Busselton - Van hot naar her tijdens de paasdagen

Gepubliceerd op 28 april 2024 om 18:47

“I can take you guys to the visitor centre!” oppert de spontane, behulpzame en bijzonder vriendelijke Airbnb-host Melina, die haar kersverse woning (een maand geleden opgeleverd) in tweeën heeft gesplitst en de helft waar wij de komende twee nachten mogen vertoeven heeft omgetoverd tot een knus en gezellig onderkomen, terwijl de andere helft waar ze zelf in woont nog midden in de verbouwingsmodus staat. Dat Melina ons wil wegbrengen, komt maar wat goed uit: we arriveren rond kwart over twaalf in Busselton en de tour die we gepland hebben, begint om half één. Een stukje timemanagement blijkt ons vreemd, maar we springen snel de auto in en nog voor we goed en wel onze spullen hebben uitgepakt, zijn we al onderweg naar de eerste tour in de Margaret River regio waar wij een zalig Pasen wensen te hebben.

Ja, Margaret River. Als je op de kaart kijkt en ten zuiden van Perth gaat zoeken, dan zie je een soort tosti die westwaarts uit het vasteland steekt. Die tosti is de bonafide wijnregio van Western Australia (Mount Barker verbleekt als we de verhalen der lokalen mogen geloven) genaamd Margaret River – niet te verwarren met het gelijknamige dorpje Margaret River dat ook in deze regio ligt. Als Margaret River dan een tosti is, dan is Busselton de… uh… bovenkant van die tosti. Busselton ligt immers in het noorden. Het tourtje dat we vanmiddag op de planning hebben staan aan de vooravond van Pasen (het is vandaag Witte Donderdag) laat ons in geuren, kleuren en smaken kennismaken met de wijnregio en als Melina ons in het centrum dropt (om precies half één, dus ik neem dat eerdere statement over timemanagement weer terug), staan tourgidsen Jack en Matt ons al op te wachten.

De wijnregio

Jack en Matt zijn broers van elkaar. Australischere outfits dan de gewaden waar de gebroeders in gehuld gaan, ga je ook niet zien op dit enorme stuk land: groene cargopants met meer zakken dan stof, een stereotiepe Indiana-Jonesblouse, een camouflerende hoed met bijpassend touwtje tegen plotse rukwinden en een zonnebril die ze sneller dan een cheetah maakt. Wel zijn de heren heel vriendelijk, maar maken ze de bijzondere keuze om Jack tijdens het rijden het woord te laten doen, waar Matt zeggenschap krijgt over onze veiligheid en in het busje de plek achter het stuur bemant. Dat ik de keuze bijzonder noem, ligt niet aan Matt (rijdt prima, niks van te zeggen), maar aan Jack. Vriendelijke man, maar aan alles kun je merken dat het geven van een spreekbeurt niet zijn favoriete onderdeel op de basisschool was. Als hij door zijn microfoontje praat en ons van achtergrondinformatie voorziet van de regio waar we doorheen rijden, praat hij monotoon en doodnerveus als een dyslecticus die Harry Mulisch voorleest. Matt daarentegen kent wat minder plankenkoorts en bij iedere stop praat Matt een stuk vlotter dan z’n broer.

Niks ten nadele van Jack, want hij weet verrekte veel over de omgeving en hij is nog allervriendelijkst ook, zeker als we stoppen bij meerdere uitzichtpunten langs de kust van Cape Naturaliste (vernoemd naar een Frans schip (de Naturaliste)) ten westen van Busselton, waar we getrakteerd worden op ijskoud bier en plaatselijk brood en olie. Jack en Matt zijn in Busselton opgegroeid en kennen alle hoekjes van de regio: we stoppen op een strand waar ze regelmatig heengaan en zien een baai waar in het walvisseizoen bultruggen en blauwe vinvissen te zien zijn, alvorens we koers zetten naar de wijngaarden.

