustig door een straatje slenteren er absoluut niet bij is. We besloten dus een straatje verderop te gaan wandelen en sjongejonge toch, wat was dat een gouden zet. Parallel aan de Khao San Road loopt Soi Rambuttri. Soi Rambuttri is de Khao San Road, maar dan met véél knussere terrasjes, tien keer minder proppers (wat betekent dat er nog steeds best wel wat staan, maar á la) en geen muziek die de trommelvliezen zes opeenvolgende flikflakken laat maken. En weet je? Soi Rambuttri is natuurlijk toeristisch, maar niet zo übertoeristisch als Khao San Road en wie weet had de tegenvallende Pad Thai wel daarmee te maken.

We lieten ons dus niet uit het veld slaan. Eén matige Pad Thai mag de hele Thaise streetfoodcultuur toch niet de grond in stampen? Zodoende schoven we aan bij één van de typisch Thaise straattentjes waar je op plastic krukken plaatsneemt die nauwelijks tot mijn knieën komen en zetten we onze Chang-biertjes die we besteld hadden neer op het totaal niet bijpassende tafeltje dat niet eens zoveel groter was dan die krukken. In dit verhaal is Geertje Kleinduimpje en ben ik de reus in de zevenmijlslaarzen die even bij Kleinduimpje op de koffie komt. Het zal een beeld geweest zijn. Maar goed, een luttele tien minuten later hadden we besloten Khao San Road voorgoed vaarwel te zeggen en van Soi Rambuttri ons nieuwe vaste avondtoneel te maken. Misschien is het leuk om een keer gezien te hebben, maar Khao San Road kun je wat ons betreft net zo goed gewoon overslaan.

Tempeldag

Ons derde dagje Bangkok zou een tempeldagje worden. Een tempel is in het Thais een Wat (Wat? Een Wat) en daar gelden behoorlijk wat gedragsnormen. Tempels zijn voor de Thai immers heilige plaatsen. Je broeken mogen niet te kort zijn en je schouders mogen ook niet ontbloot zijn. Daarnaast wordt het als respectloos gezien om op de drempel van een tempel te stappen (stap eroverheen dus) en met je voeten naar een Boeddhabeeld te wijzen. In de Thaise cultuur (en over het algemeen in de hele Zuidoost-Aziatische cultuur) zijn je voeten onrein. Je hoofd daarentegen is weer heel ‘schoon’. Over het algemeen geldt dus hoe hoger hoe beter, wat mijn 1.91m een fijne bijkomstigheid maakt. Thaise mensen moet je dus ook nooit een aai over de bol geven want dat wordt als heel respectloos gezien. Anderzijds kan ik me ook geen situatie voorstellen waarbij dat zou gebeuren, maar dat terzijde. Goed, de Watjesdag kon beginnen.

Wat Saket

De eerste tempel die op de planning stond was Wat Saket. Wat Saket was best dichtbij en een kleine 20 minuten van ons huis vandaan. Onderweg probeerde een tuk-tukchauffeur ons nog op te lichten, door te vertellen dat de tempel dicht was. Wij natuurlijk nee zeggen. Nooit geloven die lui, want die brengen je dan via een hoop ongure winkeltjes (buy, buy, buy!) naar een veel te dure ballentempel waar je toch al niet heen wilde.

 

Goed, wij bij Wat Saket en we hesen ons in onze olifantenpants om Wat nummer 1 te beklimmen. Ja, beklimmen. Wat Saket was namelijk een tempel op een toren. 344 treden in de klamme, benauwde Bangkokse hitte om de grote gouden bel bovenaan te zien. Was het dat tripje waard? Absoluut! Buiten dat Wat Saket helemaal niet zo toeristisch was, hebben Boeddhistische tempels iets heel nederigs. Terwijl we daar op ons gemak de boel gadeslaan, zijn er ook gewoon nog meer dan genoeg Thai die Wat Saket bezoeken om te bidden. Op de top waren zelfs echte monniken (kaal, in oranje gewaden gehuld) te vinden en bij de grote bel op het dak waren meerdere Thaise mensen die richting de bel baden en drie keer op de gong sloegen. Dat schijnt geluk en voorspoed met zich mee te brengen, maar hoewel het zien van zo’n tempel en de mensen die er waren en de rust en reinheid van zo’n plaats te voelen heel erg bijzonder is, lijkt het me voor geluk en voorspoed toch net wat praktischer om een paardenbloem in één zucht kaal te blazen, in plaats van Wat Saket bij 30 graden te beklimmen.

