Naar Malmö was het niet zo ver meer vanaf Ljungbyhed, maar als een daverend succesverhaal begint de derde stad van Zweden niet. Voor het kanoën had Geertje een AirBnB-eigenaar een verzoek ingediend voor een kamer, maar toen we met de spoorfiets terugkwamen, had zij nog niet gereageerd. In de vijftig minuten die ons restte naar Malmö, is Geertje verder aan het regelen gegaan. We kregen een bericht net voordat we vertrokken van de AirBnB eigenaar dat hij vol zou zitten. Helaas, dan maar weer op zoek naar wat anders. Zo flexibel dat we zijn, nemen we contact op met een vrouwelijke AirBnB host. Om de kansen te spreiden, neemt Geertje ook maar contact op met een andere host met de vraag of zij nog een dak boven ons hoofd konden bieden voor vanavond. Inmiddels met nog maar 15 minuten op de klok tot het centrum Malmö, besloten deze aanvragen te annuleren en via Booking.com een kamer te boeken (met keuken, geen idee wat het is, maar Geertje vindt het helemaal leuk om zich uit te leven in de keuken). Op deze manier kregen we een directe bevestiging voor de boeking en zijn we onderweg naar dit hostel. Werden we gebeld… Uiteindelijk dus OOK volgeboekt. Wat is dat toch, dan staat de kamer vrij, is het volgeboekt? Ook een host op AirBnB gaf aan dat we minimaal 2-3 nachten moesten boeken, dus ook dit konden we niet reserveren. Van de eigenaresse van de andere AirBnB nog geen reactie. Geertje besluit naar plan D,E? Wat was het ook alweer?- te gaan. Ze boekt een cabine/huisje op een camping. En eindelijk! Weer een directe bevestiging. Nog even boodschappen doen en op naar onze overnachting! Terwijl we de incheckinstructies ontvingen van onze camping, kregen we bericht van de AirBnB host dat er nog plek bleek te zijn… Goede laatste optie, mocht ook de camping annuleren.
De camping
Uiteindelijk arriveren we dus bij een of andere camping pal naast de Öresundsbrug (dat legobouwwerkje van Malmö naar Kopenhagen, weet je nog). Het geld is keurig van mijn credit card afgeschreven, maar het is al zeven uur geweest en het is al donker buiten. De receptie is gesloten en onbemand. Gelukkig is er een incheckapparaat. Of ja, gelukkig: machines die mensenwerk automatiseren zijn allemaal leuk en aardig, maar wel op één voorwaarde: dat ze werken. En deze incheckautomaat? Vanavond even niet.
Ik wacht even in de auto en Geertje gaat met dit incheckapparaat aan de slag. Ik besluit even te kijken of het goed gaat, maar Geertje komt niet binnen de keyboxen. Geertje krijgt een uitgedraaide bon, maar daar kunnen we niks mee. De machine blijft piepen en kraken, want er zou een pas moeten verschijnen die toegang zou moeten geven tot het chaletje dat we geboekt hadden. Dat gebeurt niet. In plaats daarvan worden we doorverwezen naar een kluis om de hoek van het gebouw waar we het kluisje met nummer dertien (toepasselijk) moeten openen, maar een code hebben we niet tot onze beschikking. Alles geprobeerd natuurlijk en na een kwartier zijn we buiten dat Jan-Lulbonnetje geen steek verder gekomen. Wel staat er een noodnummer, dus dat bellen we dan maar. Dat gaat vrij eenvoudig allemaal: we krijgen een code voor de kluis. Opgelost!
Oh nee, toch niet. De kluis is leeg. Meisje aan de andere kant van de lijn tast net zo veel in het duister als wij, dus ze vraagt ons even te wachten om het uit te zoeken. We zijn intussen al ruim een kwartier verder en Zweden is qua temperatuur na zonsondergang wel andere koek dan pak ‘m beet Tenerife. Een minuut of zeven later stuurt Tineke ons terug naar de betaalautomaat om precies dezelfde stappen te doorlopen als dat we een klein halfuur terug ook al deden en het tweede Jan-Lulbonnetje wordt geprint. Hebben we weer niks aan. Tineke zit met de handen in het haar.
