Mount Barker - Van terug de sleur in naar een laag moraal

Gepubliceerd op 21 maart 2024 om 10:18

Wil je op de hoogte blijven van onze reis en een melding krijgen zodra een nieuwe blog geplaatst wordt? Schrijf je dan hier in!

Domein van de wijngaarden, hertog onder de wijnboeren en groen hart in een dor Australië. Dat is Mount Barker, een plaatsje op een relatieve steenworp afstand van Perth. Ik zeg relatief, want stenen gooi je hier ongeveer 360 kilometer ver weg en daar rijd je ongeveer vier uur op, maar het scheelt dat we al in Pinjarra zitten en we al zo’n veertig minuten en evenzoveel kilometers van de reistijd en -afstand af kunnen trekken. Lang rijden? Veertig minuten? Valt wel mee. We weten niet wat het is, maar op vakantie wordt er altijd opeens een compleet andere mindset in het leven geroepen als het gaat om reistijden. Nog vier uur rijden erbovenop? Dat is zo voorbij en dat terwijl ik het in Nederland al een wereldreis vind om naar Utrecht te rijden (één uur in de auto; wat een gekkenwerk).

De vier uur naar Mount Barker worden gekenmerkt door de isolatie, de afgelegenheid, de rust en de eindeloosheid zoals we die al van Australië hebben leren kennen, maar ook door een afspeellijstje waarvan Lilluke Linda van Jan Biggel zo'n twee uur lang op repeat heeft gestaan. Alleen wat wel zo is: het dorre landschap begint plaats te maken voor steeds meer bomen en steeds meer groen: in tegenstelling tot de rest van Australië staat het zuidwesten van het land bekend om haar wijnen. De druiven die in deze hoek van het land (onbekend voor de buitenlandse toerist, maar al meer dan gewaardeerd door de gemiddelde Australiër) groeien, gedijen goed in het wat gematigdere, mediterrane klimaat waarin het ’s avonds goed afkoelt en er overdag wel eens een buitje kan vallen.

Een klein kwartiertje ten oosten van Mount Barker hebben we de enige beschikbare kampeerplek in de wijde omgeving in het Porungurup National Park. Meer dan tien campsites zitten helemaal vol en bij deze hebben we nog plek: we zijn huiverig voor de bemande vuilnisbelt die we aan gaan treffen in Porungurup, want waarom zou deze camping de enige zijn in de hele omgeving die nog wél een plekje beschikbaar heeft? Als we Mount Barker gepasseerd zijn en onderweg zijn naar onze camping, voegen we weer drie kangoeroes (en als we kangoeroes zouden vergelijken met onze menselijke maatschappij, waren deze drie de sportschoolverslaafden, te oordelen naar hun afmetingen) toe aan ons spotlijstje. En als we aankomen bij ons caravanpark worden we overvallen door een vlaag van opluchting: we zijn helemaal niet op een vuilnisbelt beland en Porungurup Holiday Park is een prima onderhouden kampeerplek. Sterker nog, het is onze favoriet tot dusverre.

Aankomst in Porungurup en voor de eerste keer uiteten

Een heel openhartig vrouwtje met een vreemd stemgeluid (lijkt wat op het vrouwtje van Google Translate als je haar een zin laat afspelen) geeft ons nog meer opluchting: ze hadden een afzegging waardoor er nog één plekje vrij is gekomen. Het laatste plekje in de regio! Waarom? Ook dat heeft een reden: vandaag is vrijdag en dit weekend is een lang weekend omdat maandag de arbeidsdag is in Australië (hier krijgen ze er vrij voor en Nederland is een van ’s werelds enige landen die geen vrij geeft op arbeidsdag), er dus sprake is van een weekend waarop Australiërs geneigd zijn om er nog vaker op uit te trekken dan dat ze al doen (dat kamperen zit in het bloed van die lui) en als klap op de vuurpijl geven de wijngaarden uit de regio ook nog eens hun jaarlijkse wijnfeesten dit weekend waardoor heel de gemeente Albany op z’n kop staat. Da’s die opluchting waar ik in de eerste zin van deze alinea over sprak: na dit weekend hoeft het helemaal niet meer zo lastig te zijn om ergens accommodatie te vinden.