Dan nog even over die olifantenpants. Ik kan het niet laten. Omdat wij als westerlingen natuurlijk altijd in korte broek en shirts willen lopen zodra het kwik hoger dan 15 aangeeft, hebben veel van ons onze armen en benen niet bedekt. De oplossing van de Thai: het verkopen van foeilelijke olifantenbroeken. Van die losse, stoffen broeken met bijna geestverruimende patroontjes erop en vaker wel dan niet een kudde olifanten erdoorheen geborduurd. Olifantenbroeken dus. Geertje en ik hebben gezworen die krengen alleen om te doen bij het bezoeken van een tempel en absoluut niet daarbuiten. Stiekem moeten we dan toch een beetje lachen om die vrijgevochten reizigerszielen, die dan gedurende hun hele Thailandtrip die olifantenpants dragen. We horen nog zo’n kerel tijdens Co’s fietstripje, zo trots als een pauw met gouden veren, zeggen, toen hij zijn olifantenpants uit zijn rugzak toverde: ‘met deze broek voel je je een echte local!’ Ach, zoet zomerzoontje, wat zijt gij toch naïef. Geen één Thai in het hele land die net als ons fier over straat wandelt met olifantenpants.

Wat Pho

Tuk-tuk rijden is mooi. Men zegt dat het duur is vergeleken met een taxi en op zich is dat ook wel zo, maar als je goed onderhandelt hoeft het bijna niks te schelen en crossen met een tuk-tuk door de chaotische straten van Bangkok is natuurlijk fantastisch. Wel altijd oppassen voor oplichters, want die heb je er altijd tussen zitten, want de eerste chauffeur bood ons aan naar een ander Watje te brengen omdat Wat Pho gerenoveerd zou worden. Dikke l*l drie bier en op zoek naar de volgende chauffeur.

Wat Pho was een stuk meer toeristisch dan Wat Saket. Gelukkig hoefde alleen Geertje zich bij Wat Pho nog te wagen aan de olifantenpants en kon ik de mijne lekker vastgebonden aan mijn rugzak laten zitten. Wat Pho was een heel complex met meerdere tempels en bij de diverse ingangen die het tempelcomplex rijk was, stonden van die plattegronden met nummeraanduidingen alsof je met je gezin de plattegrond van de Efteling bekeek en op zoek ging naar de Baron 1898. Dat was ook wel nodig, want er staan op het hele terrein van 80.000 vierkante meter meer dan 1000 boeddha’s. Da’s een hoop, nie? Wat Wat (Wat Wat Wat) Pho zo toeristisch maakte, is de enorme liggende boeddha. Ja, Wat Pho huisvest ’s werelds grootste liggende boeddha. En dat is behoorlijk indrukwekkend. Als ik het me goed herinner is deze boeddha, die volledig gehuld is in bladgoud, 46 meter lang en 15 meter hoog. Normaal gesproken lees je dan gewoon verder, maar stop héél even, doe je ogen even dicht en probeer het je eens echt voor te stellen. Dat je op een voetbalveld staat, daar opeens een gouden boeddha ligt dat die van de goal tot bijna bij de middenlijn komt. En dan nog vijftien meter hoog! Dat is echt enorm en van dat enorme bouwwerk valt je mond wel even open. Dat was Geertje ook niet ontgaan. Volledig in ontsteld door het enorme bouwwerk tikt ze even een vaasje bloemen van een boeddhistisch altaar af terwijl ze zich vergaapte aan die liggende reus. Maar ja, da’s ook Geertje hé?