Die middag bezoeken we twee wijngaarden. De eerste, onze favoriet, is een kleinschalige editie. We nemen plaats op een terrasje terwijl we uitkijken over prachtige groene velden die door het licht van de zon alleen maar mooier worden en we worden op zes wijnen getrakteerd uiteenlopend van twee witte, één rosé, twee rode en een port. Die laatste kan mij het meest bekoren, maar Sjoerd en Geertje kiezen kant van een rode Malbeck, welke overigens ook de favoriet was van de praatgrage wijnkenner die ons de wijnen presenteert. Twee tegen één win ik niet, dus zetten we koers naar de volgende wijngaard met een fles Malbeck uit 2022 in ons arsenaal.

Maar niet voordat we naar een chocolatier gaan: cacaoboerderijen zijn in deze regio ook geen ongeziene ondernemingen (zoals we nog weten van ons proeverijtje in Denmark). De chocolatier die ons te woord staat heeft dezelfde mate van plankenkoorts als Jack en is ons liever kwijt dan rijk en is te autistisch om af te wijken van de standaardvolgorde die hij in de proeverij hanteert: hij vraagt zenuwachting of we meer van melk of puur houden en als ons antwoord unaniem ‘melk’ luidt, schotelt hij ons nog wat pure chocolade uit Madagaskar, Peru en El Salvador voor. Met andere woorden: snel door naar de laatste wijngaard.

Dat doen we en Matt en Jack brengen ons naar de laatste wijngaard. Als de vorige wijngaard Kleindumpje was, dan is deze de reus met de zeven Mijlslaarzen. We worden weliswaar op een wijntje minder getrakteerd, maar de ervaring is er niet minder om en de wijnen zijn overheerlijk. Evenals de uitzichten: kijk zelf maar even en beweer dat we geen droom aan het beleven zijn.

De avond begint te vallen als Matt en Jack ons weer in Busselton droppen. Enigszins aangeschoten (elf bodempjes wijn; hallo!?) wandelen we de supermarkt in en het lijkt ons een waterdicht idee om bijna vierenhalve kilometer van Melina’s huis de boodschappen in te slaan. Wat kan er nou misgaan? Drie volle tassen boodschappen én een karton bier (hier hebben ze geen kratten, maar kartonnen dozen met 24 goudgele rakkers) vergezellen ons tijdens een wandeling van een uur naar onze accommodatie. Waar het nog schemerde toen we de supermarkt binnen gingen, is het  pikkedonker op het moment dat we Melina´s B&B binnenstappen. Even voor het beeld: we lopen dus bepakt als kamelen in de Sahara door de levendige straten van Busselton (lees: hier en daar gooit een vader een rugbybal met z’n zoon, maar dat classificeren we tegenwoordig als ‘levendig’ als je het vergelijkt met wat we de afgelopen weken gewend zijn). Als een alfamannetje neem ik de bierflessen voor mijn rekening, maar ik merk aan alles dat ik al een halfjaar niet in de sportschool heb gestaan. Een krat bier is niet per se gigantisch zwaar, maar als je ‘m een uur tilt, begin je dat toch wel te voelen. Gelukkig is Sjoerd de laatste twintig minuten de beroerdste niet en vervult hij met verve de rol van reddende engel door het bier van me over te nemen en hoef ik slechts met de spierpijn van een dag later te dealen.

We hebben een gezellig avondje in Melina’s huis en krijgen van de vrouw des huizes nog een spelletje geadviseerd, waarna we niet alleen onze twijfels hebben over Melina’s vriendelijkheid richting ons, maar ook over haar mentale gezondheid (volgens haar past het spel Cards against humanity – a game for horrible people bij ons als een deksel op een potje). Dat aanbod slaan we af en we vallen terug op onze eigen spelletjes die ons van genoeg jolijt voorzien.

Op Goede Vrijdag slapen we uit. Goede Vrijdag is in Australië een zondag tot de macht zeven, want zelfs supermarkten en winkels openen hun deuren op Goede Vrijdag niet en het is nog net geen post-apocalyptische wereld waarin we voor ieder levensmiddel de degens moeten kruisen. Eén uitzondering is wel daar: de Jewel Cave in het zuidelijke deel van Margaret River, nabij het plaatsje Augusta. Dus weet je wat? Daar rijden we wel heen.