Het vrouwtje laat ons op een kaart al de mooie bezienswaardigheden in de buurt zien en laat zien welke wijngaarden we af moeten gaan om wijn te proeven, maar eerlijkheidshalve gaat die informatie het ene oor in en het andere oor uit. We zijn hier voorlopig niet om de toerist uit te hangen, maar we zijn hier om werk te zoeken. We moeten broodnodig aan de slag want Binky heeft een hoop slokken uit de borrel die onze portemonnee is, gedronken.

’s Avonds duiken we nog even Mount Barker in. Dat geeft de illusie dat we ons helemaal het leplazarus gaan zuipen in het bruisende nachtleven van Mount Barker, maar niets is minder waar: ten eerste hebben we met Binky de twintig minuten naar Mount Barker gereden. Ten tweede is Mount Barker precies zoals al die andere pittoreske minidorpen in Australië. Er is niets te doen, maar dat is tevens de charme van Australische dorpjes: een supermarkt, twee restaurants, een bar, een motel en een bouwmarkt. De rest van het dorp bestaat uit een paar huizen, brede straten voor nog bredere voertuigen die overwegend leeg zijn en de karakteristieke rust die overal in dit land voelbaar is. Hier komt geen driedelige documentaire over een seriemoordenaar die flink huisgehouden heeft: in Australische dorpjes gebeurt niks, is het rustig en leeft eenieder op gemoedelijke, stressvrije, openhartige manier zijn leven.

Wat we dan wel gaan doen? Twee restaurantjes in Mount Barker, toch? Daar gaan we er één van op de proef stellen en ons oog valt op Mount Barker Hotel Bar & Bistro. Tja, als je dan toch in zo’n klein dorpje woont, dan kun je ook maar beter een etablissement openen dat ieder onderdeel van het woord horeca omarmt. Mount Barker Hotel Bar & Bistro is een heerlijk ouderwetse bruine kroeg (en zo ruikt die ook) en overal staan eenvoudige tafeltjes met nog eenvoudigere stoelen op de vloer en de achterwand wordt gedecoreerd met een groot wit scherm waar een beamer een rugbywedstrijd in lage kwaliteit op projecteert. Alles wijst erop dat die tafels en stoelen ook zomaar opgeruimd kunnen worden om een uurtje of negen en de zaal plaatsmaakt voor een aantal statafels waar je met z’n allen aan kunt staan zuipen uit een stapelglas voor een muntje, terwijl Prins Carnaval ieder moment de polonaise in kan zetten en je al hossend je toch al niet zo goed gevulde glas bier half over de zwetende nek van de persoon voor je heen giet omdat je zo plots die polonaise ingetrokken werd. Zo’n restaurant-café is dit. Zelfs de maaltijd weerspiegelt dat: een bord die volledig gevuld is met biefstuk (Geertje), vis (ik), salade, friet of saus. “Daar zit je tenminste vol van!” hoor ik de Australische boer al zeggen. Niet de meest culinaire plek, maar wel grote porties waar de maag even op kan teren. Heerlijk.

Buiten een restaurant/hotel/café, nog een restaurant, een super- en een bouwmarkt, is er ook nog een bakkerijtje in Mount Barker. Wat is het toch ook een vooruitstrevende, kosmopolitische wereldstad, dat Mount Barker, hé? Precies bij dat bakkertje spreken we af met Jillian en Neil de dag erna. Weet je nog? Het koppel dat verhuisde uit Joodanlup in Perth om de rust van het aanstaande pensioen in Mount Barker op te zoeken. De ochtend is gezellig, ik mors een flinke bult mayonaise over mijn trui, iedereen lacht me uit, maar ik lach het hardst, want de reservesleutel en de overdrachtspapieren van Binky zijn in ons bezit. Binky is nu dan echt officieel van ons!

We gaan solliciteren

Zoals gezegd, hangen we niet de toerist uit in Mount Barker, maar zijn we hier om werk te zoeken. Nadat we op zaterdagavond onze eerste barbecue zonder derdegraads verbranding hebben doorstaan, is dat werk zoeken ook precies dat wat we op zondag gaan doen. We beginnen bij het informatiecentrum in Mount Barker en de behulpzame boomer achter de balie adviseert ons om naar het zuiden te trekken, naar Albany. Dat ligt om de hoek (45 minuten rijden) zegt het vriendelijke vrouwtje en een bezoeker overhoort ons gesprek en doet gretig zijn eigen duit in het zakje: Kaglan Caravan Park zoekt nog medewerkers, zegt hij. Hoe hij dat weet? Z’n vrouw voert daar de bezem in de mast. Vandaag en morgen leggen we onze focus dus vooral op caravan parks, maar het weekend zal ook in het teken staan van de wijngaarden en de bijbehorende druivenplukkerij.