China Town

Na Wat Pho wilden we naar Wat Arun. Eén van Bangkoks meest kenmerkende tempels aan de andere kant van de rivier, maar aan Wat Pho waren we door de grootte van het complex al zoveel tijd kwijt, dat we besloten om Wat Arun maar even over te slaan en alvast naar China Town te gaan, de wijk waar we ook doorheen gefietst waren om die wijk eens in eigen tempo te bekijken. Dat begon al lekker. In de taxi die er een eeuwigheid over deed (spits) dommelden we weg en in de schrik van het aankomen in China Town liet ik mijn pet in de auto liggen. Potdorie nog aan toe, die pet had ik nog geen week geleden kocht.

 

China Town is wel bizar. Zo’n you love it or you hate it gevalletje. In de buurt van Soi Rambuttri en Khao San Road waar we overnachtten, vond ik de alom bekende Bangkokse chaos nog meevallen. Ja, veel prikkels, veel geluiden en veel lichten, maar het was nog te overzien. China Town vertienvoudigt Khao San Road. Niet in proppers, nee, want het is daar helemaal niet zo toeristisch, maar gewoon in brute chaos. China Town begint aan de zijstraten van een doorgaande zesbaanse weg (of zoiets, weet het niet meer precies, prikkels) en als je een van die straten inloopt, begint prompt de zintuigenverkrachting. Na elke tien meter is er weer een nieuw winkeltje. Er staan streetfoodkraampjes met gebakken spinnen, schorpioenen en kakkerlakken, vijf slipperwinkels per 20 meter en daartussen liggen zwervers in de meest acrobatische tantraposities op de stoep of tegen het afval te slapen. Als we een zijstraatje inlopen, dan lijkt het wel of we een grot inwandelen. De zijstraatjes zijn zo’n vier meter breed en de straten worden aan beide zijden begrensd door alleen maar garageboxen (geen muren) en iedere garagebox huisvest dan weer het zoveelste slipper-, tassen- of kledingwinkeltje. Ieder winkeltje heeft dan nog een klein overkappinkje dat dus aan weerszijden van zo’n zijstraatje tegenover elkaar uitgevouwen staat en er blijft nog maar een kleine gleuf in het midden over die het straatje van natuurlijk licht voorziet, maar in 90 procent van de gevallen wordt dat kleine beetje zonlicht verdoezeld door een gecompliceerd opgeknoopt netwerk van veel te laag hangende stroomkabels (eerlijk, ik kon er een paar vastgrijpen als ik dat had gewild). Het groteffect was dus compleet.

Kijk China Town is leuk om een keer gezien te hebben. Een cultuurshock. Je voelt je er ook oprecht geen seconde onveilig. Maar wij zijn wel twee nuchtere Brabantse boeren (oké Geertje, jij een boerin) die nooit in een stad gewoond hebben en een plek als China Town in Bangkok is dus simpelweg niet voor ons weggelegd.

 

Dat was dan ook de conclusie die we trokken. Verbijsterd door alles wat we gezien hadden, tikten we een tuk-tukchauffeur op z’n vingers, eentje die zich bijzonder makkelijk liet afpingelen waardoor ik me er zelfs schuldig door voelde. Dat schuldgevoel was daarna zo weg. We zaten met z’n tweeën achterin die tuk tuk en reden in de spits terug. En jagen dat ze doen, die chauffeurs, en opeens begint Geertje te gillen. Valt ze eruit? Nee. Mascara uitgelopen? Ook niet. Wat dan? Ik draai me om en een stuk of twintig meter achter ons ligt een pet op de weg. Pet afgewaaid! Over jut en jul gesproken. Twee petten in twee uur tijd verloren. En de tuk tuk reed gewoon verder, maar stoppen terwijl je bijna door de geluidsbarrière in de Bangkokse spits racet, is wel het laatste wat je moet willen, dus reden we verder, terug naar Soi Rambuttri. Soi Rambuttri was immers onze nieuwe place to be toch? In het door ons geliefde, sfeervolle straatje gingen we eens lekker uiteten. Helaas kreeg ik mijn hoofdgerecht zo’n dertig minuten voor mijn voorgerecht, maar goed, zo gaat dat hier in Thailand, maar dat wisten we van tevoren al, dus hebben we er schromelijk om gelachen. En ach, dat voorgerecht was een stel noeste lamsballen met wat extra pittige Thaise schwung eraan en dat was nog het lekkerste van de avond ook. Best for last toch?

