Intussen ken je het devies misschien wel: zijn we niet aan het duiken, dan liggen we lui de Thaise zon te bekijken. Vrijdag was dat natuurlijk niet anders en wat is er lekkerder dan dat na een avondje lichtjes doorgezakt te hebben? Zodoende installeerden we ons nog één keer op een van de ligbedjes bij Swimming Pool 4 (toch weer terug naar dat even-getallen-autisme) en hebben we onszelf die dag niet heel nuttig gemaakt.
Die avond volgde er wel een kleine plottwist, want we verlieten Ban’s Diving Resort om in Sairee Center te gaan overnachten. Jullie bleven toch nog op Koh Tao? Ja, inderdaad, Koh Tao is nog steeds ons verblijfpunt, maar Sairee Center ligt een kilometer of twee noordelijker in het bruisende hart van het dorpje bij Sairee Beach (vandaar ‘Center’), een keuze die we maakten om een paar extra stuivers op zak te houden, maar ook omdat Bart en Inge die dag op dit paradijsje zijn beland en het natuurlijk wel leuk is om de komende dagen te vullen met onze Heesche vrinden en die avond begonnen we daar al mee. We hadden heerlijk Thais gegeten bij een idyllisch restaurantje aan het water en we sloten de avond af met biertjes onder het genot van weer een vuurshow (vaste prik op de stranden hier blijkt nu) aan het strand. Helaas gaat het verkassen van Ban’s Diving Resort naar Sairee Center wel ten koste van onze zwembaden, maar dan worden we in elk geval wél gedwongen om van onze luie reet af te komen en iets van het eiland te zien buiten de vele duiksites die het eiland rijk is.
Suppen
Dat plan kwam de dag erna nog niet helemaal van de grond. Dat is niet zo heel erg, want we hadden een ander plan. Op die zaterdag zaten we al een hele anderhalve week op Koh Tao en het is natuurlijk een schande dat het thuisfront nog niet zo veel gebeld is. Dat ochtendje planden we dus vrij voor vrienden en familie (die voor ons op een zaterdagochtend dus wel héél vroeg uit de veren moesten) en pas in de middag gingen we op pad met Bart en Inge. Het plan was om te gaan suppen. Al snel merk je dan dat je weer terugvalt in oude gewoontes en in een verlangen naar veiligheid. Het hele strand lopen we af op zoek naar een supboard en na een halfuurtje slenteren en genieten van de heerlijke laidback bedrijvigheid van het dorpje, vinden we de plek waar we ons supboard huren: Ban’s Diving Resort. Nu al een speciaal plekje in ons hart.
Het suppen bleek populair te zijn. We dronken nog wat in het naastgelegen kroegje, maar we zagen de stapel supboards in een kwestie van minuten nog sneller leeg raken dan een schaal frituurhapjes in de kantine na een voetbalwedstrijd en toen we klaarstonden om een bord te huren stond leken de supboards allemaal verhuurd te zijn. Potverdorie. “Niet getreurd,” zei de verhuurder die als hij naast Geertje had gestaan, tot in detail had kunnen vertellen hoe haar oksels roken, “ik heb er nog wel een paar.” Een compagnon van de verhuurder toverde onder de verhoging nog een drietal (Geertje en Inge zouden een supboard gaan delen) supboards, maar deze waren niet de beste in kwaliteit. De stof – ik weet niet hoe ik het anders beschrijf – op het supboard liet aan alle kanten los en de plank zelf was in zijn totaliteit half zo groot en half zo dik als de units die een halfuur terug nog keurig opgestapeld lagen. Afijn, wie weet lukt het wel.
Dat viel dus vies tegen. Wij met die supboards de zee op, en de supboards liepen continu onder water. Niet dat ze zonken, maar dat ze in het midden nét een centimetertje onder het wateroppervlak bleven, terwijl de voor- en achterkanten van het board nog net naar adem konden happen. Bart en ik zagen er wel een leuke uitdaging in en na veel klimmen en vallen lukte het ons uiteindelijk om af en toe een paar seconden effectief te kunnen suppen, maar Geertje en Inge kozen er al snel voor om naar de kant te gaan om het supboard in te ruilen voor een goeie die zojuist weer door een andere huurder was ingeleverd en eerlijk is eerlijk, misschien was hun keuze wel de juiste geweest.