Als we tanken nodigt een vriendelijke jongeman ons nog binnen uit: hij is Zwitsers, maar zijn Australische vriendin Tylah heeft goed contact met omliggende boerderijen en we laten ons nummer achter, maar de Zwitserse jongen waarschuwt ons wel dat het steeds moeilijker is voor backpackers om werk te vinden, maar stelt ons even later gerust dat het ook verre van onmogelijk is. Wij zijn al lang blij met al die onaangekondigde, openhartige behulpzaamheid: je voelt op die manier dat je sneller op weg kan en dat je al snel meerdere lijntjes hebt lopen.

We rijden door (oh, lilluke Linda!) naar Albany en vinden dat Caravanpark, maar de receptie is gesloten en gaat over een uurtje weer open. Nog geen succes dus, maar wel voegen we weer drie kangoeroes aan de kangoeroeteller toe (we zitten nu op veertien) en deze keer hebben we het geluk om wel foto’s te kunnen maken, omdat we uitgestapt zijn als we die vleesgeworden trampolines tegen het lijf botsen. We rijden even Albany in voor een kleine boodschap om weer terug te komen en waar we net drie kangoeroes zagen, barst het enorme veld bij het caravanpark plotsklaps van die levende springplanken. Ik schat dat het er zo’n dertig zijn en ik stel voor om de telling te staken, maar Geertje is het daar niet mee eens en besluit dat we nu veertig kangoeroes hebben gezien. Om de pret niet te bederven, doe ik maar lekker mee. Wij hebben veertig kangoeroes gezien!

De manager (vrouwlief van de vriendelijke meneer in Mount Barker) is bij het Kaglan Caravan Park niet aanwezig. Het is zondag. Die dekselse Australische zondag. We hadden gezien de hermetische afsluiting die Australië landelijk hanteert op een zondag, kunnen weten dat managers doorgaans niet aanwezig zouden zijn vandaag. Toch blijven we het proberen: we benaderen meer campings en hier en daar wordt ons gevraagd om onze cv’s op te sturen. Hebben we in ieder geval weer wat lijntjes uitgegooid, toch?

Onze tweede stap is het bezoeken van wijngaarden en dat solliciteren gaat een stuk beter dan we verwachtten: onze eerste poging doen we bij Duke’s Winery en bij zijn enorme wijngaard, heeft eigenaar Ben ook een wijnproeverijtje. We komen binnen en gaan zitten. We willen ons voorstellen, maar worden abrupt onderbroken door de man die we later als Ben zouden leren kennen. “Shall we start with a Riesling?” vraagt hij, nog voor we ons goed en wel aan elkaar voorgesteld hebben en zonder ons antwoord af te wachten, worden we getrakteerd op een bodempje witte wijn. Het duurt twee bodempjes (de tweede is een Chardonnay) voor we eindelijk Ben kunnen vertellen waar we voor komen. Bens gezicht licht op: “here’s the number of Mehdi. Give him a call. He organizes grape picking groups.”

Met alleen het nummer van Mehdi zijn we niet weg. We krijgen nog een andere Chardonnay, twee rode wijntjes en een roséwijn voorgeschoteld. Solliciteren en ongevraagd in een wijnproeverij belanden? Schrijf onze namen maar op! Stiekem toch een beetje aangeschoten (“you can do ten of those and still drive back to Perth”, klinkt Bens weerwoord) gaan we met het nummer van Mehdi en de fles Chardonnay die we van het proeverijtje tot de lekkerste gebombardeerd hebben, terug naar Porungurup Caravan Park. Als we Mehdi bellen, schieten we meteen in de roos. Het is een lang weekend, dus maandag doen ze niks, maar dinsdag kunnen we gelijk beginnen! Heel vriendelijk komt Mehdi over de telefoon niet over, maar dat deert niet: wij hebben ons eerste baantje in Australië te pakken en starten dinsdag met druiven plukken!