Longtailboat

Onze laatste dag in Bangkok alvorens we de nachtbus naar Koh Tao zouden nemen. Wat wilden we vandaag gaan doen? De klongs in Bangkok bezoeken met een longtailboat zagen we wel zitten. Klongs? Een longtailboat? Wat zijn dat nou weer? Als je de Chao Praya River oversteekt naar de westoever van de rivier ontvouwt zich daar, naast het normale wegennet, een compleet kanalenstelsel waar de plaatselijke bewoners per boot door navigeren. Die kanalen worden klongs genoemd. Een longtailboat is een lange, smalle boot die perfect is om veel mensen door die klongs te vervoeren. Je kunt er namelijk maar met zijn tweeën naast elkaar in zitten, maar er is wel plek voor een stuk of zestien man.

Toen we de enorme Chao Praya River overstaken, kwamen we dus meteen in de eerste grote klong aan. Meteen kwam er vanonder één van de huisjes een man in een kano met allemaal fruit en bier aangevaren en waren we de beroerdste niet om de vriendelijke man eens van wat baht te voorzien in ruil voor zijn waren. De Thai hebben heerlijk fruit. We kochten een hoop mangostenen (die zwarte biljartballen met een steenpuist) en een viertal ramboetans (die rode stekelvarkens). Van buiten zien ze er niet eetbaar uit, maar het gaat om de heerlijke vrucht die erbinnen zit. En oh, als je de schil open hebt en de vrucht richting je keelhuig beweegt en je een paar keer je tanden in het vruchtvlees gezet hebt, val je bijna om van het smaaktoneelstuk dat zich op je tong afspeelt. Heer. Lijk. Het is niet allemaal koek en ei natuurlijk, want we bestelden ook twee biertjes en voor het hele fiasco betaalden we 300 baht, omgerekend 8 á 9 euro. Dat is echt veel te veel en het was duidelijk een vooropgezet plan dat deze Thaise kanomeneer naar buiten zou varen op het moment dat er weer een toeristenlongtailboat om de hoek zou verschijnen, maar de manier waarop het mannetje ons begroette en hoe hij daar kanode en door al het lekkers wat hij te bieden had, hadden we besloten dat we wel een keer in kleine mate opgelicht konden worden. We hadden immers al zo veel wanhopige tuk-tukchauffeurs afgewimpeld, dat het ook wel een keer lekker was om ons even van de dommen te houden.

We voeren verder de klongs in. De rit duurde ongeveer 2 uur en we hebben met open mond zitten kijken. Rijkdom en armoede liggen hier ongelofelijk dichtbij elkaar. Zelfs in steden als Windhoek en Paramaribo hebben we dat niet gezien zoals hier in Bangkok. We voeren door klongs van op z’n smalst zo’n zes meter breed en zagen hoe de mensen aan het vissen waren, een waterleiding in elkaar probeerden te zetten en gewoon aan het chillen waren. De meeste huizen waren oud, vervallen. Houten platformen boven het water waarvan delen waren ingestort, maar waar wel nog iemand binnen op een plastic stoeltje zat, geflankeerd door wat ventilatoren in een verwoede poging wat koelte te creëren. En dan opeens uit het niets tussen al die krotten, kon er zomaar een ware villa opdoemen. We zagen een aantal hypermoderne woningen tussen de meest armzalige krotten en dat contrast was echt bizar. Er was zelfs een huis waarvan we op het zwembad keken, en dat zwembad had zo’n typische glijbaan van een binnenzwembad van ik denk wel twintig meter lang.

