Wil je op de hoogte blijven van onze reis en een melding krijgen zodra een nieuwe blog geplaatst wordt? Schrijf je dan hier in!
Binky is verzekerd, Binky is aangekleed, maar Binky heeft de kindervaccinaties in de vorm van een mechanische check nog niet gehad. Geen tijd meer voor gehad – en normaal doe je zelfs zo’n mechanische check vóór de aankoop, maar Jillian en Neil moesten er door de verhuizing vanaf en dus maakten we de gok de check pas na de aankoop te gaan doen -, maar stel dat Binky, als we morgen weer terug zijn in Perth, de mechanische check niet doorstaat, hij total loss verklaard wordt en wij blut terug naar Nederland moeten, dan hebben we in ieder geval iets van de Australische natuur gezien en met die gedachte zetten we koers naar York, een slaperig dorp twee uur ten oosten van Perth. In de vorige blog noemde ik de rit naar York onze eerste echte roadtrip, maar eigenlijk is dat dus wel een beetje gechargeerd. Voor we naar York rijden, halen we alvast wat lekkere snacks voor Binky in huis (ruitenwisservloeisof, motorolie, koelvloeistof; dat soort lekkernijtjes en guilty pleasures), geven we hem van ieder tussendoortje precies voldoende en beginnen we onze eerste tocht.
Het duurt niet lang voordat we een kleine glimp van het gevoel van het desolate Australië krijgen. Als we na een halfuurtje rijden de stad Perth echt zijn ontvlucht, begint de eindeloosheid der Australische wegen zich al enigszins voor ons te openbaren. In anderhalf uur tijd sla ik maar liefst twee keer rechts- en één keer linksaf en de wegen zijn zo verlaten als ze maar zijn kunnen. Kilometers land die zich zover als de horizon zich prijsgeeft uitstrekken, dorre bomen, kale vlaktes, droge bosjes en maar een handjevol auto’s. Het is bizar. Voor we bij onze camping zijn, doorkruisen we eerst het dorpje York en ondanks de paar huizen die het dorpje kent, is er van enige vorm van leven eigenlijk totaal geen sprake. Totale afgelegenheid, maar als we op Google Maps kijken en zien dat we nog maar een fractie van de kaart hebben gehad, is dat het teken dat we slechts het topje van de ijsberg hebben geschraapt. Het is gewoon onvoorstelbaar. Nog even een voorbeeld om een soort beeld van de leegte van Australië te krijgen: het laatste uur voordat we in York arriveerden, kwamen we haast geen huis tegen, maar als je op de kaart kijkt lijkt het alsof je op een steenworp buiten Perth beland bent. Met recht zijn dit afstanden die je niet kunt bevatten als je hier niet geweest bent of gereden hebt en ook wij maken ons niet de illusie dat we de afstanden en de woestenij van Australië na een ritje van twee uur ook maar enigszins kunnen bevatten. Maar: ergens moet je beginnen, toch?
Onze eerste camping: de White GUm Farm in York
Na York rijden we nog een klein stukje door naar de White Gum, waar we de eerste vijf kangoeroes van onze tijd in Australië zien! Je ziet ze niet heel goed op de foto, maar we hebben een poging gewaagd ze te vereeuwigen op de camera. Naast die kangoeroes is er geen levende ziel te bekennen bij de receptie. Onze alarmbellen rinkelen weer zoals ze dat de afgelopen dagen al zo vaak hebben gedaan, maar aan het raam hangt gelukkig een blaadje waarop staat dat de receptie maar zo’n zevenenhalf uur per week (alleen in de weekenden) geopend is. Een belletje naar het aangegeven nummer moet als check-in volstaan en dat doet het gelukkig ook. We kunnen ons eindelijk nestelen op een kampeerplaats.
