Ceduna - De Nullarbor van oost naar west

Gepubliceerd op 16 april 2024 om 12:04

Oké, die Nullarbor gaan we weer terugrijden. Eén week geleden vroegen we onszelf nog af of we krankzinnig aan het worden waren. De Nullarbor niet één, maar twee keer rijden? Het zijn waarschijnlijk alleen mensen in de lokale omgeving die dat doen, maar niet omdat ze het leuk vinden, maar omdat ze het moeten. Niels en Geertje kun je dus ook aan dat lijstje toevoegen. De vraag of we onszelf krankzinnig vinden, kunnen we ontkennend beantwoorden: we hebben ontzettend veel zin in de terugweg, zeker omdat we meer tijd en langere dagen hebben en op de heenweg al ontdekt hebben dat er nog zo ontzettend veel onuitgepakte cadeautjes voor ons klaar liggen. En bovendien: dat vrije gevoel in het enorme Australië ervaar je op weinig plekken beter dan op die Nullarbor, een route van 1200 kilometer waar om en nabij honderd mensen wonen. Vrijheid, rust en stilte. Maar bovenal: het gevoel dat we leven.

Hoe ga ik zo’n tweede blog interessant maken? Nou, daar heb ik een ideetje voor. Weet je nog dat ik in de vorige blog zei dat er over de gehele route allemaal roadhouses neergezet zijn? Ik hoop het, want daar ga ik deze blog een beetje omheen vormen: wat is er te zien en te doen op ieder stuk, van roadhouse tot roadhouse? Met drie dagen hebben we de tijd om wat meer van die plekjes onder de loep te nemen. Bovendien zijn die roadhouses geweldige plekken. Je tankt er de auto vol met veel te dure diesel of benzine (heb ik al gezegd dat tanken in afgelegen gebieden anderhalf keer zo duur is?), loopt naar binnen en wisselt betekenisvolle blikken met andere bezoekers: jij rijdt de Nullarbor ook? Ja? Ik ook. Vet man. Ja, vet hé? Geen gesprek dat daadwerkelijk plaatsvindt, maar wel het verhaal dat zo’n kort moment van oogcontact vertelt. We weten allemaal van elkaar dat we gewoon een intens gave route aan het afleggen zijn.

Voor we beginnen aan de terugweg, spenderen we een dagje in Ceduna, de oostelijke poort van de Nullarbor. Even bijkomen. Even niet rijden. Even een dagje resetten voordat we de komende dagen bijna non-stop op de weg zitten. Bijtanken. Letterlijk en figuurlijk. Geertje verwent Binky de hele dag met een bezem en een poetsdoek, ik drink koffie en typ de blogs. Goede verdeling? Dacht het wel hé. Oh ja, ik zorg ook voor het eten. Ik doe af en toe ook nog iets in het huishouden, maak je daar maar niet zo druk om.

Dag 1

De terugweg gaat beginnen! 1202 kilometer rechtdoor, af en toe een wisseling van landschap, geen menselijk leven. Bovendien, een route die we al gereden hebben. Dat klinkt ronduit verschrikkelijk, dat geef ik toe, maar we hebben er enorm zin in. Waarom? We hebben veel meer tijd. We gaan tweeënhalf uur terug in de tijd en doen drie dagen over de rit. Dat betekent veel meer stops onderweg. Die dekselse Nullarbor: een roadtrip naar onze harten.

Ceduna - Penong (72,8km)

Buiten de andere stops deze route, gaan we ook wat meer in op de verschillende delen van die route, die we indelen in de wegen die alle roadhouses van elkaar scheiden. Ja, de route over de Nullarbor wordt opgedeeld door verschillende roadhouses (elf om precies te zijn, begin- en eindpunten Ceduna (oost) en Norseman (west) niet meegerekend): de plaatsen die op de route te vinden zijn. Mensen noemen de Nullarbor saai en eentonig? Laten we daar eens verandering in brengen. Zoals ik in de vorige blog al zei, zijn de roadhouses plaatsen en geen dorpen. Zelfs geen buurtschappen. Er woont nog geen demente bejaarde die de weg kwijt is en je vindt er alleen een tankstation, een wegrestaurantje, een motel, een caravanpark en een bar. De definitie van stop-and-go.

Het eerste stuk brengt ons van Ceduna naar Penong en als we alle stukken van de route naast elkaar leggen, is dit ons minst favoriete stuk. Weilanden, weilanden en nog eens weilanden. We zijn naar de andere kant van de wereld gereisd om nieuwe dingen te zien, niet om het Nederlandse platteland te zien. Bovendien heb ik een hekel aan weilanden: stukken schijnnatuur, dat zijn ze.

Mackenzies homestead

Wel is er een mooie tussenstop te vinden: Mackenzie’s homestead, een ruïne die de test der tijd met de nodige kleerscheuren doorstaan heeft. In een weiland liggen de ruïnes van een boerderij uit vervlogen tijden en we beseffen dat we een wel héél bijzonder plekje te pakken hebben. Restanten van een huis, een soort van stenen opslagsilo en een schuur zijn zichtbaar en we proberen ons in te denken hoe het geweest zou moeten zijn om hier honderd jaar geleden geleefd te hebben. Eén ding is zeker: ruilen had ik niet met meneer Mackenzie willen doen. Niet of nauwelijks toegang tot schaduw, elke dag een strijd voerend met de meedogenloze Zuid-Australische vlakte, om nog maar niet te spreken over toegang tot drinkwater: meneer Mackenzie vindt denk ik nog eerder een pot goud aan het eind van een regenboog dan dat hij in een jaar tijd een anderhalve literfles water gevuld krijgt.