Onze laatste avond in Porungurup Caravan Park volgt. We eten nog wat, spelen we buiten (het is vandaag heerlijk weer geweest) een paar potjes van ons nieuw spelletje Phase 10 dat we in Westfield Booragoon in Perth in de wacht hebben gesleept (ideaal spelletje wanneer de gespreksstof met je vriendin niet meer toereikend is) en een te vriendelijk brugpieperbejaardenechtpaar komt langsgelopen en knoopt een gesprek met ons aan, maar als ze zich aan ons voorstellen, kunnen we het niet laten om van binnen te schaterlachen. "I'm Dean," zegt de goedlachse meneer, "and this is Linda." Na drie nachten lang de tekst van Lilluke Linda gedroomd te hebben, kan de timing dat we een Linda ontmoeten niet beter uitpakken. Deze Linda is weliswaar oud, maar zo lilluk is ze niet en warempel, ze heeft ook nog eens wat wijsheden die ze zo uit de mouw schudt: "the only time to start getting children, is when life starts to get boring." Da's een mooie, Lilluke Linda, en die gaan we onthouden. Een mooi antwoord op de vraag 'en wanneer ga je dan een huis kopen en aan kinderen beginnen?' waar we in Nederland doorgaans mee doodgegooid werden. Nou, mensen: once life starts to become boring.

Een nieuw bestaan als druivenplukkers

De wekker gaat vroeg op dinsdag. Zes uur worden we bij Duke’s Winery verwacht en dat is eigenlijk toevallig: Mehdi gaat met zijn groep allemaal wijngaarden af en zit iedere dag ergens anders, dus dat we precies bij Bens wijngaard zitten vandaag is niet vanzelfsprekend, maar wel wat het toeval wil vandaag. Voor we beginnen wil ik het graag nog even met Mehdi hebben over het uurloon en de dagen dat we kunnen werken, maar dat idee wordt bruut aan de kant geveegd. Werken! Daar hebben we het straks wel over, nu is het zes uur en moeten we beginnen! Mehdi gedraagt zich als zo’n stereotype baas: zo’n type dat thuis bij moeder de vrouw nog niet zonder toestemming een koekje uit de trommel mag pakken en daarom zijn gebrek aan leiderschap maar botviert op de werkvloer richting zijn onderdanen.

Druiven plukken is niet ’s werelds boeiendste werk. We weten allemaal wel hoe zo’n wijngaard eruitziet en als je druiven plukt, dan werk je samen met een partner en sta je aan weerszijden van zo’n druivenstruik en met een snoeischaartje scheid je ieder trosje druiven van zijn levensbron die de druivenstruik is. Mehdi is ook niet vies van krachtleuzen door met een bloedserieuze bakkes dingen als “you don’t see your partner? You have no job!” te roepen. Voordat-ie dat hele partnerverhaal überhaupt uiteengezet had, kreeg ik al de wind van voren omdat Geertje niet aan de andere zijde van de druivenstruik stond. Wát een naar mannetje die Mehdi, met z’n overduidelijke hunkering naar gezag. Die man moet wel enorme spijt van iets in z’n leven hebben. Misschien heeft-ie de liefde van z’n leven ooit laten lopen, waardoor hij nu met een verbitterd, zeikend kalf op de bank zit en is-ie daar nog steeds misnoegd om. We weten het niet. Gelukkig is dit baantje maar voor één week. Dus even door bikkelen, wat druiven plukken en die portemonnee met wat geld vullen. We maken er samen wel wat van!

Eén week? Ja, één week. We werken door tot één uur en hebben dus 7 uur op de teller staan en Mehdi wil er snel vandoor rennen, maar gelukkig is er naast ons een drietal Chilenen (Diego, zijn zusje Francisca en diens vriend Felipe) die vandaag ook hun eerste dag hebben. Voor Mehdi zijn auto in springt, trekken we hem nog even aan de kraag en zo leren we dat dit de laatste week van het druivenplukseizoen is. In principe niet zo erg, want Sjoerd (een vriend van ons) komt ons bezoeken over 3 à 4 weken, dus we zoeken ook nog geen langetermijnbaan, maar dat betekent dat we alvast verder kunnen zoeken naar een baan voor volgende week. Overigens ook niet geheel onbelangrijk: 30 dollar per uur (ongeveer 18 euro) bedraagt het prima uurloon en waar we morgen gaan plukken is nog niet bekend. Mehdi mopperkont sms’t ons vanavond waar we morgen heen moeten en morgen neemt hij het contract mee dat we kunnen tekenen als bewijs dat we tegen betaling een weekje druivenplukwerk mogen leveren.

