Wil je op de hoogte blijven van onze reis en een melding krijgen zodra een nieuwe blog geplaatst wordt? Schrijf je dan hier in!
Genieten. Het werkwoord dat de eerste twintig dagen in Australië bijna niet in ons vocabulaire is voorgekomen, hebben we nu in hoofdletters genoteerd. Maar hoe we dan gaan genieten, is nog een priegelwerkje, want waar gaan we heen? Over twee weken komt Sjoerd (met wie we ook twee weken te spenderen hebben) en we hebben een mooie route in het zuidwesten uitgestippeld, maar wat gaan wij dan doen? Ik zal je even meenemen in het gedachteproces dat onze planning voor deze maand opgeleverd heeft.
In het na-Sjoerdse tijdperk trekken we noordwaarts op zoek naar werk (wel werk dat ons kan bekoren, zoals je in de vorige blog gelezen hebt). Het lijkt dus onzinnig om terug te gaan naar Perth, naar het noorden te rijden en weer terug te rijden, om een paar weken later dat stuk voor de derde keer te rijden. De westkust ten noorden van Perth valt dus af, want die komt later ook al een keer aan bod. De route die we met Sjoerd gaan doen alvast beginnen, waarna Sjoerd later wel aan kan sluiten? Niet heel handig, want dan moet Sjoerd in Perth noordwaarts rijden en weer terug. Maar oké, dat is een optie.
En dan hebben we het. Om de route die we met Sjoerd gaan rijden in twee weken te laten passen, hebben we wat stops weggestreept. Die stops die we weggestreept hebben, gaan we bezoeken! We maken dus een minirondje in Zuidwest-Australië alvorens we het grote rondje met Sjoerd gaan doen. Maar… als we daar een week mee bezig zijn, dan zijn we al flink aan het rekken, dus daar moet nog iets aan toegevoegd worden. Maar wat? We zoeken, we zoeken… en dan valt ons oog op Nullarbor; een autoroute die berucht en beroemd is omdat hij zo desolaat en afgelegen is.
De Nullarbor is een route van 1200 kilometer (12 uur) die de staten Western Australia en South Australia met elkaar verbindt en dat is een avontuur op zich en een route die op de checklist van heel veel roadtrippers staat. Er is één klein probleempje: doe je de Nullarbor, dan zit je in South Australia en moet je die Nullarbor weer opnieuw van de andere kant berijden om weer terug in Western Australia te komen waar we afgesproken hebben met Sjoerd (die overigens niet kan afwijken, want zijn vluchten én zijn autohuur zijn al geboekt). Is die Nullarbor niet één maar twee keer rijden een goed idee? Waarschijnlijk niet, maar het twee keer voltooien van deze beruchte roadtrip is een verhaal op zich en we hakken de knoop door: we gaan dat wél doen. 2400 kilometer, een compleet etmaal aan reistijd. Wat een belachelijk slecht idee, maar zo maken we de Outback wel op z'n ruigst mee.
Daar beginnen we natuurlijk niet mee. Eerst gaan we die geschrapte stops in Zuidwest-Australië van het lijstje vinken, te beginnen met een overnachtinkje bij Windy Harbour, waar we vanaf Manjimup heenrijden, maar vandaag zijn de omstandigheden om eindelijk eens goed en wel op ontdekking te gaan, niet heel ideaal. De regenkleding kan aan omdat het regent en Zuidwest-Australië bewijst eens te meer dat het qua klimaat compleet anders wil zijn dan de rest van Australië. Bovendien heeft Binky ook nog last van z’n rechterruitenwisser, want hij werkt niet meer. Gelukkig hoeft een monteur in Manjimup ‘m alleen maar even aan te draaien voor Binky weer fijn met z’n ogen kan knipperen en we weer op pad kunnen. We zetten vandaag koers naar Windy Harbour, een korte route van zo’n 85 kilometer.
