Bunbury - Onwaarschijnlijke kunstenaars en botergeile dolfijnen

Gepubliceerd op 18 april 2024 om 10:23

De avond begint te vallen op het moment dat we Bunbury inrijden en het voelt toch wel een beetje gek. Bunbury is met 75.000 inwoners de tweede stad van Western Australia en na bijna een maand in de Outback en in rustige, slaperige kustplaatsen gebivakkeerd te hebben, is het raar om ineens als een celibataire kluizenaar uit een hermetisch afgesloten kelder te kruipen en weer in de bewoonde wereld te belanden. Na een maand getwijfeld te hebben of we het enige leven op de aardbol waren, zien we nu weer tweebaanswegen die eigenlijk tot fantasieën verworden waren.

De reünie

We rijden de camping op, douchen onszelf en dan is het tijd voor de reünie: als herboren Jezus-Christus gaat vandaag met dag 0 het na-Sjoerdse tijdperk van start, want op dezelfde camping heeft Sjoerd een chaletje geboekt en zoals alle reünies tot nu toe met Anita in Georgetown, Dennis in Hua Hin, Guus en Sophie in Sa Pa en Inge en Bart (na een week al) op Koh Tao, is ook die met Sjoerd een warme en prettige. Voordat de planning van een avondje barbecueën (ik krijg de verantwoordelijkheid, maar het eerste worstje belandt als direct gevolg van onkunde al achter de barbecue en is vannacht dus voor de kangoeroes) en bijpraten van start kan gaan, duiken we nog even de supermarkt in om proviand (lees: voldoende bier en wijn) voor de komende dagen in te slaan. Na een gezellig avondje bijkletsen, geven we er de brui aan: de tweeweekse met Sjoerd is van start gegaan - maar niet voordat Sjoerd z'n huurauto vergeet op de handrem te zetten en z'n bolide overdwars op de campingweg geparkeerd staat. Ja Sjoerd, ze rijden hier links, maar die handrem zit gewoon op dezelfde plek.

Na het volledige repertoire aan te wassen kleren in de was te hebben gegooid, Binky van een grondige inwendige schoonmaakbeurt te hebben voorzien en onszelf verwend hebben op het karige ontbijtje van één hele proteïnereep, zetten we koers naar de eerste activiteit die we gedrieën gaan ondernemen: een middagje zwemmen met dolfijnen! Als je die kaart hierboven een beetje uitzoomt, zie je dat Bunbury in een mooie, natuurlijk gevormde baai ligt en als je ook maar enigszins wat kennis hebt van de zee of iets dergelijks, dan weet je dat een baai qua golven en stromingen heel rustig is, wat de ideale situatie geeft voor zeedieren om zich te nestelen of om in uit te rusten. Toevallig vond ik op internet een activiteit: zwemmen met dolfijnen voor zo’n 54 euro per persoon. Dat is een goede deal, nietwaar?

Dolphin Discovery Centre

Bij aankomst zat er een addertje onder het gras. Of ja, een addertje; in een vluchtige Google-search opdracht dacht ik gelezen te hebben 54 euro te moeten betalen voor een middagje zwemmen met die zeebeesten, maar in werkelijkheid wordt er 220 dollar voor gevraagd. Iets klopt daarin niet en ik denk niet dat ik je hoef te vertellen wat dat is. Wel is het zo dat er een dolfijnenspottour voor (omgerekend) precies 54 euro ook aangeboden wordt. Zal de informatie verkeerd op internet staan of ligt de fout bij mij? Ik denk het tweede, dus we besluiten maar de dolfijnentour te doen.

We moeten drie uur wachten. Eigen schuld: we hebben niks gereserveerd en op de bonnefooi hebben we gevraagd of er een plekje vrij was en de eerste plek op de boot zou drie uur later zijn, dus hebben we maar wat koffie en een degelijke lunch soldaat gemaakt. Een kogel hebben we ook acrobatisch weten te ontwijken: als het tijd voor ons is om de boot op te gaan, zien we dat we de boot met een stuk of acht anderen delen, terwijl we een groep van zo’n dertig passagiers aflossen die als sardientjes in een blik elke vierkante centimeter van de boot bekleedden en dan heb ik het nog niet over de groep-4-klas die ons schreeuwend, jengelend, krijsend en jankend passeert op de weg naar huis. Die drie uur wachten is het meer dan waard gebleken.

