Battambang - De transitie naar reiziger

Gepubliceerd op 1 januari 2024 om 14:01

De op drie na grootste stad van Cambodja voelt niet als zodanig. We komen rond de middag aan in Battambang en de aankomstdag doen we niet zo veel, vooral omdat het Blue Diamond Hostel waar we zitten zijn naam eer aandoet, want een diamantje met een helderblauw zwembad is een korte, maar bijzonder accurate omschrijving van dit hostel. We tuffen met een tuk-tuk naar het centrum om voor Geertje een paar Air Pods te kopen (ik mag dan wel petten verliezen, Geertje raakt peperdure draadloze oordopjes kwijt). Op het uitstapje naar het centrum is die uitspraak uit de eerste zin gebaseerd. Allereerst blijkt Battambang de vierde stad van Cambodja te zijn en niet de tweede (wat je om de een of andere reden overal op internet wel leest, dus een kleine rectificatie is even op z’n plaats) en als we met de tuk-tuk naar het centrum rijden, valt vooral op hoe rustig de straten zijn. Niet alleen een gebrek aan claxons (zoals in heel Cambodja), maar ook simpelweg een gebrek aan, tja, motoren, tuk-tuks en auto’s.

Of we Battambang een mooie stad vinden, weten we niet zo goed. Enerzijds zie je in het centrum leuke, Frans-koloniale gebouwen met typische balkonnetjes, maar anderzijds is er geen leven en lijken er meer telefoonwinkels dan mensen in de stad te bivakkeren. Maar goed, Battambang doen we ook niet aan voor de stad zelf, maar juist voor de omgeving.

Over de Cambodjaanse armoede hebben we het ook nog niet gehad en aangezien dit de laatste blog van Cambodja is, zullen we daar maar eens snel aan beginnen. De Cambodjaanse regering is zo corrupt als een vriendengroepje uit groep 4. Voor iedere tien kinderen die je hier op straat ziet bedelen, zie je een paar straten verderop een veel te luxe Lotus rijden. Cambodja zal dus wel een stuk rijker zijn dan een Laos, maar dat is in het straatbeeld niet altijd terug te zien. Je hebt hier hoge pieken, maar ook diepe dalen. Battambang is zo’n dal: de straten zijn abominabel onderhouden, de huizen zijn wankel en de mensen zien eruit alsof ze op een halve ons rijst per dag moeten leven. En het is vies. Niet alleen (maar wel vooral) in Battambang, maar in heel Cambodja. Als er één ding niet in het overheidsplan van Cambodja beschreven staat, is het wel de afvalverwerking. 

Desondanks vinden we Cambodja een topland. Echt, ga hierheen, want het land heeft de vriendelijkste, grappigste en spontaanste mensen van Zuidoost-Azië, het weer is fantastisch (ook tijdens het regenseizoen waar je gewoon af en toe moet schuilen) en voor een klein land zijn de activiteiten die we er gedaan hebben enorm divers. Ik bedoel, kijk de blogs van Cambodja maar terug en lees deze maar even af, dan begrijp je wat ik bedoel. Dat gezegd hebbende, ga ik nog één laatste kanttekening plaatsen en vanaf dan val ik terug in een oase van positivisme. Vandaag zouden we eigenlijk een ritje op de bamboetrein maken (variatie, iemand?), maar die hebben we naar morgen geplaatst. Morgen waren we van plan de dag vroeg te beginnen met een ochtendje vrijwilligerswerk bij een weeskinderenopvang. Dat klinkt als een unieke ervaring, nietwaar? Dat dachten wij ook, maar blijkbaar is het vrijwilligerswerk in Cambodja iets schimmiger dan we dachten en als ik zeg dat de afgelopen 15 jaar het aantal weeskinderen drastisch is gedaald, terwijl het aantal weeshuizen met 80% is toegenomen, dan kunnen we allemaal de conclusie trekken dat er iets niet helemaal koosjer is.