Weet je wat het is met roadtrips? Waarom het volgens ons beter is om een auto te huren en een roadtrip te maken dan echt volgens de oldfashioned way te backpacken? Dan is reizen van A naar B al een feest op zich, in plaats van een vermoeiend moetje dat je uit de weg wil hebben en ontdek je de prachtige plekken waar het zoeken naar toeristen als zoeken naar een speld in een hooiberg is. Eigenlijk is zo’n route als pakjesavond: het ene na het andere cadeautje verschijnt langs de weg dat klaarstaat om door jou uitgepakt te worden. Dat eerste cadeautje? Dat is Big Karri.
Big Karri
Eergisteren hadden we tijdens ons sollicitatierondje de Diamond Tree ergens tussen Pemberton en Manjimup al bezocht. Vandaag bezoeken we de Big Karri. De Diamond Tree was zo’n fire tree (een boom omwikkeld door een wankele en instabiele wenteltrap om bosbranden in de regio in kaart te brengen; onze voorouders waren voor de duivel nog niet bang gezien de constructie van die wenteltrappen) en we wilden eigenlijk de Gloucester Tree of de Bicentennial Tree bezoeken (de andere twee fire trees uit het trio), omdat die in tegenstelling tot de Diamond Tree wel trotseerbaar zouden moeten zijn, maar die informatie die bij de Diamond Tree geboden werd, blijkt achterhaald: geen enkele fire tree is omwille van verzekeringen die niet meer verleend worden nog beklimbaar (goh, een beetje omhooggevallen puber, onwetend hoe om te gaan met testosteron, zou met een rotvaart na een of andere gekke capriool naar beneden denderen) en om er zeker van te zijn dat niemand wat gekkigheid in zijn hoofd haalt, zijn van alle drie de bomen de treden van de eerste vijf à zes meter weggehaald. Daarom gaan we naar Big Karri. Ook een grote boom, ligt beter op de route, maar dan wel eentje zonder dodemanstrap.
Onderweg naar Big Karri rijdt Geertje. Steeds vaker laat ik het vertrouwen aan Geertje over. Binky is per slot van rekening ons kindje en niet alleen het mijne. Geertje manoeuvreert ons kundig (het paniekzweet op haar voorhoofd wegdenkend) over een zandpad naar de Big Karri. Karri’s zijn bomen die alleen in Zuid- en Zuidwest-Australië voorkomen en karri’s worden gemiddeld tussen de tien en zestig meter hoog. Dat is een beetje alsof je op het punt staat te gaan kogelstoten en wanneer er gevraagd wordt hoever je kan gooien, dat je tussen de tien en zestig meter als antwoord presenteert. Behoorlijk veilige voorspelling en zo is dat ook met de gemiddelde lengte van die karri's. Hoe het ook zij, zo nu en dan wil er nog wel eens zo’n karri een onvoorziene groeispurt meemaken en ontstijgt een boom de voorspellingen. Big Karri (minst originele naam van allemaal) is met z’n om en nabij 80 meter hoogte zo’n voorbeeld en stijgt fier boven de rest van zijn bomenbroeders uit. En ja, hij is nog mooi ook.
De Cascades
Eén ding dat we mooi vinden aan het reizen, is dat wanneer je het vliegtuig uitstapt, alles opeens anders is. Alles ziet er anders uit, de lucht voelt anders op je huid en de geuren die de lucht vullen, zijn je compleet vreemd. Het zijn die kleine, heel erg leuke dingetjes waardoor je in elke vezel van je lijf voelt dat je niet in Nederland bent. We vervolgen onze route naar de Cascades in het Gloucester National Park, waar we een kleine wandeling van iets meer dan één kilometer maken en het is tijdens die boswandeling dat we realiseren dat we letterlijk aan de andere kant van de wereld zitten, maar dat alles zo ontzettend bekend voelt. Het Gloucester National Park is een mooi groen bos (heel het zuidwesten is groen, in tegenstelling tot veel andere plekken in Australië), maar als je niet beter zou weten, zou je zo denken dat je gewoon in Nederland rondloopt. Het is koel vandaag, we dragen een jasje, en het bos ruikt precies zoals een Nederlands bos en dat is eigenlijk een best vreemde gewaarwording.