De White Gum Farm is een toonbeeld van rust, stilte en isolatie. Op het grote kampeerpark staan een stuk of vijf andere caravans en verder is er geen kip te bekennen. Oké, er vliegen een paar prachtige, tropische, felgroene vogels af en aan langs Binky op, maar die tellen we niet mee. Het is hier stil. Muisstil. Alleen het oorverdovende kabaal van de geïsoleerde natuur die ongeremd z’n gang gaat, is hier hoorbaar. En dat is onbeschrijfelijk mooi.
Wat net zo mooi is, is het plaatje dat we hebben als we het zonnescherm van Binky uitdraaien, ons tafeltje neerzetten en ons installeren op de uitklapbare campingstoeltjes die Jill en Neil ons hebben meegegeven en op dat moment voelen we het echt: dít is Australië. De isolatie, de rust, de natuur: simpelweg het gevoel dat je met z’n tweeën op de wereld bent en er verder niemand anders is (de vijf andere caravans in onze ooghoeken denken we voor het gemak even weg). En dan die sterrenhemel… we zitten natuurlijk twee uur buiten de stad en er is nagenoeg geen lichtvervuiling op zo’n afgelegen plek als deze (en sowieso: buiten Perth zitten er in dit gebied simpelweg geen grote steden) en we hebben ook nog eens een heldere dag gehad, dus we worden ’s avonds getrakteerd op een sterrenhemel zoals we die nog nooit in ons leven gezien hebben. Honderden, zo niet duizenden lichtbakens die de hemel als een onmogelijke verbind-de-puntjespuzzel decoreren. Magisch.
Je ziet aan de foto dat we met onze telefooncamera’s het sterrenspektakel totaal niet fatsoenlijk in beeld weten te brengen (de batterij van de normale camera is leeg), maar bedenk dat plaatje op de foto, maar dan met een soort sterrenvermenigvuldiger erbij. Ik weet het niet, gebruik je fantasie. Het lukt je vast wel om de melkweg zoals je 'm op films ziet voor te stellen, toch?
De avond en de nacht zijn prettig, maar helemaal op ons gemak zijn we nog niet. In ons hoofd blijft een duivelsstemmetje zeggen dat morgen de mechanische check – die check die normaliter vóór de aankoop van een auto gebeurt – op de planning staat. En als er één ding metaforisch heeft gewerkt de afgelopen dagen, dan is het wel de pech en tegenslag in regelzaken en voor we onze ogen sluiten om voor de tweede nacht in Binky te slapen, spreken we de vurige wens naar elkaar uit dat het deze keer even niet tegenzit.
Mount Brown
We rijden terug naar Perth en verlaten York, maar niet voordat we ons oog hebben laten vallen op de enige bezienswaardigheid die het dorpje rijk is: het uitzichtpunt van Mt. Brown. Zo heel veel leuke dingen hebben we ter ontspanning nog niet gedaan, dus we hebben eigenlijk wel zin om eens wat te zien en wat te doen. Een zware klim is dit bergje niet, want we kunnen de klim volledig op Binky’s conto schrijven, maar het uitzicht waarop we getrakteerd worden is wel geweldig. Een dorre vallei openbaart zich die alleen versiert wordt door droge struiken en het levenloze dorpje York en omdat de lucht zo helder is, kunnen we zo ver kijken als de bolling van de aarde ons dat toelaat. Maar wat het meest opvallende is, is het ogenschijnlijk misplaatste bos dat zichvlak onder ons bevindt, tussen de top van de berg waarop we staan en de grens van York met de dorre woestenij. En aan dat bos zit wel een leuke legende van de Aboriginals verbonden.