Al dat geval en gedoe zorgde voor de nodige hilariteit, maar even later bleek dat wanneer je in het water viel en de peddels op de verkeerde manier het water raakten, ze zouden zinken en na een klein uurtje was Inge haar peddel kwijt en hadden we er ineens nog maar drie. Niet getreurd, want daar was ik natuurlijk, vers afgestudeerd duiker. Na wat zoek- en speurwerk zagen we een peddel op de bodem liggen en met behulp van een duikbril die ik van een langs zwemmende supper had gekregen, dook ik de peddel natuurlijk met een technisch perfect uitgevoerde freedive naar de oppervlakte. Laat dat maar aan mij over. Althans, dat dacht de rest wellicht ook. Een halfuurtje later raakten we wéér een peddel kwijt, maar ditmaal bleek de verkapte roeispaan onvindbaar te zijn, zelfs voor ondergetekende meesterduiker. Bovendien zat onze tijd erop en moesten we toch maar weer naar de kant gaan, maar de Thai zijn niet zo van de structuur als wij Nederlanders, dus de beste man had helemaal niet door dat we een peddel misten.
In de avond aten we met z’n vieren bij de Italiaan. Wederom pizza voor mij. Op reis ontdek je altijd eten dat je mist. Thuis was ik nooit zo’n pizzaliefhebber. Lekker, héél lekker, maar niet mijn nummer één op de favorietenlijst. Op reis hunker ik naar die frisbees, heb ik gemerkt. Ook naar frikandellen speciaal, maar die zijn nou eenmaal niet voorhanden, dus dan doe ik het maar met pizza’s. Geertje heeft daar overigens nog niet zo’n last van. We sloten de avond af aan het strand met een spelletje, Bommen en granaten. Nee, we zijn niet van plan de Tweede Wereldoorlog te recreëren, maar dat is dus echt een heel leuk spelletje om de avond mee te vullen. We merkten hier heel erg hoe de Thaise mentaliteit in elkaar steekt. Eindtijd is eindtijd. Rond elf uur ging de muziek uit en tot onze blijdschap kon Bart nog één rondje bestellen en vertelden ze ons dat we mochten blijven zitten, maar een krappe vijf minuten later vlogen de lampen ook uit en zaten we met z’n vieren in het pikkedonker te kijken naar een stel dobbelstenen een paar stapeltjes kaarten. Zo werkt dat hier dus. We mochten in elk geval wel blijven zitten.
Koh Tao ontdekken
Een dag later was het dan echt tijd om het eiland te ontdekken. Bij ons Guesthouse huurden we twee ‘scooters’ voor 200 baht per stuk. Reken dat maar eens om: 5 hele euro’s en een paar centen om een hele dag een ‘scooter’ te huren. Opgevallen dat scooter telkens tussen aanhalingstekens stond? Goed opgelet, een scooter is hier namelijk eigenlijk gewoon een motor, in die zin dat die dingen enorm krachtig zijn en het eigenlijk niet helemaal toegestaan (de precieze regels zijn ons nou niet helemaal duidelijk) is om op die dingen rond te rijden zonder een motorrijbewijs, maar als je één keer in Thailand bent zie je iedereen en hun moeders op die krengen rondcrossen. Dus gaan wij dat ook proberen. Wel is voorzichtigheid echt geboden en moet je je niet als een idioot gedragen op zo’n ding en dat hebben we diezelfde dag meermaals gemerkt, maar daarover later meer.
John Suwan Point
Koh Tao is een klein eiland. Het iets zuidelijker gelegen Koh Samui is bijvoorbeeld groter dan Aruba, dus tropische eilanden in Thailand zijn niet per definitie klein, maar Koh Tao is maar een fractie van die grootte en telt in totaal 21 vierkante kilometers. Je bent dus zo van de ene kant van het eiland naar de andere kant. Onze eerste stop lag in het zuiden van Koh Tao: John Suwan Point. Als je hier komt, is het eigenlijk de bedoeling dat je naar het uitzichtpunt gaat klimmen. John Suwan Point is namelijk een punt op de top van een heuvel waarbij je uitzicht hebt over het hele eiland. De klim ernaartoe is een korte, maar wel een taaie. Er is namelijk geen pad, maar her en der zijn touwen opgehangen om je enig idee te geven van de richting waarin je moet klauteren en volgens ons is dat tien keer mooier dan een wandelpad dat naar boven leidt, want je waant je soms even als een kind in een binnenspeeltuin, alleen dan moet je hier wel even twee keer kijken waar je je voeten neerzet. We zeiden het al in z’n vieren: als deze plek in Nederland had bestaan, was het complete gebied afgesloten geweest totdat er een vlonderpad en een paar driemaal gedubbelcheckte trappen waren aangelegd en er een verplichting was ingevoerd om met helm en knie- en elleboogbeschermers de klim te starten. Hier in Thailand hoef je dat niet te verwachten natuurlijk. Ben je mal? Het uitzicht vanaf de top na een intensieve korte klim (credits aan Bart en Inge, die de schoenen in de buddy van de scooter lieten zitten en de heuvel op slippers probeerden te trotseren) was dan ook des te mooier.