Ons wandelingetje eindigt bij de Cascades en eerlijk is eerlijk, dat is wat minder ‘Nederlands’ dan de rest van het bos. Een ijskoud riviertje met een aaneenschakeling aan stroomversnellingen en kleine watervalletjes waar we, lang leve het roadtrippen, de natuur volledig voor onszelf hebben en we naar hartenlust als hinkelende kleuters over de rotspartijen kunnen springen, klimmen en klauteren.
Windy Harbour
We rijden in één ruk door naar Windy Harbour en als we het slaperige Northville passeren en de (enige) weg naar Windy Harbour beginnen, worden we getrakteerd op een prachtige route van om en nabij een halfuur. Het landschap verandert om de vijf minuten plots en onaangekondigd van dorre, gehavende heide tot een groen, levendig bos. Een straf om hier te rijden is het niet. Rond drie uur in de middag arriveren we in Windy Harbour en die naam heeft het buurtschapje niet voor niets: we liggen pal naast de zee en een duinpartij is het enige wat ons van het strand en het zoute water scheidt en windy is een accurate omschrijving van het gedrag van de lucht. We moeten ons sowieso voorbereiden op een weekje met wat minder weer, dus we besluiten vandaag ons zonnescherm niet uit te rollen en de banken in Binky’s achterkant nog niet tot bed om te toveren en brengen onze avond in Binky door.
Kangooroo's!
Met bruine worstjes, gebakken uitjes en gesneden augurk in het wapenarsenaal, loop ik terug naar Binky en warempel, het kampeerterrein heeft bezoek gekregen! Een achttal kangoeroes heeft de grasvelden aan zichzelf toegeëigend en staan alsof het de normaalste zaak van de wereld is naast elkaar het gras van de kampeerplaats te verorberen. Twee minikangoeroetjes (misschien wel wallaby's, maar die zouden niet samen moeten leven), maar ook drie reuzen die dagelijks een uur of drie in de sportschool staan en legday zeker niet skippen. Die kangoeroes zijn verraderlijk: ze lijken als ze gebukt zitten niet heel groot, want het lukt ze op de een of andere manier om héél klein te worden als ze door hun hurken zakken om gras te vreten, maar zodra ze rechtop gaan staan worden ze ineens bijna drie keer zo lang en dus ook drie keer zo imposant. Nee, kangoeroes zijn niet agressief, maar geef ze ook geen reden om zichzelf te verdedigen. Dan veranderen ze prompt in jiujitsuka’s met een zwarte band en da’s een gevecht dat je niet gaat winnen.
En dat is ook de reden dat Geertje en ik door de achterdeur van Binky op de grond hebben gepist rond elf uur ’s avonds, met een zaklampje op de uitkijk. Hoe we in die situatie gekomen zijn? Oké, komt-ie. Rond negen uur hebben we ons bed in Binky gedekt en zijn we serie gaan kijken en een kaartje gaan leggen met z’n tweetjes en vlak voor het slapen gaan, moesten we nog tandenpoetsen en even de blaas legen. Je kent het wel. We schuiven de schuifdeur opzij om gewapend met een zaklamp ons een pad naar het toiletgebouw te banen, maar we zijn de bus nog niet uit of we veranderen van gedachten: een tweetal enorme kangoeroes staat pontificaal vijf meter naast onze bus, omdat ze bedacht hebben dat het gras van onze staanplaats tegen elven het beste smaakt. Je schrikt je rot.