Dan bedenkt Tineke dat we met de personeelspas wel verder kunnen. We krijgen de code van kluisje vijfentwintig en als dat deurtje openvliegt, ligt er werkelijk een shitload aan pasjes op ons te wachten. We pakken er één en gaan richting chaletje nummer dertien (ik bedenk me overigens nu pas dat we met dat pasje overal ongestoord zouden kunnen inbreken – een dag later zouden we toch terug naar Denemarken gaan). Daar houdt de ellende niet bij op, trouwens. We openen de deur en het chaletje is kaal, steriel en kil. Nou is esthetiek niet het allerbelangrijkste, maar hygiëne en comfort staat wel wat hoger in het vaandel. We willen koken, maar moeten afwassen. Er is alleen geen gootsteenstop aanwezig (of ja, die is er wel, maar die past niet). Een aantal borden heeft nog de eetresten van de vorige gasten erop zitten en er is alleen een matras, een kussen en een deken aanwezig, maar geen hoeslakens, dekbedovertrek of kussensloop te vinden. Bovendien voelen we ons na 9,5 kilometer in de kano en 7 op de fiets wat vies en willen we douchen, maar handdoeken behoren ook niet tot de inboedel van deze chaletjes. Bah. En even nagaan: het is Zweden waar we het over hebben, hé. Het is niet alsof we in Zuid-Soedan of Burkina Faso een chaletje geboekt hebben, maar in het oh zo perfecte Scandinavië. Verkijk je niet altijd op een imago mensen.
Malmö is dus niet denderend van start gegaan. Na al die heisa is het pas een uur of negen voordat we klaar zijn en we zitten ver van het centrum, dus de goesting om nog even het centrum in te gaan, is ver te zoeken. We gaan tijdig naar bed (stapelbed, ook dat nog) en besluiten dat er morgen weer een dag is. Vrijdagochtend naaien we vlug die camping af en parkeren we de auto in een wijkje bij het centrum.
De stad verkennen
Geertje neemt de rol van reisgids weer op zich, maar kent vandaag wel opstartproblemen. We gaan naar een uitzichtpunt, maar dat stelt eigenlijk geen klap voor. Gewoon een kade langs de haven. We zijn ook de enigen die van het ‘uitzicht’ genieten, dus dat zegt wel genoeg. We wilden hier trouwens met de stepjes heen gaan, want ja, dikke teen en enkel, maar de mijne ging nog langzamer dan wanneer ik liep en die van Geertje maakte een enorme piep. Ach, met de gedachte dat je niet altijd zes kunt gooien, vervolgt reisgids Geertje onze tocht naar de Turning Torso en dat is wel de moeite waard. Een gebouw van 190 meter hoog (voormalig hoogste gebouw van Noord-Europa) waarvan de architect zich gebaseerd heeft op een draaiend torso. Het gebouw heeft een vierkant oppervlak, maar in de weg naar boven, draait iedere hoek een kwartslag. Het vierkant is van boven dus een kwartslag gedraaid. Begrijp je het niet? Bekijk de foto’s maar even. Prachtig ding.
We parkeren in het hartje van de stad en zien op de klok dat het net tien uur is geweest. Tijd voor een fika dus! Het is in Zweden niet moeilijk zoeken naar poppenkastachtige bakkerijtjes en die regel gaat voor Malmö ook op, maar na onze bestelling zitten we toch wat melancholisch aan ons tafeltje. Vanmiddag gaan we terug naar Denemarken, dus dit gaat onze laatste fika zijn! We genieten dus met volle teugen van onze gebakjes, lopen tevreden weer naar buiten en hebben troost aan de gedachte dat het ontbreken van fika’s in ons (vooral mijn) leven alleen maar goed is voor het suikergehalte. Man, wat zijn die gebakjes lekker.