De ruïne ligt overigens vijf kilometer (of zoiets) van de grote weg en er is één rechte weg die naar de homestead leidt, maar op iets meer dan driekwart verandert het asfalt opeens in een gravelweg. Dat soort dingen zal ik nooit begrijpen. Dan ben je dus drie/vier kilometer asfalt aan het leggen en dan besluit je bij die laatste kilometer er opeens mee op te houden. Waarom die laatste kilometer dan niet meer!? Ik zou wel eens bij die gesprekken op kantoor willen zijn:
- “Oké, baas, vier kilometer asfalt, maar die weg is vijf kilometer toch?”
- “Ja dat klopt, Chef Asfalt!”
- “Waarom leggen we dan geen vijf kilometer, baas?”
- “Nou, Chef Asfalt, waarom wel?”
- “Veel handiger voor de mensen die op dat stuk rijden, lijkt me zo.”
- “Nee joh, ben je nou gauw gek geworden, denk eens aan al die toeristen die Mackenzie’s Homestead gaan bezoeken en zich afvragen waarom dat asfalt opeens stopt? Da’s toch prachtig?”
- “Verrek, baas, nomineer jij je maar eens aan voor de Nobelprijs!”

Penong - Nundroo (82,4km)

Gauw door naar Penong dus. Als we in Penong zijn en de weg van Penong naar Nundroo rijden, is het landschap vergelijkbaar. We zijn de bewoonde wereld nog niet helemaal uit (alhoewel een gemiddelde Nederlander nog nooit zo ver van de samenleving verwijderd zal zijn geweest), want hier en daar valt nog een schuur te ontwaren, maar niet alle natuur die we nog zien, bestaat nu uit weiland en. Bomen beginnen langzaam maar zeker toe te nemen.

Weet je waarom dit deel van de Nullarborroute eigenlijk nog zoveel boerenland kent? Dat komt omdat Penong eigenlijk het enige dorp is dat je op de gehele Nullarbor tegenkomt. In de vorige en ook in deze blog zei ik dat er zo’n 100 mensen op de 1200 kilometer wonen die we afleggen, maar dat is niet helemaal waar. Foei Niels, je hebt een klein beetje gelogen: Penong is niet meegenomen in deze volkstelling die nog kleiner is dan de lichaamslengte in centimeters van een lilliputter. Veel verschil zal het niet gemaakt hebben, want in Penong wonen ook niet meer dan honderd mensen.

Lake MacDonnell

Wel kent dit stuk verrekte veel bezienswaardigheden. Iets voorbij Penong ligt Lake Macdonnell, een meer dat volgens de verhalen roze zou moeten zijn (een bepaalde algensoort in combinatie met een hoog zoutgehalte: ik heb klaarblijkelijk niet goed genoeg opgelet bij kunst vroeger want ik wist niet dat die combinatie roze opleverde). We kennen het wel met die verhalen: het meer is niet altijd roze, dus het zal wel weer zo zijn dat dat meertje nu net op dit moment níét roze is. Toch geven we de twijfel het voordeel en rijden we sceptisch zuidwaarts.

Die scepsis blijkt nergens voor nodig: ik zie het meer in de verte en tot mijn eigen verbazing schreeuw ik met een meidenstemmetje van een tiener die Zack Efron in het echt ziet dat het meer roze is. Het is écht roze! Geweldig en wat een bijzondere plek is dit. De weg langs het meer splitst eigenlijk twee verschillende waterlichamen, wat het geheel eigenlijk nog veel bijzonderder en unieker maakt: de ene kant donkerblauw als een heldere nachthemel en de andere kant roze als de Pink Panther. Wat vet!

Windmill Museum

In Penong zelf vinden we het Windmill Museum, een openluchtmuseum dat ongeveer de grootte van een doorsnee supermarkt heeft. In het museumpje vinden we, jawel, windmolens. Geen grote witte horizonvervuilende units, maar karakteristieke wild west windmills, en je krijgt nog net niet het gevoel dat er een straat verder twee cowboys de saloon uitstappen en aan zo’n revolverduel beginnen. Schijnbaar vinden we hier ook de grootste windmolen van Australië: Comet. Klinkt indrukwekkend, maar de realiteit valt wel mee. Het Windmill Museum ligt nauwelijks van de route en we zijn hier alleen maar omdat het niet veel tijd kost om het te bezoeken, maar een must op de Nullarbor is het niet. Wel past het perfect in het hele wilde-westensfeertje dat op de hele roadtrip heerst.

Bookabie School Ruins

We zijn bijna bij Nundroo als we stoppen aan de kant van de weg om de ruïne van een oude school te bezoeken. Intussen zitten we al meer dan 100 kilometer van Ceduna af en is de bewoonde wereld echt alweer een herinnering uit het verleden. Hoe het tot stand is gekomen dat hier ooit een school gebouwd is, is een raadsel. Wel weten we dat je ouders, als je hier naar school gegaan zou zijn, een stel harde knakkers zouden zijn geweest en voor weinig terugdeinsden. Poh, wat een omstandigheden om te leven. En dan ook nog zonder toegang tot McDonald’s, WiFi of een elektrische fiets. Voor millennials een verloren wedstrijd nog voor het eerste fluitsignaal.

Nundroo - Yalata (53km)

De laatste fracties van de bewoonde wereld behoren tot het verleden na het passeren van Nundroo roadhouse: geen stallen meer en weilanden zijn al helemaal een utopie. Kale, typische leegte van de Nullarbor? Nee, zeker niet. Het korte stuk tussen Nundroo en Yalata is samen met het meest westelijke deel van de Nullarbor het meest beboste gebied. Vergeleken met de vlakte die ons te wachten staat, is dit net een tropisch regenwoud. Op deze route doen we niks. De afstand tussen deze twee roadhouses is ook niet zo heel lang, maar je vindt er wel de Wombat Homes die we op de heenweg al meegepakt hebben, maar daar gaan we natuurlijk geen twee keer heen. Wel interessant: het roadhouse Yalata is vernoemd naar de gelijknamige gemeenschap van Aboriginals die vlak voor het roadhouse gevestigd is, maar die gemeenschap is voor de gewone toerist zoals wij ontoegankelijk. Aboriginalcommunities in Australië zijn niet de veiligste plekken om je te begeven, maar daar zal ik in een andere blog ongetwijfeld nog op terugkomen.