Jewel Cave

Een man die naar de naam Gary luistert en dezelfde outfit draagt als Jack en Matt van een dag eerder, maar dan wel met de leeftijd van beide broers bij elkaar opgeteld, verwelkomt ons in de Jewel Cave. De stand van Gary’s ogen stelt hem in staat om zowel in oostelijke als westelijke richting tegelijkertijd te kijken, maar dat weerhoudt Gary er niet van om ons enthousiast door de Jewel Cave heen te dirigeren en vol passie over de grot te vertellen waar hij gezien zijn vlotte en soepele manier van vertellen al de nodige jaren vertoefd heeft.

Jewel Cave is een ‘slapende’ grot. Hoe kan een grot slapen? Nou, dat zit dus zo. Heb je een beetje kennis over grotten, dan weet je dat zo’n grot altijd bijna volledig zijn vormen te danken heeft aan water. Is er geen water meer in een grot? Dan slaapt een grot en dan is-ie niet meer aan verandering onderhevig. Nou, dat is dus het geval bij Jewel Cave. Slapend als een beer in een winterslaap, is Jewel Cave wel een van de mooiste grotten die we ooit gezien hebben met prachtige formaties en kleuren.

Als we dan toch dichtbij Augusta zijn, kunnen we maar net zo makkelijk het kustplaatsje even bezoeken, want voor een biertje voordat we de tocht terug naar Busselton inzetten, zijn we wel te paaien. Eerder zei ik dat ieder etablissement hermetisch zijn hekken sluit op Goede Vrijdag, maar Augusta wil blijkbaar de uitzondering zijn. Of ja, er is in ieder geval een restaurantje aan de kust dat zijn deuren geopend heeft, waar we tegen betalingen van 15% extra (alsof Australië nog niet duur genoeg is: op feestdagen vragen ze hier dus zonder enige twijfel om toeslagen) een paar alcoholische versnaperingen, een bord vol dikke friet en een stuk naanbrood eigen maken. Sjoerd beweert bij hoog en laag nog een paar dolfijnen te zien zwemmen, maar de tijd in de grot heeft z’n invloed gehad op de zuurstoftoevoer naar zijn hersenen, want wij zien ze niet. Om de goede vrede te bewaren en nog heelhuids terug naar te Busselton te kunnen, laten we Sjoerd lekker in z’n waan.

’s Avonds wordt een herhaling van zetten in vergelijking met een dag eerder: Geertje kookt, Sjoerd en ik eten, Geertje en ik winnen de spelletjes en bier en wijn worden in grote getalen prooi gemaakt. Eén variabele is wel anders vanavond: ik neem een bad. Op deze wereldreis hebben we één keer een bad gehad tijdens de luxecruise in Ha Long Bay, maar Melina’s AirBnB trakteert ons weer op een bad! Die kans laat ik niet onbenut en terwijl Geertje zich ontfermt over een vijftal quesadilla’s (die overigens compleet in het water vallen – qua presentatie, niet qua smaak) kom ik tot rust in het hete water van het bad.

Een dag later pakken we onze spullen in. We vertrekken naar Bridgetown later op de dag en dat is niet omdat we per se in Bridgetown willen zijn, maar omdat we weinig keuzes hebben. Op de zaterdag voor Pasen (hoe noem je die dag? Blauw-gele Slechte Zaterdag Met Een Aangekoekt Randje?) zijn we genoodzaakt om te verkassen, want voor heel Australië is Pasen schijnbaar hét ultieme feest van het jaar. Met Kerstmis trekken ze eropuit naar de familie, met Pasen trekken ze eropuit om de campings en hotels van hun eigen land te belegeren. Waar Pasen voor ons het startsignaal van het voorjaar betekent, is de dood van Jezus Christus voor de Australiërs het einde van de zomer: nog één keer eropuit om van het mooie weer te genieten, klinkt de gedachte. Maar ja, mooi weer... moeten ze een keer naar Nederland komen, dan weten ze pas echt wat slecht weer is.