Maar waarom hebben we dan ‘vreselijk smerig’ in deze titel staan? Een paar meter naast die overheerlijke bakkerij staat een wel héél bijzonder museum: Museum of Disgusting Food.
Smerig
We hebben twee kaartjes gekocht om een museum te bezoeken waar de meest weerzinwekkende gerechten tentoongesteld worden. Voedsel dat walging opwekt bij de doorsnee bezoeker. Maar walging, wat is dat nou precies? Die vraag wordt als eerste uitgelegd en dat vind ik wel een interessante, dus die wil ik met jullie delen. Walging (of afschuw) is één van de basisemoties en wat wij weerzinwekkend of afschuwelijk vinden is bijna volledig cultureel en in de opvoeding bepaald. Wat wij hier in Nederland normaal vinden om de eten, kan aan de andere kant van de wereld (of zelfs een paar landen verder) als volledig afschuwelijk gezien worden. Walging leer je aan vanuit je omgeving of vanwege culturele invloeden. Denk maar eens aan drop. Scandinaviërs houden er ook wel van, maar over het algemeen wordt drop overal ter wereld afschuwelijk gevonden. Boeiend hé?
Walging is ook veranderlijk. Er wordt een mooi voorbeeld gegeven van de kreeft (volgens mij ligt er een exemplaar dat we eergisteren hebben gevangen in Grebbestad). Kreeft is hedendaags een luxe delicatesse; echt een gerecht voor speciale gelegenheden. Honderden jaren terug? Een bron van walging en voedsel dat alleen geserveerd werd aan de zwaarste criminelen in de meest duistere gevangenissen. Bijzonder hé? Andersom is dat ook waar. Veel meer zelfs. Tegenwoordig walgen we van véél meer dingen dan vroeger.
Nou, ik hoop dat je meegeschreven hebt met dat stukje theorie, want nu gaan we weer naar de praktijk. We komen binnengewandeld en de stank van alle rotzooi die hier tentoongesteld staat, overvalt je meteen. Om nog wat olie op het vuur te gooien krijgen we een bingokaart en een zakje. Een bingokaart met vieze gerechten (drieëntwintig vakjes voor een volle bingokaart) die je na je rondje door het museum kon proberen in een poging een prijs binnen te slepen en een zakje dat dienst doet als kotszakje. Voor ons hangt een krijtbord. “It’s been 0 since the last person vomitted.” Dat belooft wat.
Het museum is eigenlijk buitengewoon interessant en we lopen zelfs anderhalf uur rond en lezen bijna ieder bordje dat er te vinden valt. Van stierenpenissen die in Amerika gegeten worden tot gebakken schapenkoppen uit Iran. Van Cambodjaanse gebakken spinnen en Chinees hondenvlees tot Peruviaanse gevilde cavia’s en vleermuissoep uit Guam: je kunt het in dit museum zo gek niet bedenken. Er is zelfs een filmpje te zien over golden eggs: eieren die gekookt worden in het pis van Chinese basisschooljongetjes. Ja echt, dit bestaat (kijktip: Reizen Waes, en dan de aflevering waarin hij China bezoekt (een mega goede serie in z’n geheel trouwens)). Sommige onderdelen van de tentoonstelling hebben zelfs walgelijke geurmonsters erbij liggen een potje en het ene ruikt waarlijk nog smeriger dan het andere potje. Overigens: dit zijn tentoonstellingen. Er ligt geen echte gebakken hond klaar. Het eetbare gedeelte voor de bezoeker volgt aan het einde.