Ik kom met het geweldige idee de achterdeuren te openen. Het is pikkedonker, dus niemand die m’n zaakje d’r afkijkt en niemand die Geertje als kijkdoos kan gebruiken (zoals Slenderman dat deed in de Maleisische Cameron Highlands). Ik open de achterdeuren, klim half op het dak en schijn de zaklamp rond. Die kangoeroes wil je per slot van rekening toch in de gaten blijven houden. Bij de schuifdeur zitten er zelfs drie en ook aan de andere kant zitten drie kangoeroes (waarvan één de grootste is die we tot nu toe gezien hebben, maar ik heb het te druk met rondschijnen en mezelf krampachtig vasthouden, om een foto te maken). We zijn omsingeld door zes kangoeroes, allemaal binnen een straal van acht meter van de bus! Of het zaklampje averechts werkt of in effect resulteert, weet ik niet. Wel zie ik dat iedere kangoeroe in mijn blikveld bijzonder geïnteresseerd mijn kant op kijkt, terwijl Geertje nog bezig is met haar plasje op het gras, maar gelukkig blijft het bij interesse en besluit geen van de kangoeroes dat onze hoofden boksballen zijn en kunnen we veilig en ongedeerd de rust van de nacht op gaan zoeken. Kamperen en omsingeld worden door kangoeroes: dat kan ook echt alleen in Australië. En dat zal ook vast niet de laatste keer zijn: je hebt hier immers meer kangoeroes dan mensen.
Salmon Beach
’s Ochtends verlaten we Windy Harbour onder het genot van een lekker, onverwacht ochtendzonnetje, maar niet voordat we de prachtige omgeving van Windy Harbour eens onder de loep genomen hebben. Een kilometertje verder ligt Salmon Beach en zonder verwachtingen rijden we de parkeerplaats op. Het leuke aan geen verwachtingen hebben? Dat is dat je compleet weggeblazen kan worden. Eén van de mooiste stranden die we ooit gezien hebben, met zand zo wit en water zo blauw alsof we op Koh Rong zijn. Wel een paar graden koeler en je mag hier vanwege de onderwaterstromingen niet zwemmen, wat het gebrek aan bezoekers misschien verklaart: er is namelijk bijna niemand te bekennen, afgezien van drie vissers waarvan er eentje niet met z’n beste been uit bed is gestapt.
Terwijl ik het camerageheugen botvier op de prachtige zeevogels, de verraderlijke golven, het blinkende strand en de imposante rotspartijen, komt er een visser van ongeveer mijn leeftijd naar me toe, maar dan met de gezichtsgezondheid van een kettingroker die er drie pakjes Zware Van Nelle op een doordeweekse dag doorheen jaagt. Of ik de foto’s die ik van ‘m gemaakt heb, wil verwijderen, vraagt hij. Dat wordt overigens niet op een vriendelijke manier gevraagd, maar met de nodige intimidatie. Ik lach het weg, zeg dat ik geen foto’s van ‘m heb, maar geloven doet-ie het niet. “You’d better not post ‘em,” zegt hij in een zwaar Australisch accent en de frustraties beginnen ook bij mij voelbaar te worden. Zoiets kun je toch gewoon normaal aan elkaar vragen? Ik bied het stuk chagrijn nog even aan om samen met mij door de galerij te bladeren, maar ik veronderstel dat hij bang is de discussie te verliezen, want hij kiest het hazenpad en rent weg met zijn visgerei. Ik baal enorm. Had ik maar een foto van die oetlul gemaakt, want dan had ik ‘m hier gepost ook. Niet ALLE Australiërs zijn aardig, blijkbaar.
De muggen zijn van het strand verdwenen en de zeikvisser is weg om te kijken of er achter de duinen nog wat zitten om olifanten van te maken. Intussen proberen wij onze dag met iets meer positiviteit te vullen dan onze humeurige leeftijdsgenoot, dus maken we een strandwandelingetje, schieten nog een paar leuke foto’s en maken nog een filmpje (Niels en Geertje (@reisbuddys) • Instagram-foto's en -video's), waar een foto uitrolt. Creativiteit is ons niet vreemd, hé? Het helpt ook zeker mee dat Salmon Beach zo’n bizar mooi pareltje van een strand is, waar de doorsnee toerist nog geen kaas van gegeten heeft.