Shark Bay
De enige haaien die bestaan rondom Koh Tao, zijn kleine rifhaaien en die zijn in Shark Bay te vinden. Shark Bay is een klein, schilderachtig, maar toch best wel druk strandje aan de kust in het zuidoosten van Koh Tao. Een mooi snorkel- en duikplekje, dus trokken we ons snorkelwaar uit de rugzak om eens een stukje de zee in te zwemmen en wat te snorkelen, maar hoewel het misschien arrogant klinkt, voelt snorkelen nu toch een beetje alsof er na het behalen van je rijbewijs aan je uitgelegd wordt hoe de koppeling werkt en hoe je moet schakelen. Je kent het allemaal wel en je weet hoeveel mooier het kan zijn. Desondanks is het meer dan prima om na die bezwete klim eventjes de verkoeling van het water op te zoeken. We zagen overigens ook geen rifhaaitjes, dus de naam Shark Bay klinkt ook een beetje overdreven, vind je niet? Nou schijnt het zo te zijn dat er vroeger een hele hoop grote haaien (van die echte) in deze wateren zwommen, maar zoals je weet wordt de haaienvinnensoep meer gewaardeerd hoe oostelijker je gaat en is de complete haaienpopulatie in dit gebied dood gevist. Toch wel een beetje triest, maar misschien verklaart dat de naam van dit baaitje.
Tanote Bay
Stop drie bij Tanote Bay aan de oostkust was toch wel de lompste en de bruutste van de dag. Waarom? Tanote Bay is meer dan een rustig, relaxed Thais strandje, want het is namelijk de plek waar zo’n zestig à zeventig meter van de kust een enorme rots uit het water steekt. En niet zomaar een rots, eentje waar je op mag klimmen en vanaf kunt springen. Of eigenlijk moet springen, want ben je eenmaal boven, dan is er geen weg meer terug. We zeiden het al bij John Suwan Point, maar bij Tanote Bay wordt de gedachte nog wat versterkt: in Nederland zou Tanote Bay verboden terrein geweest zijn. De rots hier in Tanote Bay is namelijk ruim 10 meter hoog en lijkt haast wel op een kubus. Er is geen ladder om erop te klimmen en er is ook geen trap. De enige manier om boven te komen is middels een touw dat aan de bovenkant van de rots vast is gemaakt en je moet de plaatselijke Thai er maar op vertrouwen dat het ding niet losschiet aan de bovenkant. Aan het begin van de klim zijn er nog een paar kuiltjes en herkenningspunten om je voeten in te monteren voor wat betere grip, maar halverwege verdwijnen die ook en ben je gedwongen om tegen een egaal oppervlak in een bijna haakse hoek tegen de rots op te klimmen. Eén verkeerde stap of het touw per ongeluk laten vieren en je valt morsdood op de onvergefelijke rotsen onder je, waar je de klim begon. Het is gewoon onbegonnen gekkenwerk. Althans, zo lijkt het, want ik merkte dat ik, als ik het touw maar continu strak hield en continu achterover leunde, ik eigenlijk vrij makkelijk naar boven dartelde. Geertje durfde de klim niet aan, maar dat vond ik niet zo erg. Op de een of andere manier is het zo dat wanneer je wederhelft iets doet wat gevaarlijk is en je je ogen sluit, je het hele tafereel op de slechts mogelijke manier mis ziet gaan.