Dat betekent wel dat het een hels karwei is om überhaupt accommodatie te vinden, want alles zit volgeboekt tijdens Pasen en de gemiddelde prijs van een bed om de nacht door te brengen of een plek om Binky in de watten te leggen, wordt drie keer zo duur tijdens deze periode, dus we zijn al lang blij dat we een overnachting te pakken hebben in Bridgetown. Het dorp ligt een uurtje landinwaarts, maar je kan er een kanon afschieten zonder dat iemand het hoort.

Voor we naar Bridgetown banjeren, hebben we nog wat activiteiten in Busselton op het menu. Busselton staat namelijk bekend vanwege het feit dat ze met een lengte van 1841 meter de langste houten steiger van het zuidelijk halfrond hebben. Dat is indrukwekkend en in werkelijkheid is dat ook lang, maar ohhhhhhh, wat ga ik toch weer lekker op die records! Ook deze weer: de langste houten steiger van het zuidelijk halfrond. Daar zitten ook weer zoveel variabelen in!

De Busselton JEtty

Oké, daar gaan we. Waan jezelf even een architect uit Busselton. Je ontwerpt een steiger, legt ‘m aan en opent ‘m voor het publiek en dan denk je bij jezelf: ‘goh, hoe kan ik deze steiger nou marketen?’ Dan ga je denken, denken en denken. Je wacht op ideeën en zodra je een ons weegt, heb je het ineens: dit is een heel erg lange steiger; misschien is het wel de langste van de wereld! Je doet wat onderzoek, je googelt wat, je doet wat belletjes, weet ik veel; je vergaart in ieder geval een vrachtlading aan informatie. En dan kom je erachter dat er ergens op de wereld een langere steiger is dan deze. Verdomme, denk je, wat nu? Dan ontdek je pardoes dat die op het noordelijk halfrond ligt en dan weet je het: de langste van het zuidelijk halfrond! Nog wat onderzoek, nog wat belletjes, nog wat bronnetjes raadplegen en je valt weer in zak en as: je steiger is ook niet de langste van het zuidelijk halfrond! De wanhoop is nabij: heb je zo’n mooie steiger gebouwd, kun je er niet eens een recordsticker aan vastplakken... Je loopt op je steigertje, gaat bij jezelf te raden of je er niet een paar honderd meter bij had moeten bouwen zodat je misschien toch de langste was en dan overkomt het je, als een signaal vanuit de kosmos: je krijgt een splinter in je voet. Je schreeuwt het uit, je gilt van de pijn, je wil je klotesteiger het liefst met de grond gelijk maken, tot je je realiseert dat die splinter van hout is. Evenals de steiger zelf. En dat is het. Prompt heb je je record. De langste houten steiger van het zuidelijk halfrond!

Is het echt zo gegaan? Tuurlijk niet, maar voor mijn belevingswereld een leuke waarheid. De universele waarheid is dat die Busselton Jetty – zoals de steiger heet – echt wel heel indrukwekkend is. 1841 meter de zee op en als we slenterend naar het einde van de jetty struinen, zijn we gewoon een halfuur onderweg en is het dorp Busselton opeens een kleine stip op de horizon geworden. Sta er maar eens bij stil: een houten steiger die bijna twee kilometer de zee opgaat! Ze hebben het zelfs zó bont gemaakt, dat er een treinspoor van de kust naar het eind van de steiger loopt. Pure waanzin, maar eerlijk is eerlijk: wel een heel erg gave plek om de dag te beginnen.