Yalata - Nullarbor (89,3km)

 

Bomen worden weer schaarser, want we naderen de Nullarborvlakte. Eerder had ik het al over dat wilde-westengevoel, maar de natuur lijkt hier ook verdacht veel op de Afrikaanse savanne: grassige vlaktes met hier en daar wat droge bomen. We verwachten eigenlijk ieder moment een olifant die op de horizon opdoemt en het asfalt besluit te blokkeren, maar logischerwijs is dat niet wat we voorgeschoteld krijgen. Het Afrikaanse Wilde Westen: zo omschrijven we de Nullarbor voortaan.

Fowler's Bay

Een flink stuk van de snelweg ligt Fowler’s Bay, een van de meest dichtbevolkte plekken van de Nullarbor en omdat we hier zo’n tien huizen tellen, denken we dat er van die 100 mensen op de complete Eyre Highway, hier het astronomisch hoge aantal van 25 inwoners zomaar eens aangetikt zou kunnen worden. Waarom je naar Fowler’s Bay gaat? Walvissen. Die nestelen zich tijdens het walvisseizoen massaal voor de kust, maar we hebben niet ’s werelds beste timing te pakken, want het walvisseizoen begint pas in mei en duurt tot september. Geen walvissen voor Niels, Geertje en Binky, dus we besluiten onze late lunch maar te verorberen. Fowler’s Bay kun je wel overslaan als het geen walvissenseizoen is, maar wel is het bijzonder merkwaardig om door zo’n minuscuul dorpje te rijden dat zo ontzettend ver van de rest van de bewoonde wereld ligt. Een dorpeling die aan de wandel is zwaait vrolijk naar ons. Wat een gek leven moet die man wel niet hebben.

Head of the Bight

We vervolgen onze route naar Head of the Bight, een paar kilometer van het Nullarbor Roadhouse. Head of the Bight tekent echt een omslagpunt in de omgeving: gelegen aan de kust (Bight verwijst naar ‘Bocht’ uit de Grote Australische Bocht) is de Head of the Bight, het begin van de Nullarborvlakte. Ook markeert die Head of the Bight het begin van het tweehonderd kilometer lange ononderbroken stuk van de Bunda Cliffs. Ja, heel technisch allemaal: het komt er op neer dat je hier dus van een paar puike uitzichten kunt genieten. Helaas hebben we net te lang op andere plekken liggen lanterfanten en is de toegang tot de Head of the Bight al dicht en worden we gedwongen een dag later terug te komen. De plek waar we van plan zijn te kamperen, ligt niet heel ver weg, dus dan doen we dat maar. Een klein ommetje morgen zal ook niet ons einde gaan betekenen.

Kamperen op de Nullarbor

We slapen vannacht midden op de Nullarbor. Geen boom in zicht. Als we om ons heen kijken, voelen we ons net hoofdluizen op de vleespet van Mike de Boer. Midden op die Nullarborvlakte zijn een paar grindheuvels kunstmatig aangelegd: speciaal voor reizigers zoals wij die graag even uit de wind willen kamperen. Buiten de functionaliteit van die grindheuvels, zorgen ze ook nog eens voor een magisch geheel. Hoe ik dat bedoel? Nou, bekijk de foto’s maar. Wat een onvoorstelbare, betoverende en buitenaardse plek hebben we om te overnachten. Als je zou zeggen dat we op de maan overnachtten, hadden we je ook geloofd.

Toch is kamperen op de Nullarbor niet zo eenvoudig en rechtdoorzee als dat het er soms uitziet. Sowieso is kamperen in de Outback niet te vergelijken met een glamping op de Utrechtse Heuvelrug. Heb ik het al over outbackvliegen gehad? Nee, niet een vlucht met een stuntvliegtuigje naar Alice Springs, maar de insecten die ieder land ter wereld wel kent. Vliegen zijn in de Outback je allergrootste vijand en het is verre van een leugen als ik zeg dat de vliegen in de Outback irritanter zijn dan een kwartet aan muggen dat je slaapkamer rond elf uur ’s avonds terroriseert. Ik kan me goed voorstellen dat je het niet gelooft, maar het is echt waar: deze outbackvliegen komen als getrainde killersquads van tien tot twintig sluipschutters naar je toe en voeren onophoudelijke aanvallen op je mond, neus, oren en ogen af. Pogingen om ze van je af te slaan, zijn tevergeefs. Ze blijven terugkomen en banen zich gewoon een weg in je oorkanaal en je neusholte of nestelen zich op je oogwit. ONOPHOUDELIJK. Wat de oorzaak van het gedrag van outbackvliegen is? Geen flauw idee, maar in mijn leven heb ik weinig dingen meegemaakt die irritanter zijn dan deze vliegen.

Na zonsondergang verdwijnen de vliegen en is er een periode van ongeveer een halfuur à drie kwartier dat het heerlijk is om buiten te lopen, maar ook dat moet je niet te lang doen. In de Outback maakt het niet uit hoe warm het overdag was: ’s avonds gaat het kwik omlaag. Geen vriestemperaturen, maar wel stevige rukwinden die ijskoud aanvoelen en bovendien is de nacht het domein van ’s werelds dodelijkste slangen, bloeddorstige dingo’s en spinnen die voer voor nachtmerries zijn.