Logisch ook: wat heeft een weeskinderenopvang in godsnaam aan twee bleekscheten die even een ochtend high-fives en knuffels komen geven? Als je als vrijwilliger een verschil wil maken, dan heb je sowieso meerdere weken nodig en moet je niet een van die domme backpackers zijn die voor een nieuwe Instagramprofielfoto even een ochtend met een paar uitgebuite kinderen op de foto gaat. Want dat is het: veel kinderopvangen in Cambodja zijn een intriest bolwerk van op geld beluste zuurstofverspillers die weerloze kinderen inzetten voor winstbejag (met, voor de kinderen zelf, alle gevolgen van dien met het aanleren van een abnormale manier van hechten). Bizar hé? Wil je dus vrijwilligerswerk doen in Cambodja? Zorg dan dat je weken in plaats van uren de tijd hebt. En verdiep je bovendien héél goed in wat je precies gaat doen en bij welke organisatie je aan de bel trekt.


De Bamboetrein

Oké, back to positivity. We hebben één volledige dag in Battambang, dus die willen we ten volste benutten. We huren een motor (oh, wat zijn we op die dingen verliefd geworden) en rijden naar het opstappunt van de bamboetrein. Een bamboetrein: klinkt als een zeldzaam verzamelmodel op de zolderkamer van een treinfanaat, maar dat is het niet. De bamboetrein van Battambang is een karretje van bamboe op een spoor waar je een levensecht ritje op kunt maken. Ooit dacht de Cambodjaanse regering dat het een goed idee was om een spoorlijn aan te leggen in Battambang, maar toen ze halverwege dat traject dachten dat dat idee toch niet zo’n heel erg winstgevende was, hebben ze de stekker eruit getrokken. Klinkt als tijd- en geldverspilling, maar de locals dachten daar anders over: zij gingen het deel van het traject dat wél af was, gebruiken voor hun eigen kleine bamboekarretjes.

En dat is wel een fenomeen hoor, die bamboetreinen. Als we arriveren, wordt voor onze neus zo’n karretje als een kant-en-klaar knutselpakketje van de IKEA in elkaar gezet en het duurt nog geen drie minuten voordat we op het karretje zitten en over een doodnormaal ogend spoor van het stationnetje wegtuffen. Onderweg worden we getrakteerd op eindeloze uitzichten over het Cambodjaanse platteland (met de nadruk op plat) en staan langs de weg vrolijke kinderen te zwaaien en high fives te geven. We rijden door afgelegen dorpjes waar mensen basale levensstijlen lijden en na ongeveer een uur zijn we op en neer gekacheld en hebben we op de vroege ochtend al bijzonder veel lol gehad. Na deze leuke activiteit, zijn we verder gescooterd naar een lunchtentje voor een brunch.

Bat Cave

De Bat Cave die we aan het eind van de middag bezoeken, is weer een heel ander fenomeen. De Bat Cave is een naam die qua originaliteit niet onderdoet voor de Vietnamese naamgeving en ik denk dat je dan al een heel eind komt als je moet invullen wat hier precies de bedoeling is. Bat Cave is niet de geheime schuilplaats van Batman, maar wel een schuilplaats van een verzameling vleermuizen die iedere dag bij zonsondergang massaal de grot verlaten. Als we aankomen is de schemering nog niet begonnen, dus schatten we in dat we genoeg tijd hebben om de rots waar de Bat Cave in gevestigd is met de motor te trotseren. En ja, ik schat mezelf intussen wel kundig genoeg om eigenlijk een motorrijbewijs te hebben, dus die berg wordt moeiteloos overwonnen.

Op de top genieten we van een mooi uitzicht over Battambang en het is niet alleen het uitzicht waar we van genieten: de top blijkt, in combinatie met een paar mooie tempels, een heus apenterritorium te zijn. Overal waar we kijken, zien we een lookalike van m’n schoonmoeder de tempels beklimmen, het geboomte doorkruisen of over de straten wandelen. Mensenschuw? Dat staat niet in het woordenboek van de primaten. Het is niet Niels, maar Geertje die deze keer de taak van dierenfotografie op zich neemt en de speelse dieren door de lens vereeuwigt en na een klein halfuurtje haasten we ons naar beneden om op tijd te zijn voor het vleermuizenspektakel bij de grot die als de topfavoriet voor de titel ‘naam van het jaar’ te boek staat.