Duiken en snorkelen bij de Jetty

In de middag zijn we ook bij de Busselton Jetty, maar bevinden we ons onder het wateroppervlak in plaats van erboven: de jetty biedt ook de mogelijkheid om te duiken en te snorkelen, dus hijsen we ons in wetsuits en gaan we de jetty van de onderkant bekijken. Het bijzondere aan deze duiksite is het feit dat er onder de Busselton Jetty allemaal sculpturen gezonken zijn om te bekijken. Samen met het Australisch-Canadese koppel van Tinka en Freddy duik ik. Niet met meer mensen, want we zijn ook echt maar met z’n drieën: we hebben geen gids! Dat het duiken zonder gids met mijn duikervaring tot de opties behoorde, had ik niet durven denken, maar het feit blijft wel dat ik met een tweetal dat ik nog nooit ontmoet heb zo dadelijk acht meter onder het wateroppervlak ga en we met onze beperkte navigatieskills (ik heb nog meer duikervaring dan mijn Engelstalige kompanen) alleen maar kunnen hopen dat we de weg niet kwijtraken.

Uiteindelijk wassen we dat varkentje zonder al te veel moeite te hoeven doen (duiken bij zo’n houten steiger: je volgt eigenlijk gewoon de palen in het water). Bovendien waant de snorkelgids van Sjoerd en Geertje (waarom zij snorkelen? Dat komt zo) zich met enige regelmaat een dolfijn en duikt ze kopje onder om te checken of we nog wel weten wat we doen, maar het navigeren gaat van een leien dakje en die checks waren net zo veel nodig als een afzuigkap bij een buitenbarbecue. We zwemmen een uur in de rondte en zien stenen krabben, wrakken, walvissen en zeemeerminnen. Gelukkig heeft dit stukje water ook nog wat echt leven en zwemmen we een zeekat (da’s een soort inktvis) en een school van een stuk of dertig old wives tegen het lijf. Tja, een old wife… eigenlijk is het gewoon een onderwaterzebra met het kapsel van een sergeant at arms van een motorclub, maar dan in de vorm van de vis. Of de name old wife toepasselijk is, weet ik niet zo goed, maar ik had nooit gedacht dat ik in mijn leven zo lang naar een stuk of dertig old wifes zou staren en ze nog mooi zou vinden ook.

Sjoerd heeft geen duikbrevet en Geertje heeft natuurlijk nog steeds een gat in haar trommelvlies (die operatie: daar wordt nog aan gewerkt), dus duiken ze met een heuse snorkelgids het water in om dezelfde sculpturen van bovenaf te bekijken die wij vanuit een iets betere hoek hebben gezien. En dat blijkt niet mee te vallen: de zee laat zich van een ietwat ruige kant zien vandaag en de golven aan de oppervlakte zijn niet mals. Al balancerend op zo’n drijfbuis die je in het zwembad aan je kleuter die voor het eerst in het water plonst geeft, happen Sjoerd en Geertje meer zout dan lucht en van een echte snorkelgids is eigenlijk ook geen sprake: ze zat vaker onderwater om ons in de gaten te houden dan dat ze Sjoerd en Geertje ook maar van enige aanwijzingen voorzag en verder dan een rudimentaire ‘you okay?’ kwam ze eigenlijk niet. De snorkeltour viel dus wel wat tegen. Of ja, voor Geertje, niet voor Sjoerd. Geertje is natuurlijk meer gewend als het om de onderwaterwereld gaat dan Sjoerd en Sjoerd heeft ondanks het pompen en verzuipen (dat tot veel gelach van Geertjes kant leidde), het gebrek aan koersaanduidingen en een flinke uitputtende stroming, z’n ogen uitgekeken. Ach ja, die Sjoerd. Geef ‘m een pannenkoek waar je op gescheten hebt en zeg dat het een kunstwerk is en hij geniet er nog van alsof hij het Vrijheidsbeeld voor de eerste keer heeft mogen aanschouwen. 