Misselijke Mehdi

Ken je die mailtjes waarin staat dat je de 1.000.000e bezoeker van een site bent en je daarom één muisklik verwijderd bent van een leven als miljonair? Vast wel hé? Die mailtjes zijn te mooi om waar te zijn. Sommige dingen zijn ook weer te slecht om waar te zijn. Ja, echt. Het dagje druivenplukken was dood- en doodsaai (alhoewel, Geertje vond het wel prima, maar ik voelde iedere seconde weer een hersencel afsterven). Je muren witten en kijken hoe het droogt is qua plezier ongeveer van hetzelfde kaliber. Dan heb je ook nog Mafklapper Mehdi die continu in je nek staat te hijgen, omdat hij een stijve sergeant-majoor krijgt van het afblaffen van mensen en je kunt je voorstellen dat die eerste dag geen goeie was. Maar: we hebben wel werk. We hebben een inkomen. En het is maar een weekje, dus we slikken Mehdi's gemopper en plukken die druiventrossen gewoon, maar dit hele baantje is, zoals ik zei, te slecht om waard te zijn.

Overdag zoeken we online al naar wat baantjes om alvast wat lijntjes uit te zetten voor volgende week en ’s avonds wachten we op Mehdi’s sms’je. Maar dat sms’je komt niet. Geertje stelt voor om hem te sms'en en uiteindelijk besluit ik Geertjes advies op te volgen, aangezien we rond achten nog steeds niks van 'm gehoord hebben. We moeten vroeg op en we gaan vast slapen, maar als we rond negen uur op één oor gaan liggen, heeft Megalomane Mehdi nog steeds niks van zich laten horen. ’s Ochtends zal hij ons vast wel bericht hebben, klinkt onze verwachting. Misschien is hij ons vergeten en ligt hij zelf ook al te slapen. Als we ’s ochtends wakker worden, is het nog kouder dan een koude kermis: nog steeds geen sms’je van Mehdi. De argwaan neemt toe en het is tien voor half zes als ik ‘m opbel.

“Well, we’re fifty kilometres outside Mount Barker now. You should have texted me,” klinkt de stem van Mehdi Mierenneuker door de telefoon heen, een stem die inmiddels al meer jeuk oplevert dan een hardnekkige schurftbesmetting, maar wat me nog meer stoort dan de jeuk, is de boodschap die hij me geeft. You should have texted me? Luister, vriend, punt één: ik hoef jou niet te sms’en want jij hebt beloofd dat te doen. Punt twee: ik HEB jou ge-sms’t, maar je hebt niet het stomme fatsoen gehad te reageren! Het heeft absoluut geen zin om te gaan schreeuwen tegen zo’n autoritaire totaalidioot als Mehdi, dus ik vraag hem in alle rust wat het adres is, zodat we er zo snel mogelijk heen kunnen gaan (we staan immers startklaar om 5.20 in de ochtend). Het antwoord? Ik word weggedrukt! WEGGEDRUKT DOOR DIE EIKEL! Ik bel nog een keer terug, maar Mehdi geeft geen respons. Ik sms ‘m weer. Ook geen antwoord en langzaam begint het besef door te dringen: we hebben onszelf gisteren een dag vrijwillig af laten zeiken.

We laten het er niet bij zitten: we gaan hard op zoek naar werk en zetten vandaag nog koers naar Albany in het zuiden. Een grotere plaats en meer werk: daar moeten we sowieso wel wat kunnen vinden. In de ochtend proberen we het motel en de twee caravanparks in Mount Barker, maar die kunnen niemand gebruiken. Voor we naar Albany gaan, doen we nog even een boodschap en het toeval wil dat we Diego, Felipe en Francisca tegen het lijf lopen. Die kijken natuurlijk alsof ze een tweetal spoken zien, want voor hen is het een raadsel waar wij hebben uitgehangen vandaag. We lichten ons verhaal toe en wisselen onze Instagramaccounts met elkaar uit (gratis reclame voor het Reisbuddys-account), omdat we natuurlijk allebei vanaf volgende week naar werk zoeken, maar ook om dat het gewoon heel erg leuke mensen zijn. We waarschuwen ze (Mehdi was het contract vandaag ‘vergeten’), zeggen gedag en beloven elkaar werkadresjes door te sturen.