Zo ook deze nacht: als we ’s ochtends opstaan en naar buiten lopen (ook de ochtend heeft een vliegenvrij halfuurtje met een aangenaam temperatuurtje) om de frisse ochtendlucht op te snuiven, slaan onze harten een slag over. Op de grond zijn overal verse dingovoetsporen te vinden. Niet van één dingo, niet van twee, maar van een hele roedel. Alsof je de speelkamer net opgeruimd hebt om er vervolgens een jochie van vijf met drie dozen Lego vrij spel te geven. We herinneren ons dat nachtje dat we omsingeld waren door kangoeroes in Windy Harbour. Het moet gezegd; doe ons die kangoeroes maar. We zijn maar wat blij dat geen van ons vannacht de blaaskwaaltjes van een bejaarde man ervoer, want dan waren we recht in een dingoroedel gehold.

Dag 2

Terug naar de Head of the Bight

We gaan weer terug naar de Head of the Bight om de twee wandelingetjes te maken die er geadverteerd worden en het is goed te zien dat de Bunda Cliffs hier beginnen: in het oosten liggen stranden, in het westen beginnen de enorme kliffen, nooit kleiner dan 40 meter, die zich zover als we kunnen kijken uitstrekken. Die ongerepte, mythische Nullarbor heeft ons intussen bij de strot gegrepen en de fascinatie voor dit stukje aarde laat ons niet meer los. Het logische gevolg: ik koop een boekje over de Nullarbor, een biografie van een echtpaar dat hun leven op de Nullarbor doorgebracht heeft. Zelden in ons leven hebben we omgevingen gezien die zo onherbergzaam, zo ruig en zo onbewoonbaar zijn en dat alleen al maakt ‘Our life at Nullarbor’ een topaankoop.

Nullarbor - Border Village (184km)

We drinken koffie en eten een broodje bij het Nullarbor Roadhouse waar ook het meest iconische, antieke roadhouse van allemaal te vinden is. Als we buiten bij dat huisje staan en om ons heen kijken en de enorme roadtrains tentoongesteld zien staan, bekruipt wildewestengevoel ons hier als dat het op geen andere plek gedaan heeft. Ik weet het, we zijn niet in de Verenigde Staten, maar als we het asfalt wegdenken en even doen alsof Binky een paard-en-wagencombinatie is, dan is het net alsof we de Frontier aan het uitkammen zijn en met een groepje cowboys onontgonnen gebied ontdekken. Als je niet naar de V.S. wil en je wilt dat westerngevoel ervaren, dan is de Nullarbor voor jou. Wel oppassen voor slangen. Er zijn hier meer waarschuwingsbordjes voor slangen, dan dat er mensen zijn, maar wij hebben zo'n glibberige moordmachine nog niet met eigen ogen gezien.

Tot nu toe het langste stuk van roadhouse tot roadhouse rijden we dus nu, over de kale, boomloze vlakte waar de Nullarbor naar vernoemd is. De vlakte is werkelijk buitenaards. Doodsaai voor het ongetrainde oog, maar bijzonder fascinerend door de onbeschrijfelijke eindeloosheid die niet in woorden uit te drukken is. Wat een uitgestrektheid. Vandaag hebben we ontzettend veel stops op de planning. We hebben dan ook een lange dag voor de boeg, eentje die tweeënhalf uur langer duurt omdat we tweeënhalf uur terug gaan in de tijd. Betere dagen om veel te rijden en veel te zien ga je niet krijgen.

Wigunda Cave

We wijken weer van de Eyre Highway af om een grot te bezoeken. Op de heenweg zagen we de Clay Dam Cave al (die ook op dit traject te vinden is) en hoewel die misschien wat mooier is dan de Wigunda Cave, is deze veel indrukwekkender. Een enorme krater ontwaart zich te midden van het kale vlakke landschap dat de Nullarbor tekent en het is alsof hier een meteoriet zijn weg naar de aarde heeft gevonden en op deze plek ingeslagen is.

De waarheid is dat bijna het volledige grondgebied van de Nullarbor bestaat uit karst. Ik zal je een technisch verhaal besparen, maar waar karst is, ontstaan grotten en in het geval van de Nullarbor betekent dat dat stukken grond uit het niets instorten omdat er grotvorming is onder het oppervlak waar de planten op groeien, de dieren hun huizen hebben en wij op lopen. Die grotvorming neemt op een gegeven moment zo’n vormen aan, dat de bovenlaag het niet meer kan houden en instort. Het resultaat zijn de indrukwekkende zinkgaten zoals de Wigunda Cave en de Clay Dam Cave en zo zijn er nog talloze over de gehele Nullarbor te vinden.

Die grotten waren ook een essentiële levensaders voor de Aboroginals. We hebben ons intussen al meermaals afgevraagd wat voor Freek Vonken in het kwadraat die Aboriginals moeten zijn (geweest) om onder deze omstandigheden iedere dag de zon op en onder te zien gaan, maar deze grotten en zinkgaten waren van levensbelang. Letterlijk: het zijn koelere plekken en enkele van de weinige plekken die schaduw bieden. Bovendien komen die ellendige vliegenlegers om de een of andere reden niet in die grotten. Als ik deze grot betreed (daar is het nodige kunst- en vliegwerk voor nodig en Geertje daalt niet af) dan zie ik dat ook deze grot door de Aboriginals bewoond is geweest. De muurschilderingen krijg ik weliswaar niet op de foto (een zaklamp is op klaarlichte dag in de Outback nou niet het eerste waar je aan denkt bij het samenstellen van je overlevingspakket op weg naar een bezienswaardigheid), maar ze zijn wel degelijk aanwezig.