Op naar Bridgetown

De avond begint al te vallen en we hebben nog meer dan één uur te rijden om in Bridgetown te komen en ’s avonds rijden is in Australië een van de dingen waarvan geadviseerd wordt om dat niet te doen. Ik weet even niet of ik het al een keer verteld heb, maar als geen enkel ander land tot nu toe, hebben we de ervaring dat Australië een land is dat overdag leeft. Loop je na zonsondergang in een willekeurig (West-)Australisch dorp, dan maak je een hele straat wakker als je een pen op de grond laat vallen. Een van de redenen waarom we denken dat dat zo is, is omdat ’s avonds de beesten naar buiten komen: kamelen, kangoeroes, slangen, spinnen: al dat soort ongein doet ’s avonds de ogen open, dus bij het vallen van de avond eindigt de dag van een Australiër. Om die reden wordt het ook afgeraden om in het donker te rijden. Tot nu toe is dat ons met verve gelukt, maar omdat we nu naar Bridgetown moeten (hallelujah, volgeboekte paasdagen) na de duiksessie, ontkomen we er niet aan. De weg is aardedonker: buiten het lurkende gevaar van wilde dieren op de weg, loont het natuurlijk ook niet om op een stuk van meer dan honderd kilometer waar maar één dorp ligt, lantaarnpalen te plaatsen. Ten eerste kost dat handenvol geld om al die Australische wegen te verlichten en ten tweede haal je er niks uit, want er rijdt praktisch niemand op zo’n weg. Het resultaat: een paar close calls met wilde kangoeroes, maar zonder schade arriveren we om half 8 in Bridgetown.

Bridgetown is zo’n typisch Australisch dorp. Hier gebeurt helemaal niks en zelfs om half acht krijg je al het gevoel buiten op je tenen te moeten lopen. We checken in bij het motel en gelukkig zit er een restaurant bij het motel dat onze honger kan stillen (nét op tijd, na achten moet je in dit soort oorden niet meer wezen, want dan kun je nergens meer terecht en is het alsof het universum zich jegens menselijk leven gesloten heeft) en krijgen we nog een goede maaltijd van het enthousiaste personeel en duiken we onze motelkamer in om de avond af te sluiten met een biertje en een kaartspelletje. Een typisch motelletje overigens: als je ook maar een handjevol misdaadfilms in je leven hebt gezien, dan weet je dat zo’n motel vaak donder en bliksem als weersvoorspelling geeft. Dit motelletje in Bridgetown is DE plek waar in films lijken weggemoffeld worden, geheime groepsorgies gebeuren en stiekeme affaires met veel jongere collega’s plaatsvinden. 

Wat er die avond gebeurt, is ongeveer net zo spannend als de bezienswaardigheden van het slaperige Bridgetown en we worden wakker om weer een uur terug te sjezen naar Busselton (want ja: paasdagen, dus we moeten van hot naar her), maar niet voor we een wandeling maken langs de rand van Bridgetown en we onze ogen tegoed doen aan dat ene ding waar Bridgetown bekend om staat: een brug over een rivier. Wel een mooi bruggetje, dat wel, maar we kunnen meer redenen noemen om Bridgetown te mijden dan om erheen te gaan, dus alleen die brug en het serene wandelingetje maakt het dorp nog niet de moeite waard. Zelfs een luiaard zou het hier nog te saai vinden.

De route naar Busselton blijkt best wel een mooie te zijn: we rijden over glooiende heuvels, door dichte bossen en worden getrakteerd op prachtige vergezichten. Eén dag eerder hadden we dat helemaal niet door, want we reden immers in het pikkedonker. Vanmiddag staat er, na bij weer zo’n soortgelijk spichtig motel ingecheckt te hebben, één activiteit op de planning: survivallen.

Terug in BUsselton om te survivallen

Ja, ergens ten noorden van Busselton ligt een bos met zes survivalparcoursen waar we ons een middag flink in het zweet gaan werken, maar bij aankomst komen wel al de eerste twijfels boven of we überhaupt wel een juiste keuze hebben gemaakt om hierheen te gaan: bij de veiligheidsbriefing waarin ons uitgelegd wordt wat we wel en absoluut niet moeten doen, is het een koud kunstje om de gemiddelde leeftijd op ongeveer tien jaar te schatten. Jawel; we zijn op een kinderfeestjesoord beland en de gemiddelde lengte is ongeveer Geertje hier, dus we springen er letterlijk en figuurlijk bovenuit. Gelukkig gaan er ook ouders mee, dus Sjoerd en ik kruipen even in de rol van homokoppel met Geertje als geadopteerd dochtertje en uiteraard wordt die smoes als zoete koek geslikt.