Ik besluit Mehdi nog een keer te bellen, maar natuurlijk neemt hij niet op en dan sms ik ‘m met de vraag hoe we ons geld kunnen krijgen en wonder boven wonder reageert hij. Meteen. Een halve minuut nadat hij de telefoon niet opnam. Toeval? Ik denk van niet. Z’n reactie is voor de naïeve geest hoopvol: “send your bankaccount number and I’ll transfer the money.” Nou, dat lijkt ergens op, maar in ons achterhoofd heeft Mehdi Misbaksel ons nog geen enkel teken gegeven om ‘m te vertrouwen, dus we gaan er niet van uit dat hij het geld ook daadwerkelijk overmaakt. Blijven hangen in Mehdi’s gedonder heeft geen nut: we gaan naar de (voor West-Australische begrippen) grote stad Albany, waar we volgens de verhalen sowieso wel aan werk moeten kunnen komen.

De middag in Albany haalt niet zoveel uit. We gaan naar het bezoekerscentrum en vragen wat rond, maar niets wordt concreet. Wel hebben we een paar uitzendbureaus waarbij we ons ingeschreven hebben en dat lijkt het devies te zijn in Australië: oh, je zoekt werk? Ga even naar deze site, schrijf je daar in en daarna hoor je van ons! Je raadt het al: in geen van die gevallen horen we iets terug.

Het is ook niet dat we nu maar een halve week aan het solliciteren zijn. Nee, daar zijn we in Maleisië al mee begonnen, maar toen vonden we onze berusting in de aan onszelf wijs gemaakte gedachte dat werk vinden in Australië pas echt ter plekke moet gaan gebeuren. We zijn dus eigenlijk al anderhalve maand bezig met het zoeken naar werk, maar het is nu een week dat we er echt fulltime mee bezig zijn (lees: iedere dag van negen tot zes, met uitzondering van die druivenplukochtend) en het is frustrerend om iedere keer weer teleurgesteld te worden. Het is ook niet zo dat we lukraak naar binnen lopen: we gaan online op zoek naar regio’s waar naar seizoensarbeiders wordt gevraagd (en rijden daar dan heen uiteraard), we vragen aan locals en medewerkers van de informatiepunten en de campings waar we verblijven waar we moeten aankloppen en wat we moeten doen om het meeste kans te maken op een baan. We denken alle tips uit het boekje op te volgen, maar we krijgen telkens nul op ons rekest.

Een laag moraal

Het moet gezegd; de concurrentie is ook niet mals. Voor iedere doorsnee backpacker zoals wij, is er ook een doorgewinterde Europese beunhaas met jaren tractorervaring, een heftruckrijbewijs en een halfjaar ervaring als aardbeienplukker aan de andere kant van het land (kom ik in de volgende blog nog even op terug, op die concurrentie). Het voelt een beetje alsof je bij Helmond Sport voetbalt, per ongeluk de KNVB-beker wint en een jaar later in de Europa League ineens tegen Chelsea aantreedt. Dat ga je nooit winnen.