Vroeger leefden hier twee stammen. Een bergstam en een valleistam en ik ga geen woorden vuil maken aan woorden die je uitleggen wie waar leefde. Wel vertel ik je wie er in die stammen woonden: in de bergstam woonde een machtige, jonge krijger en in die valleistam woonde een heel knap meisje. Maar ook bij de Aboriginals was het ons kent ons en niemand komt daartussen, dus verliefd worden op iemand van de andere stam was iets wat je niet wilde proberen, want dan werd iedereen boos. Je moet die incest gewoon in stand houden, toch? Je ziet de bui al hangen: jonge krijger wordt verliefd op mooi meisje en die liefde is wederzijds. Allebei die stammen boos als donderwolken (die niet eens bestaan in Australië volgens mij), en uiteindelijk gooien de tortelduifjes er met de pet naar en ontvluchten ze hun dorpen om samen het romantische geluk op te zoeken (alhoewel mijn gok is dat ze in dit woeste landschap niet verder kwamen dan een halve marathon). De valleistam werd nog bozer en verklaarde de oorlog aan de bergstam, want de bergstam zou de twee ergens hebben laten onderduiken, want ja, het beschuldigende vingertje wijzen is altijd makkelijker dan eigen verantwoordelijkheid nemen. Het werd vechten geblazen. Helaas voor de valleistam waren ze niet opgewassen tegen de krijgsmacht van de bergstam en als je een strijd aan het verliezen bent kun je een aantal dingen doen: nobel en naïef doorvechten, terugtrekken en een nieuw plan van aanpak opstellen of vredesonderhandelingen doen. Valleistam koos voor optie vier: de kamikazekernbom. Ze haalden hun magiër erbij en als een stel slechte verliezers, veranderde de magiër iedereen in bomen en dat is het bos waar je nu op uitkijkt. En die twee tortelduifjes? Hun geesten zijn blijkbaar tot in de eeuwigheid gedoemd om rond te blijven dwalen, los van elkaar. Zij in de vallei, hij in de bergen. Niet ieder verhaal heeft een happy ending, maar ik blijf het fascinerend vinden hoe groot de fantasie van onze voorgangers was, maar één ding is zeker: als die magiër had geweten tot hoe ver zijn macht zou reiken, had die valleistam de hele wereld kunnen veroveren. Dan hadden we nu allemaal een broodje kangoeroelever als lunch.
Terug in Perth
Na een leuk tussenstopje rijden we nu dan echt terug naar Perth. We zien nog drie kangoeroes (de teller staat op acht) en binnen no-time landen we weer op ons vertrouwde nest waar we op zoek gaan naar een goede (en betrouwbare) monteur die onze auto wil keuren en zo belanden we bij de vriendelijke John en Dawn die ons helaas niet kunnen helpen (Mercedes doen ze niet aan), maar ons wel een kraslot van een lokale kansspellenfirma en getekend routekaartje naar een betrouwbare monteur meegeven. Ja, we hebben Google Maps, maar zodra John en Dawn samen beginnen te tekenen, is het feit dat hun zielen nog in het vorige millennium verkeren zo aandoenlijk, dat we ze lekker hun gang laten gaan en het lokale landkaartje hartelijk in ontvangst nemen.
We landen bij Langham Auto Engineers, Bosch Car Services. Geertje blij, want ze onderhield haar bedrijfsauto altijd bij deze garage in Nederland, dus ze had een goed gevoel over de betrouwbaarheid van de monteurs. Fijn, want Geertje is wat minder makkelijk van vertrouwen dan ik en het schijnt zo te zijn dat er een heleboel monteurs in Australië nog geen kwartier met een rijksdaalder te vertrouwen zijn en ze jouw onwetendheid en gebrek aan kennis over auto's zomaar misbruiken om een paar extra, dure mankementjes aan het lijstje te vervangen onderdelen toe te voegen. Met een gezonde dosis zenuwen leveren we Binky en de sleutel bij de meneer aan de balie in en krijgen we een leenautootje mee dat niet had misstaan in de illegale, ondergrondse racewereld, maar het rijden in die scheurbak valt niet mee: de lichtschakelaar en de ruitenwisserschakelaar zitten OMGEWISSELD. Ieder kruispunt en iedere afslag, zo simpel en eenvoudig als maar zijn kan, wordt prompt omgetoverd tot een ronde van een bokswedstrijd tussen mij en de auto. Ja, we rijden links, maar dat kan het niet zijn: ik heb al vaker in auto’s gereden met het stuur rechts en het kan zijn dat ik geluk heb gehad en het stom toeval is, maar dit is de eerste keer dat die twee schakelaars omgewisseld zijn. Binky doet hierin ook gewoon normaal. Die haalt geen rare capriolen uit, maar gedraagt zich gewoon als betrouwbare, degelijke bolide. Wennen doet het ook allerminst, want als we een dag later van onze vreemde AirBnB terug gaan om Binky op te halen, ben ik nog steeds aan het touwtrekken met die schakelaars en is het geen ramp om het gestoei vaarwel te zeggen en Binky – hopelijk – weer in ontvangst te krijgen.