Ook is er een gedeelte wat ons wel een interessante inkijk geeft in onze vooroordelen op voedselaanbod in de wereld. Wat ik bedoel? Oké, komt-ie. We staan op de afdeling ‘Dangerous Food’ in het museum. We hebben er altijd met z’n allen de mond vol van wat er in verre oorden wel allemaal niet verkocht wordt op eetmarkten. Denk bijvoorbeeld aan die hond in China, of het feit dat COVID-19 van zo’n vleermuis komt uit en alles zo onhygiënisch is. Daar hebben we echt de mond van vol met z’n allen, maar eigenlijk zijn we in het Westen geen haar beter, maar (daar komt-ie weer) hebben we onszelf gewoon een andere manier van walgen en verafschuwen aangeleerd. Het gros van de voedseldebacles in het wereld kent zijn oorsprong in de Westerse wereld. In Spanje zijn namelijk jaren terug duizenden mensen omgekomen wegens een slechte tomatenoogst die voorkomen had kunnen worden en in de V.S. is bijzonder laconiek omgegaan met koeien wat leidde tot een slechte melkproductie die ook bijna duizend doden als gevolg had. Maar ja, dat zijn voor ons foutjes uit ‘bekende producten’ waar wij niet van walgen. Gaat er een keer iets mis met een vleermuis, dan staan we vooraan in de rij om te roepen hoe barbaars dat volk aan de andere kant van de wereld wel niet is. En waarom? Wat een boer niet kent, dat vreet-ie niet, zullen we maar zeggen.
De proeverij
Gefascineerd lopen we dat museum rond, maar na anderhalf uur kunnen we er echt niet aan ontkomen: de disgusting-foodproeverij. Ik doe aan spellen mee om te winnen, dus hoe walgelijk het menu er ook uitziet, ik ben gebrand om ‘m volledig uit te zitten. En dat kotszakje moet leeg blijven. Geertje doet ook wel mee, maar maakt geen beloftes. “Walging is een emotie”, zeggen we tegen onszelf. Misschien is die rommel best wel lekker, maar het verstand moet in elk geval drieëntwintig keer op nul.
Ik zal je even meenemen in ons proeverijtje.
1. Krekels. Prima, we kauwen ze weg als Haribo-Starmix.
2. Thaise zwarte mieren. Heerlijk. Zetten we zondagavond op de hapjesplank.
3. Een of andere zuidoost-Aziatische grote larve. Die is minder lekker, maar ik zou ‘m wel aan m’n schoonmoeder voorschotelen.
4. Messmör. Een soort Zweedse weiboter. Smaakt wel prima, zoet, zout, en het is ons niet helemaal duidelijk waarom dit vies moet zijn. Misschien liggen onze voedselnormen en -waarden in de lijn der Scandinaviërs.
5. Zuidoost-Aziatische Durian. Zo, een bekende klassieker! Het legendarische stinkfruit dat in openbare ruimtes verboden is vanwege de ondraaglijke stank. Hebben we tijdens onze wereldreis al wel eens op, dus deze is appeltje-eitje.
6. Een millenniumei uit China. Een stuk van een gekookt ei uit China, alleen is het eiwit hier groen en het eigeel donkeroranje, als bejaardenpis. Dit is echt walgelijk en ik vind dit de smerigste van allemaal. Geertje ziet af. Deze gaat niet op de hapjesplank.
Even pauze. En door.
7. Sonaris uit Zwitserland. Kek sausje wel, maar het heeft wat weg van sojasaus.
8. Milkis uit Zuid-Korea. Kek drankje wel, maar het heeft wat weg van waterige fristi.
9. Mont Vully. Zwitserse stinkkaas en de eerste van drie kazen en echt een fucking stinkende en smerige. Geertje doet wel weer mee, want ze houdt van kaas. Voorlopig.
10. Geitenmaagkaas uit Sardinië. De lekkerste van de drie kazen en met zo’n naam kun je je wel voorstellen hoe smerig die andere kazen waren.
11. Basajo al Passito. Klinkt Spaans maar dat boeit me geen reet. Was dat milleniumei het smerigste? Nou, deze komt ook in de buurt. Ik wil nooit meer kaas, bedenk ik me nu. Geertje wel, want dankzij mijn reactie past ze.