Scenic Lookouts

Zoals ik al zei, kenmerkt dit stuk van de Eyre Highway zich ook door de machtige Bunda Cliffs, het Australische geelbruine antwoord op de groengrijze Ierse Cliffs of Moher. We bezoeken een paar uitzichtpunten en bewonderen de machtige uitzichten die de kliffen te bieden hebben. In de Australische winter zouden die uitzichten waarschijnlijk nog machtiger zijn geweest, omdat deze stukken van de Grote Australische Bocht ’s winters een speeltuin zijn voor walvissen. Misschien gaan we dat nog zien: als de winter richting z’n einde loopt, willen we eigenlijk weer in Zuid-Australië zijn. Is er nog meer te zien op het stuk dan alleen boomloze vlaktes en immense, imposante kliffen? Ja, maar daarvoor verwijs ik je terug naar de vorige blog en dan lees je het stukje van de Clay Dam Cave maar. We zijn waarlijk aan het einde van de wereld beland.

Border Village - Eucla (12,3km)

We arriveren bij Border Village en maken ons klaar voor het kortste stuk tussen twee roadhouses op de hele Nullarbor: Border Village en Eucla liggen niet verder dan een stevige wandeling uit elkaar. Op dit stuk is eigenlijk niks bijzonders te zien, op een enorme kangoeroe na, dus weet je? Daar maken we gewoon een foto van. We steken weliswaar een grens over van South naar Western Australia. Eigenlijk is dat ook wel bijzonder, hé? Iemand heeft besloten dat je geen groente mee mag nemen over de grens en onze rucola, tomaten en ui worden genadeloos door de binnenlandse douanier geconfisqueerd. Zonder enige moeite rijd je via Duitsland en Oostenrijk naar Slovenië, maar om van staat naar staat te gaan in Australië, word je auto op de kop gezet. Stel je maar eens voor dat je in Cuijk op de pont naar Limburg stapt en je broodje gezond in beslag wordt genomen vanwege de ijsbergsla die je niet over de provinciegrens mee mag nemen. Dat is een beetje hoe hier de situatie is.

Eucla - mundrabilla (88,3km)

Eucla! Onze enige tussenstop op de heenweg zijn we nu gepasseerd. Het stuk van Eucla naar Mundrabilla is waarschijnlijk het meest indrukwekkende stuk: vanaf het roadhouse in Eucla rijden we de Nullarborvlakte af en rijden we terug naar zeespiegelniveau en gedurende de hele route wordt onze rechterkant geflankeerd door een eindeloos lange uitgestrekte klif die over ons waakt. Voor bezienswaardigheden stoppen we niet: de bezienswaardigheden op dit traject hebben we op de heenweg al gezien.

Mundrabilla - Madura (92,5km)



Als ik zeg dat het stuk van Eucla naar Mundrabilla het meest indrukwekkende stuk is, dan kan het stuk van Mundrabilla naar Madura daar eigenlijk doodeenvoudig aan toegevoegd worden. Eigenlijk rijden we nu een stuk dat precies hetzelfde is als het stuk van Eucla naar Mundrabilla: geen compleet kale vlakte, maar nog steeds weinig bomen en onze rechterkant blijft geflankeerd worden door die eindeloos lijkende klif die ons scheidt van de hoge vlakte waar we voor Eucla nog opzaten.

Jilah Rockhole

Vlak na het Mundrabilla roadhouse vinden we Jilah Rockhole: weer zo’n zinkgat. Maar deze is niet zo mooi, groot of indrukwekkend als de twee vorige die we gezien hebben, dus we oordelen dat dit nou een van de zinkgaten is die je over mag slaan. De wandeling van een halve kilometer naar Jilah Rockhole was dan wel weer indrukwekkend: niet door uitzichten of de bomen (hoewel de natuur hier wel mooi is), maar door de geluiden: de stilte in de omgeving wordt onderbroken door de geluiden van voor ons onbekende dieren in de bomen en het struikgewas. We zien geen enkel beest, maar we weten zeker dat er een heleboel monsters in de struiken schuilen die ons wél zien. Een continue herinnering aan het gevoel dat we krijgen dat de ruige Australische natuur effectief een strijd tegen ons voert en het besef dat wij te gast zijn op het grondgebied van de talloze onzichtbare wezens die over deze rauwe, naargeestige vlaktes dwalen en we altijd onze ogen open en onze oren gespitst moeten houden.

Madura - Cocklebilly (91,2km)

Voor we het roadhouse van Madura bereiken, willen we nog een afslag naar Madura Cave nemen, maar de weg naar Madura Cave is meer dan tien kilometer lang en de weg bestaat uit zand en gaten. Binky jammert en zanikt de complete eerste kilometer, dus besluiten we om te draaien. Bij het Madura roadhouse drinken we een kopje koffie en staan we op het punt diezelfde verhoogde vlakte weer op te rijden waar we in Eucla vanaf reden, maar als we op deze vlakte komen, is het niet de Nullarbor waarover we rijden maar het Nuytsland Nature Reserve. Ja, het Nuytsland Nature Reserve, een ruig natuurgebied dat vernoemd is naar Peter Nuyts, een Nederlandse ontdekkingsreiziger die langs deze kust voer in de Gouden Eeuw. We lopen nog net niet als nationalisten met een Nederlandse vlag te zwaaien. Verder voelt dat Nuytsland een beetje als een Nullarbor-light: een open vlakte, maar niet volledig kaal. Een beetje als die ene vriend met al die inhammen en kale plekken, die eigenlijk vijf jaar geleden al tegen de kapper had moeten zeggen er met het kapmes overheen te gaan, maar krampachtig aan zijn laatste haarvaten vast probeert te houden, niet toe willen gevend dat de toekomst een kale is.

Madura View Lookout

Voor een fenomenaal uitzicht en een oorverdovende stilte stoppen we bij Madura View Lookout, een uitzichtpunt dat we tegenkomen zodra de Nuytslandvlakte op rijden, net na het passeren van het Madura Roadhouse. Rust en stilte, die alleen worden onderbroken door een sporadisch passerende auto of roadtrain gecombineerd met een uitzicht waar je nog geen ‘u’ tegen durft te zeggen.