Window Lookout
We rijden nog een klein stukje door, want een kilometer of twee/drie verder vinden we nog een ‘Window Lookout’, een hartjesvormig gat (gebruik wat fantasie) in een rotspartij waardoor je uitkijkt op de zee. Een fantastisch kunststukje van Moedertje Natuur en een minuut of tien staan we samen door het gat te apegapen. Als we om ons heen kijken, lijkt het helemaal niet alsof we hoog zitten, maar zodra je door dat gat kijkt, is het eigenlijk verrassend hoe hoog boven de zee we zitten. Heerlijke ochtend, een warm zonnetje, dat zodra we in Binky stappen om naar de volgende stop (Denmark) te rijden, plaatsmaakt voor de grijze lucht en wolken die we de komende dagen toch echt als normaal moeten gaan accepteren. Maar dat maakt niet uit: we zijn weer aan het Genieten. En dat is toch iets wat door al die regelstress de afgelopen weken maar moeilijk is gelukt.
Wat moet je wél doen?
1. Het nabijgelegen National Park bezoeken. Het National Park nabij Windy Harbour kent een paar werkelijke pareltjes! Eén van de mooiste stranden die we gezien hebben en een prachtig uitzichtpunt dat moeder Natuur voor ons heeft achtergelaten. En weet je wat ook wel lekker is? Dat is dat Windy Harbour bij het grote publiek nog niet zo bekend is. Je hebt de hoogtepunten compleet voor jezelf!
2. Kangoeroes spotten. We wisten dat er kangoeroes in dit gebied rondsprongen. Dat ze zo dichtbij zouden komen, hadden we natuurlijk nooit durven dromen! Zes kangoeroes die doodleuk je camper omsingelen? Geen pretje, maar achteraf is dat wel een ervaring die je nooit meer vergeet.
Wat moet je níét doen?
1. Zwemmen bij Salmon Beach. Australiërs houden keurig netjes bij wat de gevaren van plekken zijn. Dat mag ook wel: als er op de wereld één land is waar de natuur je dood wil hebben, dan is het dit land wel met 's werelds gevaarlijkste dieren en ruigste, meest onherbergzame natuurlijke omstandigheden. Wees dan ook geen eigenwijs snotjong door de adviezen die overal duidelijk gegeven worden niet op te volgen. Salmon Beach is zo'n geval. Een prachtig, hagelwit strand met hemelsblauw water, maar met heftige onderwaterstromingen. Zwem hier dus niet, want dat kan zomaar je laatste duik worden.
Reactie plaatsen
Reacties
Prachtig hoe mooi en humoristisch jullie de natuur en reis beschrijven en zo opmerkzaam observeren! Dit is weer genieten met een hoofdletter! We gaan zo de "vogelvlucht" blog lezen...
"En dat is ook de reden dat Geertje en ik door de achterdeur van Binky op de grond hebben gepist rond elf uur ’s avonds, met een zaklampje op de uitkijk." HILARISCH!!!
Maar gelukkig lees ik dat jullie weer aan het genieten zijn. En wauw wat is de natuur daar prachtig!! Dikke kus -X-
Geertje als hinkelende kleuter heeft ze overgenomen van haar vader. Die hupste, sprong en rende ook in de Kritsa Gorge op Kreta! Telkens weer verder vooruit tot A. hem terug floot! Grappig hoe dat generatie na generatie doorgegeven wordt!!
Die kangoeroes hebben op deze manier dagelijks een gratis peepshow op de camping. Wat zullen ze onderling lol hebben!
Heel goed dat jullie de waarschuwingen van locals ter harte nemen en zelfs nog aan anderen adviseren.