Tijdens de tour stopten we ook nog een halfuurtje bij de Thalingchan Floating Market, zoals je al verwachtte – mits je Engels een beetje in orde is – een drijvende markt. Drijvende markten zijn in Bangkok behoorlijk populair. De Thalingchan Floating Market is een drijvende markt in een wat bredere klong en bestaat uit een aantal grotere boten waarop Bangkokkers voornamelijk voedsel verkochten. Aan land liep de markt nog een stuk door. Deze stop was ook wel het leukste en interessantste wat we die dag gezien hadden. Misschien zelfs het leukste tot nu toe. Een halfuur lang struinden we rond en zagen we de gekste etenswaren. Van de schorpioenen op een stokje staan we intussen niet meer te kijken, maar een paar gespietste vissen op een stuk ijzer was wel bijzonder om te zien. Ook waren er een paar livebandjes (geen Engelbewaarder in het repertoire, tot Geertjes chagrijn) en was er zelfs een kapsalon op één van de boten. Met een hemd van 2,20 euro en een zak meloenen voor 25 cent (ja, het is hier echt zo goedkoop) sloten we onze longtailboattour af.

Vervolgreis

En daarmee komt het eerste hoofdstuk Bangkok ook ten einde. Die avond staat er namelijk een busrit van 9 uur en een boottocht van 2 uur op het programma. Op naar Koh Tao, een eiland in het zuiden van Thailand waar we ons duikbrevet gaan binnen hengelen. Met zwemdiploma A en B en Geertje zelfs C op zak, moet dat toch appeltje eitje zijn? We sloten de dag af bij een zwembad en ’s avonds haalden we nog voor 60 baht (1,50 euro) onze favoriete streetfoodmaaltijd tot nu toe: een kipgerecht met kleefrijst. 1,50 voor een diner en je zit nog vol ook. Wat een weelde, wat een weelde.

Reactie plaatsen

Reacties

Marianne
2 jaar geleden

Tsonge, jullie beleven op één dag meer dan wij in twee weken! Heel fascinerend allemaal (op afstand 😉)! Hopelijk kunnen twee nieuwe petten er nog af binnen jullie budget??? En Niels, je moet ondertussen toch weten hoe Geertje kijkt als ze een reus bewondert 😂😅. Goede bus/bootreis en op naar het volgende avontuur. Dikke knuffel N&M

Niels en Geertje
2 jaar geleden

Geertje had er toevallig twee bij haar en ik kon nog een paar baht uit de hoge hoed toveren om nog een petje bij te halen!

Bregje
2 jaar geleden

Wat een mooie foto’s, heeeeeel veel liefs en doe voorzichtig♥️

Niels en Geertje
2 jaar geleden

Doen we, leuk dat je ons volgt B! 😘

Anita van de Loo
2 jaar geleden

Arme Kleinduimpje met de paardenbloem. Weet jij ook eens wat het is, Nilis, als Geertje een barkruk op moet klimmen!
Had die enorme boeddha van 46 meter nu echt ook 10 enorme tenen? Daar viel mijn mond weer van open.
En die arme Geer, gooit ze eens geen wijnglazen om, dan is het wel weer wat anders. Geeft niks Geer, ik hou toch wel van je. Het bespaart mij een aantal maanden wijnglazen :)
Het petje-op, petje-af-spel is aan jullie wel besteed. Mijn God hoe krigen jullie het weer voor elkaar. Nou zo dus. :P
Wat een mooi blog weer Nilis, en Geertje wat een mooie foto's!
Ik zie uit naar de volgende ronde. Succes met het behalen van jullie duikbrevet, maar dat komt vast goed.
Dikke kus. -X-

Niels en Geertje
2 jaar geleden

Het wordt nog wat, denk dat onze lompigheid er voor kan zorgen dat het budget vroegtijdig op is...

Desiree
2 jaar geleden

Wat hebben jullie al veel gezien! Het is echt leuk om zo mee te kijken met jullie reis.
Heel veel succes met het behalen van jullie duikbrevet🤞

Niels en Geertje
2 jaar geleden

Leuk dat je reageert! Inmiddels het duikbrevet al binnen… :)

Sinan
2 jaar geleden

Wat leuk om het zo te kunnen volgen (ik kom er nu pas achter!). Geniet ervan, liefs Sinan