Rond kwart voor zes is de zonsondergang al ruimschoots ingezet wanneer we vanuit de grot die iets wegheeft van een omgekeerde penis (nu ga je dat zien, en kun je het niet meer níét zien), de eerste vleermuizen horen ontwaken en vanaf dat moment gaan de lippen van steeds meer bezoekers stijf op elkaar. De aandacht is gepakt. Een kwartier later begint een adembenemende vlucht van meer dan zes miljoen (!) van de nachtbeesten die, wanneer het nog net licht genoeg is om het schouwspel goed gade te slaan, de grot verlaten om hun buikjes rond te eten. Het is als een scène uit een mythologische legende: als een geoliede machine vliegt een onafgebroken sliert vleermuizen uit de grot door de lucht heen en in de lucht is het alsof een zwartkleurig noorderlicht eindeloos de hemel versiert. Werkelijk prachtig en ongelofelijk hoeveel vleermuizen er uit die grot gevlogen komen. Bekijk de foto’s hieronder maar en besef dan dat dit complete tafereel na een halfuur nog steeds niet afgelopen was. Moeder Natuur, bedankt voor dit kunstwerk.

Zo rooskleurig als ik de dag tot nu toe geschetst heb, was de dag helaas niet. Onze laatste dag in Cambodja had een vreemde, nare bijsmaak. Ik heb de blog niet in chronologische volgorde verteld en het oplettende oog is het misschien opgevallen dat er een flink gat in het begin van de middag zit. Rond twaalven zijn we namelijk naar de Human Gallery geweest, een galerij met foto’s van mensen van over de hele wereld, genomen door de Spaanse Joseba Etxebarria. En met Joseba hebben we misschien wel het meest bijzondere gesprek van onze reis gevoerd.

De Human Gallery

Joseba is een Spaanse fotograaf die in een tijdbestek van 22 jaar gefietst heeft in 97 verschillende landen. Of al die landen ook per fiets zijn aangedaan, weten we niet, maar het feit blijft dat hij een indrukwekkend afvinklijstje bij elkaar gespaard heeft. Daarnaast was Joseba lange tijd werkzaam voor UNICEF, maar daar is hij nu mee gestopt. Joseba heeft nu een galerij waar een verzameling van de foto’s van zijn reizen tentoongesteld staan, een galerij waarvan de opbrengst naar zijn eigen stichting gaat, waarin hij kinderen uit de Cambodjaanse mensenhandel bevrijdt en ouders op het platteland voorlichting geeft over misstanden met kinderen. Een echte wereldverbeteraar en we staan op het punt om daarachter te komen.

Waarschuwing: er volgt een hoop filosofisch geneuzel, maar we denken wel dat dat interessant is om te lezen. Dus lees maar gewoon door. Niet wegklikken, dus. In Azië worden we overal verwelkomd met een glimlach. Dat was in Thailand zo, dat was in Laos zo. In Vietnam kwam vaak een vreemde agressie en opdringerigheid om de hoek kijken, maar ook daar was glimlachen nog steeds een nationale sport. Ook in Cambodja word je verdronken in een zwembad aan glimlachen en dat is ook het antwoord dat ik aan Joseba geef als hij me vraagt waarom ik de Cambodjanen in Azië tot nu toe de leukste mensen vindt. “Glimlachen?” vraagt hij, “humor?” Ik knik instemmend. Geertje en ik zijn het daar allebei over eens, maar de vraag “wat heeft een Aziaat ooit voor jou gedaan zonder dat ze er iets voor terug verwachten?” is toch wel een eye-opener.

In Nederland (en Europa in het algemeen) zijn we zoveel glimlachen niet gewend. Althans, ga je op het terras zitten, dan word je natuurlijk vrolijk en gastvrij verwelkomd, maar dat valt in het niet bij de manier waarop dat in Azië gebeurt. Maar wat Joseba zegt is eigenlijk waar. Op veel plekken waar je komt en dus ook in Cambodja, vervalt de glimlach zodra duidelijk wordt dat er geen geld aan je te verdienen valt. Tuurlijk, ook dat gebeurt in Nederland, maar ook hier is de mate waarin dat gebeurt vele malen groter dan we gewend zijn. Zijn idee om een keer op blote voeten en met lege broekzakken zichtbaar binnenstebuiten over een markt heen te lopen om vervolgens te kijken wat er verandert in de benadering, is een idee dat we een keer gaan uitvoeren. Dat is toch wel iets wat een stekend gevoel in onze onderbuiken oplevert. Iedere glimlach die je ontvangt, iedere vriendelijke begroeting die jouw kant op gegooid wordt… is het grootste deel dan allemaal gericht op het ontvangen van zoveel mogelijk geld?