Niet alleen vanwege het ontwijken van het doodsvonnis dat een basisschoolklas op een boot is, maar ook vanwege de tour zelf. Bij tours met wilde dieren met het doel ze te spotten, is het altijd maar de vraag of je die beesten ook echt gaat zien. Het Dolphin Discovery Centre (zo heet dat gebouw waar we de tour deden, dat had ik nog niet verteld) belooft dat je een veelvoud aan dolfijnen gaat zien. Zo’n belofte is meestal een rode vlag, maar deze keer besloten we dat de reviews het van de grootspraak winnen en zo geschiedde. Sjoerd en ik zijn de eersten die in de verte twee dolfijnen boven water zien komen en precies als we denken dat we haviksogen hebben en eigenlijk Freek Vonk binnen een week zouden kunnen aflossen, blijkt de hele baai – zoals beloofd – werkelijk waar uit te puilen van de dolfijnen. De groep die we zien valt en springt over elkaar heen en er wordt ons verteld dat het paarseizoen van start is gegaan, maar dat hadden we zelf ook nog wel kunnen bedenken te oordelen aan de bloedrode knotsen der mannelijkheid waar die dolfijnen zich allerminst voor schamen. Ja, we hebben stijve dolfijnenpenissen gezien. Wie kan dat nou zeggen?

De tour is geweldig. De dolfijnen blijken nieuwsgierig en hoewel het gros van de drieënvijftig (Geertje beweert ze geteld te hebben, maar haar geloofwaardigheid ligt nog lager dan die van Pinokkio) in een hevige paringsstrijd verwikkeld is, is schuwheid, verlegenheid of gêne de dieren compleet vreemd. Anderhalf uur lang genieten we van de prachtige dieren, die in alle speelsheid en vrijheid de complete baai aan zichzelf toe-eigenen en zien we zelfs een paar babydolfijnen die op het moment dat we vijf weken terug in Perth landden, nog rondjes zwommen in mama’s baarmoeder in plaats van in de baai van Bunbury.

Een fantastische ervaring en een goed startschot van de na-Sjoerdse periode later, duiken we letterlijk weer de camping op. We hebben het slechte weer eindelijk achter ons kunnen laten, want de zon schijnt al zeker een dag of drie volop en het zwembad op de camping biedt welkome verkoeling. Na later nog een potje gepoold te hebben (ik maak Sjoerd en Geertje natuurlijk compleet van kant met een keu in m’n linker (een correctie van mij (Geertje) tussendoor: hij stootte de zwarte bal vroegtijdig in het gat. En ik heb van Sjoerd gewonnen)) zetten we koers richting het centrum van Bunbury om de plaatselijke keuken van een beoordeling te voorzien.

Australië leeft vooral overdag. Als de avond valt en de maan bezit van de hemel neemt ten koste van de zon, is het de Australiër die de handdoek in de ring gooit: na zonsondergang is er weinig meer te beleven. Of dat ook voor de grote steden geldt, valt nog te bezien (van Perth weten we eigenlijk nog maar weinig en volgens Sjoerd is Melbourne wel levendig na zonsondergang), maar de tweede stad van Western Australia is na zonsondergang geen baken van bedrijvigheid. Op hier en daar een paar wandelaars, de sporadische visser en een boomer met een teckel na, zijn de straten leeg en verlaten en zijn alleen de restaurants nog plekken waar we medeaardbewoners nog kunnen treffen. Is dat iets negatiefs? Soms wel, soms ook niet. We zijn ergens ook wel weer toe aan een beetje reuring, maar na al die tijd in het bruisende Azië, geeft dit ook wel het gevoel dat we in het echte Australië zijn. Ik bedoel: pak een willekeurig groot dorp in Nederland en dat zal ook niet uit zijn voegen barsten op een doodnormale doordeweekse woensdag.

Wat nog meer niet negatief is, is de kwaliteit van het eten zelf. Restaurants zijn in Australië weer echt restaurants en de kwaliteit van het eten staat weer boven de hoeveelheid gerechten die een restaurant denkt te moeten serveren. Wel is het serveren in Australië even van een andere orde: zelfs in de chicste restaurants bestel je je eten aan de bar en is er geen serveerder of ober die een bestelling aan je tafel opneemt. Alsof je bij geglorieerde versies van de McDonald’s en de KFC aan het eten bent.

In Bunbury zijn we maar twee nachten gebleven. Op witte donderdag (Pasen ligt voor de boeg) zetten we koers naar Busselton dat op een uurtje rijden naar het zuiden (een Australische steenworp, weet je nog) ligt. Busselton is een dorp in de regio van Margaret River, de bonafide wijnstreek (Mount Barker mag de veters nog niet strikken al zouden ze het heel lief vragen) van Western Australia. Maar voor we koers zetten naar het zuiden, is het niet geheel onbelangrijk om ook nog even een stop te maken ten oosten van Bunbury: het Wellington National Park.