Maar voor we bij het ophalen van Binky komen, gaan we eerst even terug naar dat AirBnB. We zitten in Fremantle, de bekendste wijk van Perth die dichtbij de zee in een nog mooiere buurt dan Joodanlup of Melville ligt. James’ stulpje was helaas gevuld dus bij onze grote vriend konden we niet meer terecht, maar Mike bood ons een prima alternatief. We worden vriendelijk verwelkomd en Mike geeft ons een korte rondleiding met een overduidelijk Frans accent (‘zis is ze room’), maar toch heerst er een vreemd sfeertje in zijn huis (dat we met meerdere backpackers delen, overigens), maar tegelijkertijd kunnen we ook niet concreet iets aanwijzen wat ons niet bevalt. Gek is dat hé? Maar misschien ken je het wel, dat je ook ooit eens ergens bent geweest en dat dat je niet beviel, zonder dat je duidelijk een vinger op de oorzaak kunt leggen. Dat hadden wij dus. Mike was vergeten handdoeken klaar te leggen, dus douchen was er die dag niet bij. Maar goed, dan kunnen we die handdoek in ieder geval ook niet in de ring gooien als Binky morgen wordt afgekeurd.
Het is niet overdreven als ik zeg dat we met lood in de schoenen naar de monteur gaan. Het is een gok, een heel erg grote gok, om die mechanische check NA je aankoop te doen, maar we hebben vertrouwen. Vertrouwen in Binky, vertrouwen in Jill, vertrouwen in de mensheid. “Gooi het in de kosmos!” zou Geertjes broer Dennis gepredikt hebben, maar wij gooien het op gezond boerenverstand. En een ongezonde hoeveelheid niet-boerenzenuwen. Maar goed, we stappen binnen. “We’re here for the Mercedes,” stamel ik met gespeelde nonchalance die me een Oscar op zou kunnen leveren. De oude monteur zoekt begrijpend naar het formulier waarop Binky’s keuring gedaan is. “It’s not too bad,” zegt hij. Dat is geen informatie. Australiërs hebben het tot kunst verheven om in eufemismen of overdrijvingen te praten: of het is héél slecht, of er is dus praktisch niks aan de hand. Als de monteur met ons het formuliertje doorloopt, gaan er golven van verlichting door onze lichamen heen. Binky heeft de keuring doorstaan en mag met ons de Australische weg op.
Richting het zuiden
Alsof we zojuist een levenslange gevangenisstraf ontlopen hebben, trappen we het gaspedaal in en zetten we koers naar het zuiden. Onze volgende stop? Mount Barker, de plek waar Jill en Neil naar verhuisd zijn, om de reservesleutel op te halen en de overdrachtspapieren in ontvangst te nemen. De monteur zat in de wijk Welshpool in het oosten van Perth, dus hoeven we ‘maar’ vierenhalf uur te rijden in plaats van de vijf die vereist waren als we nog in Joodanlup zaten, maar omdat het al goed en wel middag is, gaan we die hele ruk niet in één keer doen, en zetten we kamp op ten zuiden van Perth in het pittoreske Pinjarra, eem dorpje waar geen avontuur te beleven is en nog nooit een journalist heeft hoeven komen, maar waar wel twee kampeerplekken te vinden zijn. Eentje zit vol, de ander heeft nog een plekje vrij.