Volgens Joseba (die hier dus al zes jaar woont) is de mentaliteit in Azië en vooral in Cambodja de afgelopen zes jaar enorm veranderd, mede door de opkomst van internet en sociale media. Geld is drijfveer nummer één geworden. Ten koste van alles. Het gros van de kinderen die Joseba opvangt, zijn simpelweg verkocht door hun eigen ouders. Niet omdat mensen arm zijn, maar omdat diezelfde ouders een maand later met de nieuwste telefoon rondlopen of de allerduurste auto rijden. Buiten het feit dat de hechtingsproblematiek die je daaraan overhoudt niet voor de onervaren pedagoog is weggelegd, is dat natuurlijk bizar en te zot voor woorden. En ook: wij maken ons in Europa al druk om de gevolgen van ideaalbeelden op sociale media. Wat doet dat dan met arme Cambodjaanse, Laotiaanse of Thaise gezinnen die nog véél verder van dat ideaalbeeld staan? Niet alles is wat het lijkt en zodra er gezegd wordt dat de mensen in Zuidoost-Azië de vriendelijkste ter wereld zijn, is het wellicht niet verkeerd om daar wat vraagtekens bij te zetten.

Op een gegeven moment vraagt Joseba hoe lang we onderweg zijn. Hoe we daarop kwamen, weten we niet meer, maar ons antwoord was in elk geval dat we bijna drieënhalve maand aan het reizen waren. “Wat je doet, is geen reizen. Van toeristische trekpleister naar toeristische trekpleister gaan en je geld besteden aan organisaties die vrachtladingen aan geld binnen harken en geen stuiver tekort komen? Dat is een lijstje afvinken,” weerkaatst Joseba ons. We hebben ook altijd een hekel aan dat woord. Een ‘reiziger’ geeft de illusie dat we onontgonnen terrein verkennen en onze voetstappen achterlaten op plekken waar geen mens ooit geweest is. De waarheid is echter dat duizenden mensen hetzelfde rondje afleggen en we niet meer dan simpele ‘toeristen’ zijn. Toch ontkom je er niet aan het woord ‘reis’ en ‘reiziger’ heel vaak onbewust in de mond te nemen. Toch zijn we het er alle drie over eens dat onze uitstapjes naar plekken als Quy Nhon en Muang Ngoy wel de juiste waren.

Joseba is ons geenszins de les aan het lezen. Er is niks mis met het zijn van een toerist. Dat weten we zelf ook en zo zien we onszelf ook. Het is wel belangrijk om goed na te denken over waar je je geld aan uitgeeft. Doe je dat op de toeristische hotspots? Zoals de bamboetrein waar we net van afgestapt zijn? Of gaan we een keer van het gebaande pad af, luisteren we niet naar de reissites die in overvloed aanwezig zijn en geven we ons zuurverdiende geld uit aan de mensen die het écht nodig hebben in plaats van aan de grote touroperators met veel te dure auto’s. We denken terug aan Quy Nhon (die door het slechte weer wel letterlijk een beetje in het water viel) en Muang Ngoy. Dat zijn toch wel ervaringen die meer bijblijven dan bijvoorbeeld een wandelingetje naar een veel te toeristisch uitzichtpunt in Tam Coc.

Met een beetje buikpijn lopen we na ruim twee uur weer naar buiten. Is het de moeite om naar de Human Gallery te gaan? Moeilijke vraag. Enerzijds krijg je een naar onderbuikgevoel en kijk je heel anders tegen de mensen in Zuidoost-Azië aan. Anderzijds opent het je ogen. De waarheid kan niet altijd rooskleurig zijn en we zijn ons er wel een stuk meer van bewust van waar we ons geld aan willen uitgeven. Alle toeristische trekpleisters overslaan? Zeker niet. Wél een betere balans vinden en uitstapjes als die naar Quy Nhon en Muang Ngoy gaan vaker gebeuren.