Cocklebiddy - Caiguna (65,4km)

 

Het stuk tussen Cocklebiddy en Caiguna is nog steeds in dat Nuytsland Nature Reserve en de omgeving begint al wat meer kenmerken van een klein bos te vertonen. Schijnbaar ligt er een verzameling prachtige kliffen aan de kust (de Baxter Cliffs) maar we zitten grandioos ver van de kust en we hebben een 4x4 nodig (en schijnbaar een heleboel offroadervaring) om bij die kliffen te kunnen komen, dus moeten we het doen met de kale eentonigheid van onze Peter Nuyts.

Murra-El-Elevyn Cave

Voor we stoppen bij onze camping, vinken we nog even de vierde grot van ons lijstje. De vierde grot is tevens de laatste grot die we gaan bezoeken. Als je bij de naam Murra-El-Elevyn denkt dat we al in Zuid-Amerika zijn, kom je bedrogen uit, maar we hebben hier weer te maken met een zinkgat. Zuid-Amerika is nog ver weg. Als de Clay Dam Cave de mooiste, de Wigunda Cave de indrukwekkendste en de Jilah Rockhole de saaiste grot is, dan is de Murra-El-Elevyn de ruigste van de Nullarbor. Het gat naar de grot is niet super groot, maar als je naar beneden kijkt, ontwaart zich een enorme koepel die zo diep is dat je er hoogtevrees van krijgt zelfs als je het nog niet had. Daarom is deze grot ruig en gevaarlijk: val je hierin, dan kom je er zelfs met de crème-de-la-crème van het klimmateriaal nog niet uit.

We overnachten op zo’n twintig kilometer van het Caiguna roadhouse. Morgen staat de laatste rit van de dag op de planning en het kampeerplekje op een afgesloten stuk van de weg is een mooie en eentje die voor uitzinnige vreugde zorgt: geen vliegen! We kunnen rustig naar buiten lopen zonder vliegen uit oren, neus of mond te hoeven meppen. Lang houden we het niet vol: we zijn namelijk bijna twaalf uur (!) onderweg geweest met al die stops. We zijn immers tweeënhalf uur terug in de tijd gegaan en de dag duurt dus simpelweg langer.

Dag 3

Caiguna - Balladonia (155km)

Waar Geertje de heenweg de gelukkige was, mag ik ‘m de terugweg rijden: de befaamde 90 Mile Straight! Het beruchtste stuk van de 1200 kilometer lange weg tussen Ceduna en Norseman en ditmaal is het de beurt aan mij. De 90 Mile Straight begint pas na het roadhouse van Caiguna en, zoals je op de foto ziet, blijf ik nog even lekker liggen op die eerste twintig kilometer van onze kampeerplaats naar het roadhouse toe. Als je aan 146,6 kilometer rechtdoor rijden zonder ook maar één keer je stuur te bewegen denkt, terwijl er om je heen continu dezelfde bomen en struiken uit de grond ziet poppen, dan kan ik me voorstellen dat je denkt dat dit een dodelijk saaie weg is. En eigenlijk is de 90 Mile Straight ook verschrikkelijk saai, maar niet als je met iedere cel van je lichaam gelooft in de hype van deze iconische, illustere autoroute. De op drie na langste lijnrechte weg van de wereld. Geen enkel huis (en zelfs geen enkel gebouw) op de hele route. Eindeloze, uitgestrekte leegte, de schoonheid van het niets. Als je dat in gedachte blijft herhalen en echt in dat epische van de weg gaat geloven, verveel je je op de 90 Mile Straight geen seconde.

Voor stops moet je jezelf niet wakker maken op het stuk tussen Caiguna en Balladonia. Een paar kilometer voor het roadhouse van Balladonia (een paar kilometer na de 90 Mile Straight) vind je nog de Afghan Rocks, een rotsformatie die als een bruine steenpuist van moeder aarde uit de grond schiet, maar omdat het de afgelopen dagen mondjesmaat geregend heeft, is de route ernaartoe afgesloten. Hieronder dus wat kiekjes van die illustere 90 Mile Straight. Mooi man.

Balladonia - Norseman (218km)

Het laatste roadhouse zijn we gepasseerd! De route van Balladonia naar het eindpunt Norseman is tevens de langste route zonder roadhouse en een weg die zich allesbehalve kenmerkt door de kale vlakte waar de Nullarbor om bekend staat. Overal zijn bomen die bossen vormen en van kaalheid is allerminst sprake. Eentonig is het landschap niet, want er zijn ook stukken die door bosbranden grijszwart en dood zijn, als ware het decor van een horrorbos. Maar goed, als de restanten van een bosbrand het bewijs zijn voor het ontbreken van eentonigheid op een route van 218 kilometer, dan doe je wel heel erg je best om het gebrek aan eentonigheid op de Eyre Highway te ontkennen. Dan kun je eigenlijk net zo goed een seriemoordenaar verdedigen.

Balladonia SPace Lab

Bij het Balladonia Roadhouse stoppen we bij een kneuterig museumpje dat ruikt naar oma’s zolder waar we wat leren over het ontstaan van de snelweg die Zuid- en West-Australië met elkaar verbindt: het was John Eyre die in een groep de Nullarbor voor het eerst overstak en de snelweg waar we nu 2200 kilometer overheen gereden hebben (de Eyre Highway) is dus naar deze kornuit vernoemd. Daarnaast staat er een sterk verhaal tentoongesteld over een of andere race die in de jaren ’50 in Australië gehouden werd, waarvan het circuit de gehele omtrek van continentaal Australië omvat en er worden wat informatieborden ingezet om ons te vertellen over het leven op de Nullarbor: kamelen, slangen, kangoeroes, emoes, wombats, stekelvarkens en dingo’s. Jammer dat we alleen die laatste in levenden lijve hebben mogen aanschouwen gedurende deze roadtrip.