12. Sauerkrautsap. Sap van gefermenteerde zuurkool. In Polen schijnen ze dit te drinken. Lekker die kaas wegspoelen, dacht ik, maar ik spuug bijna m’n kotszakje vol.
Halverwege. En door.
13. Stinkbugs uit… het zal wel weer Zuidoost-Azië zijn. Net popcorn. Prima dus. Geertje ziet deze ook wel zitten.
14. Meikevers. Een Oegandese delicatesse, maar dit gaat me bijna een culturele brug te ver. Deze units zijn GROOT. Zo'n drie centimeter, zeker. Geertje slaat over (begrijpelijk), maar ik ben al over de helft dus in een moment van verstandsverbijstering mik ik het ding naar binnen en ik ga echt bijna over m’n nek. Vanwege de smaak? Nee, want hij smaakt best prima, maar dit is nou precies walgingsindoctrinatie.
15. IJslandse Hakarl. Gefermenteerde haai. Waarom is dit vies? Haaien schijten en pissen niet, maar zweten hun afscheiding uit. Oftewel, hun pis en schijt trekt in het vlees. Dus je eet eigenlijk haaienpis en haaienschijt, maar eerlijk gezegd is dat zo slecht nog niet.
16. Zweedse surströmming. Klinkt bekend? Ja, dat stinkende visje van de surströmming challenge van een paar jaar terug! In Zweden verboden om binnen te eten vanwege de stank, maar nog altijd een delicatesse die hier graag genuttigd wordt. Ik werk een stuk naar binnen en het is best prima. Eigenlijk gewoon een haring, maar dan véél sterker in smaak en geur. Hoe kan het ook anders: het is ook haring, maar dan een jaar lang gefermenteerd.
17. IJslandse drop. Ik zei het al, drop is iets voor de Noord-Europeanen, anderen vinden het walgelijk. De IJslanders dippen de drop wel in een bak zout. Deze wil Geertje ook weer proberen. We houden hem binnen, maar kijken wel alsof opa een heet scheetje gelaten heeft.
De laatste etappe begint. En wat voor een: zes chilisauzen en -extracten. Geertje past al voordat ze überhaupt gevraagd wordt, maar ik ben al zo ver gekomen, dat ik niet meer uit kan stappen. Even voor de vergelijking: de sauzen en extracten staan aangegeven op de scovilleschaal. Scoville is het instrument om pittigheid te meten. Een jalapeño zit tussen de 2500 en 30.000 scoville, maar het laatste (en pittigste) chili-extract is de Britse Grim Reaper. Buiten het feit dat die naam al aanlokkelijk klinkt, moet ik ook nog een formulier ondertekenen dat ik zelf garant sta voor de gevolgen van het proberen van dat extract. Hoe pittig? 9.000.000 scoville! Reken maar eens uit: driehonderd keer zo pittig als de pittigste jalapeño! Toch geloof ik eraan en doorsta ik de test (alhoewel het brandende gevoel in mijn mond van een ongekend bizarre intensiteit was) en mag ik aan het radje draaien, maar mijn prijs is een blik Zuid-Koreaanse melk. Niet de meest spannende prijs van het rad van afschuw, maar ach, ik heb in ieder geval de walgingsbingo weten te voltooien.
Nog een korte stadswandeling
Eenmaal buiten duurt het nog zeker een halfuur voordat ik me volledig herpakt heb, dus besluiten we nog even een rondje door Malmö te lopen voordat we naar Denemarken gaan. En daar balen we een beetje van. Malmö blijkt namelijk een verrekte mooie stad te zijn. Er staan prachtige gebouwen met gedetailleerde architectuur in het centrum, er zijn ontelbare leuke terrasjes en gezellige, knusse pleintjes en het bruist op de straten. En wij? Wij gaan over uurtje terug naar Denemarken! Aan een volgend bezoek aan Zweden, wordt Malmò sowieso weer toegevoegd!
Reactie plaatsen
Reacties