Toch vinden we het vreemd. We hebben ons meer dan een jaar voorbereid op de reis en we hebben ons ontzettend veel ingelezen, vooral over het werken in Australië. Dat idyllische plaatje van werken op een outbackfarm met een gezellige groep backpackers, waar je op een dirtbike schapen hoedt of op een tractor een enorm stuk land inzaait en je na werktijd langs het kampvuur elkaar sterke verhalen vertelt onder het genot van een koud biertje... daar lijkt in de werkelijk niets van terug te vinden. Of ja, niets: we vinden die vacatures wel en reageren op alle vacatures die ook maar iets weghebben van ons Australische droombaantje, maar er wordt een breed pallet aan ervaring verwacht. Volgens diezelfde reisblogs die we gebruikt hebben in onze voorbereiding, is een gebrek aan werkervaring geen enkel probleem zodra je je leergierig en enthousiast opstelt, maar we worden keer op keer afgewezen. De redenen? De vacatures zijn al vervuld, of (en met name) een gebrek aan werkervaring binnen een sector. Werk zoeken is moeilijk en het lukt nog niet. Waarom? Óf er is veel veranderd in Australië de afgelopen jaar, óf we hebben veel pech gehad, óf we doen iets fundamenteel verkeerd, maar zijn we er nog niet achter wat dat is.  Een van die meerkeuzeopties is het antwoord, maar welke? We tasten nog in het duister. Wat wel zeker is, is dat we het blijven proberen en we hebben besloten westwaarts te reizen, naar Manjimup, waar veel appelgaarden te vinden zijn. Het is de eerste week van maart en het seizoen van appels plukken zou langzaamaan op gang moeten komen.

Granite Skywalk

Binky brengt ons daar zaterdag pas heen, maar we trekken ook de conclusie dat we even iets moeten gaan doen om te ontspannen. Al die stress en teleurstelling gaat ons niet in de koude kleren zitten en we hebben nu een week in Mount Barker gezeten, maar eigenlijk hebben we niks van de omgeving gezien, omdat we fulltime aan het solliciteren waren. Vrijdagmiddag trekken we er dus even op uit: een wandeling over de Granite Skywalk in Porungurup National Park staat op de planning, na twee weken het derde toeristische activiteitje (de WWE-show in Optus Stadium en Mount Brown in York waren de eerste twee) dat we ondernemen.

De Granite Skywalk is een wandelpad dat is aangelegd op de top van een granietberg ten oosten van Mount Barker. We parkeren de auto, halen onze proviand voor de wandeling uit de koelkast en gaan op pad. De top van de berg ligt op iets meer dan 600 meter en we starten op 280 meter hoogte. Binnen een uur zouden we boven moeten zijn, dus naar verwachting is dat een uur lang alleen maar klimmen. We zijn een stevigere klim gewend (Cameron Highlands, looking at you), dus we krijgen de klim vrij eenvoudig bol gewerkt, maar ondanks het prachtige bos waar we doorheen lopen, lukt het ons niet echt te genieten. Ons moraal ligt simpelweg te laag.

Continu schieten er allerlei scenario’s door onze hoofden heen en we zijn allebei aan één stuk door aan het denken en het malen. Iedere pauze die we nemen, laten we niet onbenut om onze gedachtes te bespreken. Als we x gaan doen voordat Sjoerd komt, kunnen we y doen als hij weer weg is. Als we naar plek x rijden, kunnen we daar ook op y solliciteren. De complete Australische arbeidsmarkt heeft bezit van ons genomen en tijdens de wandeling kijken we louter waar we lopen, maar niet naar de omgeving. Het enige wat we zien buiten de grond waarop we lopen, is het immer dalende getal dat de hoogte van het bedrag op de bankrekening aangeeft en de angst dat onze reis vroegtijdig op z’n einde loopt als we geen werk weten te vinden. Ja, we hebben nog een buffer. Ja, er zit een heleboel geld in Binky. Nee, we hebben geen verkeerde inschatting gemaakt in onze begroting, maar we willen het lot met onze bankrekeningen niet tarten. We hebben de begroting eigenlijk goed uitgevoerd. Als we werk zouden hebben in Australië, zo snel als dat op internet aangegeven wordt, had onze begroting nog keurig op schema gelopen. Werk in Australië: de mentale kwelgeest die ons teistert op dit moment teistert. En Maniakale Mehdi. Dat is ook een kwelgeest.

We voltooien de klim in vijfenveertig minuten (ons wandeltempo ligt dus echt bovengemiddeld; we zijn weer sneller dan de aangegeven tijd) en de kopzorgen die ons de weg naar boven teisterden, verdwijnen. Op de top balanceren door erosie gevormde granietrotsen en een klimparcours tussen de rotsen door is in de stenen gehouwen en vormt een pad dat we kunnen volgen om onszelf te trakteren op een prachtig uitzicht: een vallei met bomen en het typische, Australische, uitgestrekte niets in de verte. Even vergeten we het feit dat we intensief werkzoekend zijn en genieten we van de leuke afsluitende klim en het fantastische uitzicht en bevestigen we een gedachte die we de afgelopen twee weken stiekem een klein beetje uit het oog verloren zijn: Australië is een prachtig land.