Daar stonden we dan, op de rots in Tanote Bay. Bart, Inge en ik. Toch maar weer even voor mekaar, hé? Met wat kunst- en vliegwerk was het ook mogelijk om naar een hoger punt op de rots te komen, dus daar aarzelden we ook niet over, maar toen we bij de rand gingen staan, was het wateroppervlak stiekem toch nog wel héél ver weg. Maar wat er van tevoren gezegd werd, bleek waar te zijn: als je eenmaal boven bent, is er maar één weg naar beneden en dat is door te springen. Teruggaan middels dat touw was onmogelijk en mocht je ter plekke overmand worden door immense hoogtevrees, dan was sterven aan de honger en dorst op die rots de enige optie die restte. Oftewel, springen dus. Ik nam een aanloop, richting de rand en… stopte. Jezus, Niels, pussy, spring gewoon. Nog een keer. Ik rende naar de rand, maakte aanstalten om te springen en… stopte weer! Ik keek naar beneden. Echt hoog. Echt heel erg hoog. Ik kon ook van wat lager springen, iets verderop, schoot het door mijn hoofd. Tien meter klonk op dat moment ineens heel aanlokkelijk. Maar nee, laat je niet kennen man, dus ik rende nog één keer naar de rand, deze keer met het verstand op min achtenvijftig, en sprong deze keer wel. Ik vroeg me altijd af waarom mensen in achtbanen gilden. Nu niet meer. Als een vijfjarig kleutermeisje schreeuwde ik twee seconden lang de longen uit mijn lijf tot het water van de zee zich om me heen sloot en ik niet meer kon schreeuwen. Van spijt was allerminst sprake, want dit was toch wel heel erg vet.
Mango Viewpoint
Mango Viewpoint was de laatste stop van een fantastisch dagje scooteren. Midden op het eiland lag namelijk een berg (of heuvel, wanneer wordt een heuvel een berg?) met een aantal uitzichtpunten waarvan wij Mango Viewpoint kozen. De weg ernaartoe leidde naar de top en kon in zijn geheel met de motor/scooter gereden worden. Althans, voor Bart en Inge, die met z’n tweetjes moeiteloos de top bereikten. Voor mij en Geertje ging dat wat minder voor de wind, want zo’n zevenhonderd meter voor het eindpunt hadden we onze scooter geparkeerd en werden we gedwongen het resterende deel te lopen. Of we hebben niet de krachtigste scooter van het eiland bemachtigd of ik moet mijn persoonlijke inname van de Pad Thai en de curry’s hier nog eens grondig onder de loep nemen, maar laten we er maar van uitgaan dat die eerste de reden is dat we met z’n tweeën de steile asfaltpaden hier niet wisten te trotseren. Hoe dan ook, de laatste zevenhonderd meter waren zwaar. Als onze motor/scooter het pad niet de baas was, betekende dat dat de klim heel steil was en dat was hij ook. Tweehonderd meter lang liepen we over een geasfalteerd pad dat bijna 45 graden omhoog liep en bezweet als Martijn van B&B vol liefde kwamen we aan bij een kraampje waarbij stond dat Mango Viewpoint nog vijfhonderd meter verder was. De laatste vijfhonderd meter waren een stuk milder en toen we bij Mango Viewpoint aankwamen, waren we weer ietwat op adem gekomen.
Op Mango Viewpoint was het uitzicht fantastisch, misschien nog wel mooier dan het uitzicht vanaf John Suwan Point. Je had uitzicht over Sairee Beach, over de jungle op Koh Tao en over de zee. Wat het was, wisten we niet, maar aan de horizon leek het water naadloos op te gaan in de lucht en het wolkendek was moeilijk van het water te onderscheiden, wat het uitzicht alleen maar mooier maakte. Bij Mango Viewpoint waren heerlijke zitbanken en was er zelfs een schommel. Of ja, ‘zelfs’… op veel willekeurige reizigersfoto’s staan kiekjes van toeristen die zich te goed doen aan een drankje op zo’n schommel, ogenschijnlijk waar ook ter wereld. We weten niet hoe het in de rest van de wereld is, dat gaan we meemaken, maar Thailand is al gezwicht voor de schommels en overal zie je er wel eentje staan. Nu haat ik een beetje op die schommels, maar eigenlijk is het een hoop schik om er even op te gaan staan, lekker wat op en neer gejonast te worden door zo’n ding terwijl je geniet van een wonderschoon uitzicht. Het enige jammere aan Mango Viewpoint was dat we er niet eerder waren. De avond begon al te vallen, maar er stonden een paar knusse tafeltjes en een klein kraampje dat drankjes verkocht, dus als we er eerder waren geweest, hadden we er nog zeker even een drankje gedaan.
Toen we aan onze afdaling begonnen, besloten we wat brandstof bij te kopen. Bij het kraampje vijfhonderd meter lager, kon dat gelukkig. Brandstof kopen gaat er hier net wat anders aan toe. Voor 50 baht kregen Bart en Inge een whiskeyfles gevuld met benzine en ook wij kregen er een, maar omdat onze scooter/motor tweehonderd meter verderop stond, goot het vrouwtje van de benzine de brandstof over in zo’n plastic waterflesje dat we mee mochten nemen. Bizar hé? In zo’n waterflesje moet je oppassen dat je niet in een moment van verstandsverbijstering denkt dat je Lipton Ice Tea overgeschonken hebt, want die twee lijken in zo’n flesje verdacht veel op elkaar. Die tweehonderd meter bleken nog niet zo eenvoudig, want we waren op slippers en in onze route naar beneden (afdalend vanaf dat steile geasfalteerde pad) zakte Geertje plotsklaps door haar hoeven en lag ze languit op het pad. Wel gevallen dus, maar gelukkig niet met die scooter.