Meer dan de helft van de kampeerplekken die we benaderd hebben (niet alleen vandaag, gewoon in totaal) zijn compleet volgeboekt. We hadden gehoopt dat we wat makkelijker op de bonnefooi met onze camper zouden kunnen rondreizen, maar we mogen natuurlijk niet in het wilde weg Binky stallen waar we maar willen. Er zijn ook genoeg gratis kampeerplaatsen, maar dan kun je de camper niet aan de stroom doen en we willen Binky eerst nog wat beter leren kennen voor we echt zonder stroom gaan kamperen, maar het vinden van zo'n staanplekken, dat blijkt soms nog een heel grote opgave te zijn.
Hoe dat komt? Nederland is niet het enige land met een woningcrisis. Ook in Australië stijgen de huizenprijzen het dak uit en heb je in grote steden (waar bijna iedereen woont) soms anderhalf miljoen dollar (één miljoen euro) om een simpel woninkje op de kop te tikken en zijn de huurprijzen ook niet om over naar huis te schrijven. De oplossing? Kamperen. Australiërs zijn geboren met kamperen en iedereen hier heeft een camper, een campervan, een motorhome, een caravan, een 4x4 met daktent, of weet ik veel wat je nog meer kunt hebben. Veel Australiërs leven dus simpelweg in hun campers op kampeerplekken, omdat dat nu goedkoper en betaalbaarder is dan het kopen of huren van een huis en dat gaat weer ten koste van de beschikbaarheid van kampeerplekken voor reizigers zoals wij. Ja, in Nederland hebben we recht om te klagen over de huizenmarkt, maar dat betekent niet dat het in andere landen waar wij in Nederland zonder beter te weten een hoge pet van op hebben, beter gaat dan bij ons.
Eén van de twee campsites heeft gelukkig nog een plekje voor ons beschikbaar en we overnachten op het slaperige Pinjarrah Holiday Park, maar het zoeken van een campsite voor een dag later is niet bepaald zo eenvoudig als het uitrekenen van de tafel van vier. De enige campsite in Mount Barker is volgeboekt en alle campings met stroom in het zuidelijker gelegen Albany (hier een stad genoemd, in werkelijkheid een paar duizend inwoners meer dan Cuijk) zitten ook vol. Ietsje richting het oosten vinden we nog één plekje, het laatste plekje, in een buurtschap dat Porungurup heet, zo’n twintig minuten buiten Mount Barker. Met een gerust hart, wetende dat we een plekje in het weekend bemachtigd hebben, begint ons rustige avondje kaarten waar we in alle stilte onder een prachtige sterrenhemel genieten van de rust. Echt, een doodgeslagen mug hoor je hier nog op de grond vallen, zo rustig is het weer, maar eerlijk is eerlijk, die stilte en die rust is heerlijk, magisch en een goede oplader voordat we naar het zuiden trekken, naar Mount Barker, het hart van de wijnregio in Zuidwest Australië, waar we aan het werk moeten zien te komen.
Reactie plaatsen
Reacties
Wat is Binky nu al vertrouwd! Je denkt soms dat het "iemand" is die met jullie meereist, prachtig! Maar wat een risico hebben jullie genomen...maar goed, niet meer over hebben, alles is goed met Binky.
Mooie humoristische blog weer! Ik heb er van genoten! Nu nog werk...heel veel succes ermee en tot gauw weer...liefs opa en oma 🍀😘😘
Wat is dit blog een verademing tov alle vorige! En dan bedoel ik uiteraard niet het lezen maar jullie beleving. Rust en stilte is een 180° draai vergeleken met de hectiek in Azië. Fijn dat Binky een goedgekeurd stempel op zijn achterbumper heeft gekregen en dat je hem 100% mag en kunt vertrouwen.
Het ontbreken van lichtvervuiling hebben wij gezien toen we met A en H in noordwest Spanje waren en dat was idd fenomenaal. Snap dat jullie er ook van genieten.
We hopen dat jullie snel een baan vinden waardoor de dollars binnen stromen en jullie toch nog genoeg vrije tijd over kunnen houden om Downunder voor ons te beschrijven. Houd je haaks!
Lang leve Binky!
Wat een reïncarnatie zeg, van hamster naar campervan :)