Mount Barker zit er daarmee op en een daverend succes kunnen we het niet noemen, maar dat wil niet zeggen dat Mount Barker de moeite niet waard is. We zetten op zaterdag koers naar het westen en hopen in Manjimup meer geluk te hebben met het vinden van werk. Als een van jullie de gouden arbeidstip heeft, dan is die van harte welkom. Weet wel, laat het alsjeblieft tips zijn waar we iets aan hebben. Geen sites waar we ons moeten inschrijven, geen links naar lijstjes met tips, geen Facebookpagina's waar we een profiel van onszelf moeten schetsen. Die goocheltrucjes hebben we allemaal al geprobeerd en hoewel die tips ongetwijfeld goedbedoeld zijn, hebben we er helemaal niks aan. Waar verblijd je ons wel mee? Namen. Nummers. Adressen. Concreet dus. En in West-Australië, graag. Australië is wel een paar maten groter dan San Marino, Liechtenstein of Andorra.

Wat moet je wél doen?

Dat is al even geleden, hé? Nou, in Singapore had ik beloofd om dat rubriekje even weg te laten en de afgelopen drie blogs in Australië, hebben alleen maar in het teken gestaan van regelzaken. Toegegeven, in Mount Barker was dat ook het geval, maar het verschil is dat we nu dan eindelijk daadwerkelijk iets gezien hebben van de omgeving, waardoor ik denk dat het nut heeft om dit rubriekje weer toe te voegen. Dus bij dezen!

  1. De Granite Skywalk bewandelen. Wat een fantastische klim over de granietrotsen krijg je hier voorgeschoteld! We waren humeurig en alleen maar aan het malen in onze hoofden. Eigenlijk zaten we een beetje in zak en as. Dat bleef de gehele wandeling zo, totdat we op de top kwamen en de granietstenen beklommen. Wat een fenomenale beloning van een korte klim!
  2. Uiteten in Mount Barker. Bruine kroeg, de lucht van gemorst bier en een gigantisch scherm met een beamer met slechte kwaliteit: hoe kneuterig wil je het hebben? Als je dan ook nog eens een bord krijgt dat nog voller zit dan de tank van je auto op een dag dat de Tango weer eens korting geeft, dan is het typische, ouderwetse plattelandsplaatje van Australië wat ons betreft helemaal compleet!
  3. Een wijnproeverij doen. En die hoef je niet eens te reserveren. Loop gewoon ergens naar binnen (Duke's Vineyard in ons geval) en voor je goedendag kan zeggen, heb je je eerste bodempje plaatselijke wijn al in je glas zitten. Vertel mij maar eens waarom je dat niet zou moeten doen.

Wat moet je níét doen?

  1. Werken bij muitende Mehdi in de druivenplukkerij. Oplichter. Charlatan. Blaaskaak. Praalhans. Mehdi man kun je helemaal niks afspreken. Een weekje werken? Nee, een dag als slaven niks betaald krijgen en continu afgeblaft worden, dat kun je verwachten! De grootste fout die je kan maken in Mt. Barker, is met deze branieschopper in zee gaan. Beter breng je 'm naar het zuiden, naar Albany, want daar kun je 'm de zee in mieteren, maar rechtdoorzee zal hij niet zwemmen. Wat een snijboon is het.

Reactie plaatsen

Reacties

Opa en oma
2 jaar geleden

Nou zeg, een eerlijke blog over een super teleurstellende ervaring wat het werk zoeken betreft...
Toch hoop ik dat het tij uiteindelijk zal keren en dat jullie op tijd aan het werk zult zijn om jullie lang gedroomde wereldreis te kunnen voortzetten!
Probeer de tijd met Sjoerd gezellig te benutten en we hopen natuurlijk op een mooi vervolg, met werken tussendoor, van jullie wereldreis! Liefs en sterkte en positiviteit van ons! 💪💪🍀❤️💋💋

Anita van de Loo
2 jaar geleden

Misselijke, mopperkont, mongolische Mehdi....een typische Australier kun je het niet noemen.
What is wrong with this guy. Ergens wat teveel hersencellen laten liggen...misschien ook druiven geplukt?