Over vallen gesproken: het pad naar de doorgaande weg vanaf Mango Viewpoint was gedeeltelijk een zandpad en toen we de hoek omgingen, kwamen we oog in oog te staan met een joyridende Brit. Die was er overduidelijk niet op voorbereid dat hij de weg met meerdere mensen moest delen en onverhoopt en abrupt schoot hij in de ankers, maar zijn scooter was daar niet zo content mee. Hij gleed onderuit en hard als hij reed maakte hij een voorwaartse salto, landde hij op zijn knieën (-3 voor de afsprong) en tuimelde hij zo de bosjes in. “I’m okay, I’m okay,” riep hij nog terwijl hij met zijn benige armpjes onnodig breed terug naar zijn scooter paradeerde. “Don’t worry, don’t worry,” zei hij nogmaals. “I won’t,” riep ik hem nog na toen hij met hetzelfde kabaal weer door croste en dat was de waarheid: waarom zouden we ons druk maken over zo’n pompeuze, stereotype Brit?
Dat was wel een wijze les natuurlijk. Wees voorzichtig in Thailand op een scooter. Wegen gaan steil omhoog en net zo steil weer omlaag. Gaten in de weg hier en daar zie je niet veel, maar zijn ook geen uitzonderingen. En die scooters zelf natuurlijk; ze zijn zeker twee keer zo krachtig als de Nederlandse varianten. Als het geen zandpad was waar mr. I’m okay gevallen was, waren we heel erg benieuwd geweest hoe hij het ervanaf gebracht had.
Een geweldige dag sloten we af met een minder leuke avond. Met z’n vieren zochten we een kroegje op om Ajax-Feyenoord te kijken en ik zal er maar niet te veel over uitweiden, maar als Ajacied kun je je wel voorstellen waarom ik zeg dat de dag met een tegenvaller werd afgesloten. Aanvankelijk was er toch nog sprake van ietwat naïeve hoop, zeker toen Bart (ook een lotgenoot en supporter van dezelfde vereniging) en ik onze eerste halve liter Chang voorgeschoven kregen, maar die hoop werd gauw met de grond gelijk gemaakt als een mier die vertrapt werd door een laars. Laat ik het er maar bij houden dat we vanuit een Ajaxperspectief in ieder geval het goede jaar hebben uitgekozen om weg te gaan en het geen wereldramp is mochten we een wedstrijd eens een keer niet van begin tot eind kunnen zien.
Zodoende besloten we maar wat te gaan eten bij een heel knus restaurantje een halve kilometer verderop. Tijdens het scooteren waren we er al langs gereden en toen hadden we al bepaald dat we daar die avond onze magen wilden gaan vullen. Eigenlijk aten we bij een soort strandtentje, maar dan niet aan het zand, maar aan de doorgaande weg. De vloer bestond louter uit zand en voor eventuele regenbuien zouden we door een rieten dak drooggehouden worden. De relaxte achtergrondmuziek en het houten restaurantsmeubilair maakten het plaatje compleet. Tijdens het eten crosten er een hoop toeristen langs ons op en zoals ik eerder al zei: let goed op. Om en nabij onze laatste hap werd het er eentje fataal: met een enorme knal ging er een Chinees ogende toerist onderuit vlak voor het restaurant en het eerste wat we hem hoorden roepen was: “take me to a hospital”. Uitkijken, uitkijken, uitkijken… We hebben ons lesje al geleerd zonder zelf de steen te hoeven stoten. Heel erg laat maakten we het niet meer, want Geertje en ik zouden de dag erna aan onze Advanced Open Water beginnen. Hoe dat is verlopen? Even geduld tot de volgende blog!
Reactie plaatsen
Reacties
Tjonge jonge, onvoorstelbaar wat jullie nu al allemaal beleefd hebben, en maar goed dat we van te voren niets wisten...maar we genieten enorm!!
Goed om te horen, leuk dat jullie ons zo mee volgen! 😃
Wat geweldig dat jullie dit met Bart en Inge hebben kunnen delen.
Zeker! Waren leuke dagen zo. :)
Ekkes langs say cheese gaan voor dat delleke speciaal