Het interessantste aan het museum is met speels gemak een wrakstuk van een NASA-ruimtestation dat in 1979 is neergestort in de Australische Outback en van Balladonia héél even een plek maakte waar de schijnwerpers van de wereld op gericht stonden, om na dit once in a lifetime weer in de vergetelheid te raken. Leuk, heel even wereldnieuws zijn, toch? Nou, ze hebben er nog geld aan overgehouden ook: de Australische burgemeesterequivalent van dit ruige, inwonerloze stuk grond heeft de NASA een boete opgelegd. Afval niet weggooien, klonk het vergrijp. Als die schijnwerpers dan toch op je gericht staan, moet je ook wel je moment pakken om even te shinen als nooit tevoren.

Buldania Rocks

Met nog maar een kleine 25 kilometer verwijderd van de 2400, maken we nog één laatste stop bij Buldania Rocks; ook weer een fenomenaal stukje natuur dat compleet afwijkt van de rest van deze omgeving. Ken je Uluru? Ayers Rock? Daar gaan we nog heen, maar dit is Ayers Rock in het klein. Het grondbeginsel van die bruine steenpuist. Een rots die langzaam maar zeker (nog geen centimeter per jaar) uit de grond opstijgt en een kale, grauwe vlakte vormt in een enorm bebost stuk van de Nullarborroute. Kleine watergaten die bijna perfecte cirkels vormen, versieren het stenen oppervlak en in die watergaten zwemmen kikkervisjes zo groot als gootsteenstoppen die ongetwijfeld over een paar maanden uitgegroeid zijn tot weer een nieuwe, buitenaardse killerdiersoort die het dodelijke dierenrepertoire van Australië uitbreidt. Hopelijk worden deze alienzaadcellen later schattige hamstertjes, maar die hoop is ijdeler dan David Beckham.

De finish in Norseman

Zes dagen geleden vertrokken we uit Norseman om de Nullarbor te rijden. Nu zijn we weer terug in Norseman. Wat een machtige roadtrip hebben we afgelegd en het niet één, maar twee keer rijden van de Nullarbor is een van de hoogtepunten van niet alleen Australië, maar van de hele reis geweest. En dit zes dagen durende avontuur is nu ten einde… toch?

We zijn weer in Norseman, dat dorpje waar je de depressie gewoon kunt ademen, zo kaal, dood en saai is dit dorp. Echt: er staan huizen met auto’s, maar er loopt niemand en grasmaaiers om gazonnetjes te onderhouden zijn nog niet in dit gat geïntroduceerd. Toch moeten we iets met Norseman: het is namelijk zondag en Australische zondagen zijn niet voor de eerste de beste en alle supermarkten zijn weer gesloten alsof er morgen een zombie-invasie uitbreekt.

Norseman Hotel

En dus belanden we bij het Norseman Hotel, het enige etablissement dat de deuren geopend heeft op een zondag. Van de buitenkant geef je nog geen stuiver voor het gebouw en gezien de drukte op straat, lijkt het ons op een kerkhof nog gezelliger dan dat het hier gaat zijn. Als je eenmaal de deuren binnenstapt en de raamloze ruimte van Norseman Hotel betreedt, dan neem je je woorden terug en weet je plots waar het vertier te zoeken is in dit armoedige dorp. Norseman Hotel is een bruine kroeg, vol dikke, zwetende Australische mannen, pokdalige vrouwen die een week niet gedoucht hebben en backpackers die nog in het mijnwerkerskostuum gestoken zijn, die de stoelen van de kroeg, het restaurantgedeelte of de biertuin bekleden. Eén verkeerde afslag en je bevindt je in een ruimte waar een tiental schermen gebruikt kan worden om geld in te zetten op paardenraces (het is net Peaky Blinders waar we in beland zijn). Maaltijdporties zijn groot, bierglazen tot aan het randje gevuld en glimlachen van bezoekers en medewerkers zijn alomtegenwoordig. Norseman Hotel: het heldere licht in de aardedonkere grot die Norseman is. 

Terug naar de westkust

Eén dag later is de week rond. Maandag kwamen we in Norseman aan, precies één week later verlaten we Norseman weer en vervolgen we onze route. Als Geertje boodschappen doet in de meest armetierige supermarkt die we niet alleen in Australië, maar tijdens onze complete wereldreis gezien hebben (producten zitten van ouderdom en een gebrek aan hygiëne aan de schappen vastgeplakt), maak ik een rondje door het gehavende dorp. Een gebrek aan levendigheid (er loopt gewoon simpelweg niemand over de straten: geen hond die uitgelaten wordt, geen tuintje dat bijgehouden wordt, helemaal niks) wordt gecompenseerd door iets wat Norseman wél in de vingers heeft: rotondekunst. Zelfs in Nederland kunnen we eigenlijk nog wel een puntje aan de rotondekunst van Norseman zuigen.