Dat de parcoursen hier voor kinderen zijn, is niet altijd even goed te merken. Je hebt dus zes van die routes (in oplopende moeilijkheidsgraad) en we beginnen met drie en er wordt van ons verwacht dat we op een meter of zeven hoogte met een BMX over een wiebelende touwbrug heen fietsen! Het lukt ons. Niet met verve, maar het lukt ons. De rest van het parcours bestaat uit wat ziplines, zwevende boomstronken en trappen in de vorm van de grote gele M. Geertje waant zichzelf al meerdere keren overleden en de tranen kunnen door de hoogtevrees niet bedwongen worden, maar wonder boven wonder weet ze parcours drie wél af te maken! Dat je maar één kant op kunt als je eenmaal aan het parcours begonnen bent, laten we er even buiten.

Het moet dan ook geen verrassing zijn dat Geertje het na één rondje al voor gezien houdt en de handdoek in de ring gooit. Sjoerd en ik hebben de smaak te pakken en gaan voor nummer zes. De zwaarste, waar je verticaal omhoog een boom in moet klimmen. Sjoerd dendert bij allebei z’n pogingen naar beneden, dus de druk op m’n schouders wordt groter en in de absolute overtuiging om het alfamannetje van ons groepje te worden (de woorden van de Australische veiligheidsinstructeur, niet de mijne!), lukt het me die boom te trotseren, niet wetende dat de rest van het parcours bestaat uit even zo zware en even zo pittige obstakels, maar ditmaal op een meter of twintig hoog. En ik kan nu ook niet meer terug. Als ik afsluit met een vrije val (gooi jezelf lekker van een boom af, kan jou het schelen) kan ik m’n handen door de verzuring simpelweg niet meer tot vuisten ballen. Leuk hoor, zo’n middagje survivallen.

En dat middagje survivallen blijkt een enorme impact op ons te hebben. En dan vooral op Sjoerd. Sjoerds huurauto fungeert als onze taxi deze tweeënhalve week (Binky heeft maar plek voor twee, zegt hij, maar ik denk dat hij door zijn traumatische ervaringen als ambulance in het verleden niet durft toe te geven hechtingsproblemen te hebben) en we rijden naar een supermarkt, maar de adrenaline die nog door onze aderen stroomt, doet onze breinen disfunctioneren. We rijden en rijden, we stoppen bij een Woolworths, stappen uit, doen de boodschappen en zetten de navigatie aan om weer terug te rijden en we schrikken ons rot: nog meer dan één uur rijden! We zijn helemaal niet meer in Busselton, maar die dekselse Sjoerd is gewoon helemaal terug naar Bunbury gereden!

Als afsluiter van de middag duiken we nog even een terrasje op. Iedere brouwer heeft - tot ons plezier - wel een troebele IPA in het assortiment en die weten we hier ook weer goed te vinden. Uiteraard is er een grote barbecue die het terras versiert. De barbecue is namelijk heilig cultureel erfgoed bij de Aussies en werkelijk elke camping en kroeg heeft een barbecue. Australiërs boos maken doe je in ieder geval door de barbecue te beledigen.

Hamelin Bay

Op Tweede Paasdag is het moment aangebroken om koers te zetten naar de volgende bestemming: Albany, de ‘stad’ waar we al veel geweest zijn maar waar we nog niks van hebben gezien. Goede herinneringen door het vele solliciteren hebben we er niet aan, dus die slechte herinneringen moeten maar eens plaats gaan maken voor wat positievere. We rijden in de Margaret River regio nog langs Hamelin Bay, een prima strandje waar we volgens de moteleigenaar, die zo zachtaardig als een zitzak was, pijlstaartroggen kunnen spotten, maar dat mocht helaas niet baten. We zien er niet één. Ach ja, de hele regio rondom Margaret River is zo geweldig gebleken, dat er met Hamelin Bay ook wel één tegenvallertje mag zijn.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.