Wellington National Park

Een leuke, bossige, bochtige route brengt ons naar een enorme, compleet verlaten parkeerplaats. We schatten dat de parkeerplaats op zo’n honderd auto’s berekend is, maar er staan er op dat moment maar twee en dat aantal is inclusief de huurauto van Sjoerd en onze vertrouwde Binky. Met andere woorden: Wellington National Park heeft de marketing voor toerisme nog niet echt onder de knie. Of geïnteresseerde bezoekers staan met een hoofd vol vraagtekens in de hoofdstad van Nieuw-Zeeland te zoeken vanwege de naamsverwarring. Dat kan natuurlijk ook nog.

De planning is om een uurtje te wandelen door het National Park en het park stelt niet teleur. Op het eerste oog is het een doodnormaal bos waar onze schoenen hun voetsporen achterlaten, maar als we om ons heen kijken, zijn veel bomen zwart. Pikzwart. Maar wel tot een bepaalde hoogte en de bovenkant van de bomen is dan weer groen. We prakkeseren over de oorzaak en komen tot de conclusie dat een gecontroleerde bosbrand de aanstichter van het vele zwart blijkt te zijn, maar later ontdekken we dat de echte reden van de zwarte bomen het lekkende sap uit de schors is. Sap dat pikzwart blijkt te zijn.

Een klein halfuurtje verder komen we bij een kraakhelder stuwmeer met heerlijk water en het is eigenlijk jammer dat we onze zwembroek niet hebben meegenomen om een duik te nemen, maar ach, zeeën van tijd hebben we vandaag ook niet omdat er later in de middag nog een tour in Busselton op het programma staat. We lopen terug en als er een stuwmeer is, dan betekent dat dat er dichtbij ook ergens een dam te vinden moet zijn en dat is ook het geval. Na weer een halfuur wandelen belanden we bij een uitzichtpunt dat ons een blik verschaft op een enorme dam die, indrukwekkend genoeg, in twee jaar tijd gebouwd is. Indrukwekkend is het juiste woord, want het bouwwerk is enorm. Wie nog indrukwekkender is, is de schilder die de dam heeft gebruikt als persoonlijk schilderdoek: van top tot teen fungeert de dam als het decor van een aantal scènes die werkende kinderen uitbeelden en het kost weinig moeite om een halfuur naar het schouwspel te apegapen. Een halfuur redden we niet, maar we staan er wel lang. Iets té lang, want in de middag hebben we al een tour geboekt in het zuidelijker gelegen Busselton, onze volgende bestemming waar we de Paasdagen door gaan brengen. Met een voet plat op het gaspedaal nemen we afscheid van Bunbury: thuis van botergeile dolfijnen, kunstenaars met onwaarschijnlijke schilderdoeken en bovenal de warme hereniging met onze Nederlandse compagnon.

Wat moet je wél doen?

1. De dolfijnentour! Ja, grotere inkoppertjes zijn er niet, of wel? Met wilde dieren weet je het maar nooit en toen in Bunbury bij het Dolphin Discovery Centre de garantie op dolfijnen gegeven werd, hing de rode vlag wel al op halfstok. Wilde dieren en garanties geven? Hét recept voor een oplichtingspraktijkje. Niets bleek minder waar: als je een baai heb waar zo ontzettend veel dolfijnen rondzwemmen, dan heb je wat ons betreft groen licht om die garantie te bieden!

2. Wellington National Park. Even lekker de natuur in? Dat kan op veel plekken en zo ook in Wellington National Park. Dat maakt het park niet per se een aanrader, maar wat het park bijzonder maakt is de gigantische dam die in het park gebouwd staat. En dat niet alleen: een of andere megalomane kunstenaar heeft besloten om de dam van top tot teen te versieren met de mooiste muurschilderingen die je je kunt voorstellen. Dat, lieve mensen, maakt Wellington National Park een must-do.

Wat moet je níét doen?

1. Vertier na zonsondergang verwachten. Het is een beetje zout op elke slak leggen, maar we zijn nou eenmaal niet zo heel erg lang in Bunbury geweest. Wat ik bedoel? Je bent in de tweede stad van Western Australia, een staat die 520 keer zo groot is als Noord-Brabant. In datzelfde kleine Noord-Brabant staan zeker tien keer zoveel steden waar je van een nachtleven kunt spreken, dan dat er in Western Australia staan. Echt, schiet er een kanon af en niemand wordt er wakker. Goed, dat is deel van de charme, dat klopt, maar verwacht geen levendige straatscene. Dan kom je bedrogen uit.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.