Ik kom er zelfs een interessant stukje geschiedenis tegen. Australië kent meer dan een miljoen wilde kamelen, maar die kamelen zijn niet van nature Australisch. Nee, ze zijn Afghaans. Vroeger werden Afghaanse kamelen geïmporteerd omdat ze vanwege de droge, hardnekkige omstandigheden van Australië beter geschikt zijn als lastdieren dan paarden. Op een gegeven moment vernieuwt de mensheid zich een beetje, laat men de kamelen steeds meer links liggen en verwilderen ze, waardoor Australië nu ook het habitat is van plusminus één miljoen wilde kamelen. Een puik stukje rotondekunst is aan een camel train gewijd en eigenlijk is de camel train gewoon een road train, maar dan eentje met kamelen. Norseman had een hoop van die camel trains (waarom wordt me niet helemaal duidelijk) en het is me al eerder opgevallen dat de wegen van Norseman enorm breed zijn (wat de schoonheid van het dorp zeker niet ten goede komt). Dat is dus blijkbaar zo omdat de gravelwegen van vroeger zo breed waren, zodat ze berekend waren op de draaicirkel van een camel train en ze bij het asfalteren van de weg besloten hebben om dat op die manier te houden, zodat huizen die al gebouwd waren, niet meer verplaatst hoeven te worden. Interessant, hé? Tegenwoordig kun je ook Harry Maguire in laten vliegen om zo’n draaicirkel in kaart te brengen, maar met het gebrek aan technologie van vroeger, is dat wel creatief toch?

Wat moet je wél doen?

Jeetje. En dan krijg je er na zo'n lange blog ook nog een welles-nietesrubriekje overheen! Deze blog is alleen voor de echte doorzetters; eigenlijk een soort Nullarbor onder de blogs, nietwaar?

1. De Nullarbor van oost naar west rijden. Als je de Nullarbor maar één keer rijdt (net zoals iedere fatsoenlijke, normaal denkende ziel dat zou doen), probeer je route dan zo vorm te geven dat je 'm van oost naar west doet. Waarom? Je dagen zijn langer. Buiten het feit dat je de klok in totaal tweeënhalf uur terug kan zetten, rijd je ook nog eens honderdtien km/u over een weg die bijna horizontaal over de aarde loopt, wat betekent dat je letterlijk van een plek waar de zon eerder opkomt, rijdt naar een plek waar de zon later ondergaat. Langere dagen = winst, toch?

2. Neem de tijd. Twee dagen is te kort. Drie dagen eigenlijk ook. Als je de Nullarbor twee keer rijdt is dat prima, maar er is voor het getrainde oog zó veel te zien op de Nullarbor en er zijn gigantisch veel mysterieuze, bijzondere, prachtige plekken die je helemaal voor jezelf kunt hebben. Race je over deze vlakte heen? Dan verpest je een once-in-a-lifetime ervaring. En dat heb je compleet aan jezelf te danken.

Wat moet je níét doen?

1. Tanken bij elk tankstation. Op internet lees je dat je bij ieder roadhouse moet stoppen om je tank vol te gooien. NERGENS VOOR NODIG! Het langste stuk tussen roadhouses is 218 kilometer (Norseman - Balladonia, of andersom), de volledige weg is geasfalteerd en je komt genoeg verkeer tegen. Tanken op de Nullarbor is duur en zelfs de prijs per roadhouse kan enorm verschillen (zelfs tot 50 dollarcent per liter). Als je je auto een beetje kent, kun je de route makkelijk zo plannen, dat je de dure tankstations overslaat. Bovendien heb je nu deze blog. Dan weet je precies hoe lang elk stuk is.

2. Onvoorbereid op pad gaan. Dit is wel een belangrijke. Evenals brandstof voor de auto, is de lichaamsbrandstof in de vorm van eten en drinken op de Nullarbor ook niet onbelangrijk. Doordat de plekken zo afgelegen zijn, is het zomaar eens mogelijk dat  een roadhouse (waar het eten al ontiegelijk duur is) zonder proviand zit. Koop dus goed in. Maar niet te veel sla. Daar zijn ze bij de grenspost niet zo happig om.

We verlaten Norseman weer en daarmee komt deze ontzettend lange blog en het rijden van een Nullarbor ten einde. Sorry, maar dit avontuur verdient gewoon elk woord dat ik erover schrijf. En toch, toch wil ik dat je nog één ding doet. Stel je eens een doolhof voor. Een doolhof waarvan je van tevoren al weet hoe je bij de uitgang moet komen. Eén rechte weg, maar wel een heel lange rechte weg. Laten we dat pad in dat doolhof voor het beeld eens tien kilometer lang maken. Een tien kilometer lang pad, rechtstreeks naar de uitgang. Wat je niet weet, is dat alle zijwegen naar kleine verrassingen leiden: lekkernijen, schatten, oempaloempa's die de tango dansen; dat soort dingen. Loop je dat doolhof van begin tot eind zonder te verdwalen in een van de zijpaden, dan is dat doolhof doodsaai. De Nullarbor is dat doolhof. Rijd je ‘m van begin tot eind zonder zo’n zijweg te pakken? Dan is dit mogelijk de saaiste route die je ooit in je leven gereden hebt. Maar neem je al die zijpaadjes? Neem je de tijd om die oempaloempa's te vinden? Dan wordt de Nullarbor opeens een avontuur dat je nooit van je leven meer zult vergeten.


Reactie plaatsen

Reacties

Opa en oma
2 jaar geleden

Jeetje, deze blog is al een boek op zich met superveel foto's! Na de 2e keer lezen en kijken pas, ondervind je hoeveel de Nullarbor te bieden heeft voor het geoefende oog. Jullie hebben iig met volle teugen genote !! En nu op naar de bijzondere weken net Sjoerd! 👍🍀

Marianne
2 jaar geleden

Tjeetje wat een avontuur! Heb het hele blog het gevoel gehad dat ik bij jullie op de voorbank van Binky zat. Zag de reis zó aan me voorbij flitsen.
Wat een teksten tover je uit je toetsenbord en wat een geweldige foto's!
Vraagje over het roze meer: komt die kleur van het ongetwijfeld aanwezige zout of is het een natuurfenomeen?
Als jullie thuis zijn moeten jullie Paco en Chico maar eens extra knuffelen... Zij zijn het tegenovergestelde van de bloeddorstige dingo's. Zou me ook rot geschrokken zijn van al die pootafdrukken.