Met een klein beetje buikpijn lopen we weer naar buiten en hoe stom het ook is (ons gesprek is nog vers, terwijl we aan het begin van de blog nog hoteldebotel waren over de Cambodjaanse bevolking); iedere glimlach die we nu ontvangen is er een die we met een klein vleugje wantrouwen tot ons nemen. We besluiten wel het gesprek met Joseba meteen invloed te laten hebben en in plaats van de populaire Killing Cave te bezoeken (we weten immers na ons bezoek aan Phnom Penh al enorm veel over het regime van de Rode Khmer), zoeken we een plekje op de kaart uit waar we nog nooit van gehoord hebben en zo belanden we in het dorpje Banan ten zuiden van Battambang waar we een kleine wandeling maken door de natuur om samen even op de Human Gallery te reflecteren, ware het niet dat ik na nog geen 100 meter klunzig vast kom te zitten in de modder. Ik weet mezelf los te vechten en verlies bijna mijn linker teenslipper in het proces, dus besluiten we maar het naastgelegen dorpje in te gaan. Ons geld besteden aan de mensen die het écht nodig hebben. Laten we dat maar doen en we drinken een frisje en een biertje bij een armzalig lokaal miniwinkeltje in Banan, alvorens we naar die Bat Cave gaan. Joseba’s woorden zijn met ons.


Een enerverend dagje, die laatste dag in Cambodja. Een dag later gaan we rond het middaguur terug naar Bangkok en alsof de goden het gewild hebben, zitten we in de bus naar de grens met Thailand achter Wilma. Wie is Wilma? Geduld, natuurlijk leg ik dat even uit. Wilma is een 75-jarige, in Nederland geboren Amerikaanse vrouw die nu al 23 jaar met haar man in Cambodja woont. Terwijl ze – ze zit voor ons – zich met haar bejaarde lichaam in ongemakkelijke houdingen manoeuvreert om ons fatsoenlijk te kunnen zien, hebben we met Wilma net zo’n enerverend gesprek als met Joseba een dag eerder.

Iedere medaille kent twee kanten. Zo ook de Zuidoost-Aziatische medaille. Dat leerden we al bij Joseba, maar dat komt eens te meer naar voren in ons gesprek met Wilma, die toevallig de bus naar Bangkok pakt met haar man om de Kerst met haar kinderen daar te vieren. Wilma is ook zo’n wereldverbeteraar. Het is alsof we een magneet van goodwill op ons voorhoofd geplakt hebben en evenals Joseba, heeft ook Wilma met haar man een stichting opgezet in Cambodja. Een iets bredere doelgroep, want Wilma helpt Cambodjanen in alle soorten en maten die door armoede of natuurgeweld even een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Wilma’s mening over de Cambodjanen? De meest inspirerende en veerkrachtige mensen ter wereld. Ons tripje naar Battambang is zojuist een mindfuck van onmetelijke omvang geworden.

Een andere mening dan Joseba toebedeeld is, nietwaar? We vertellen ons over ons gesprek met de oprichter van de Human Gallery en Wilma luistert geïnteresseerd. Wilma heeft wél een goed woordje over voor de Cambodjanen en laat ons een complete boekserie aan foto’s zien die ze tijdens haar 23 jaar in Cambodja heeft verzameld. Haar conclusie? Joseba is verbitterd. Van ontkenning is geenszins sprake: er gebeuren verschrikkelijke dingen in deze hoek van de wereld. Maar eerlijk is eerlijk, die gebeuren overal.

“Als je naar kwaad op zoek bent, dan ga je het overal vinden,” was een veelzeggende uitspraak van Wilma die we in ons geheugen opslaan. Het is ook logisch: je kunt wel aannemen dat je als medewerker van UNICEF meer dan genoeg mensonterende taferelen hebt moeten aanschouwen. Ook nu mengt Joseba zich met nobele doeleinden in de meest duistere hoeken van de Cambodjaanse samenleving. Als je dat kwaad opzoekt, dan ga je het vinden. Wilma was ook ooit zo. In San Francisco werkte ze als psycholoog die gevangenen (voornamelijk pedofielen) beoordeelde of ze klaar waren voor re-integratie in de samenleving. Pittig klusje, lijkt ons zo. En dat was ook: er was even voor nodig, maar na een tijdje begon ze iedere man te zien als potentieel kindermisbruiker.

Wilma is gestopt, want dat is natuurlijk niet zo, maar als je in een mensenleven zo veel in aanraking komt met een bepaald soort mensen, dan ga je uiteindelijk een bepaald beeld als de algehele waarheid beschouwen. Wilma belooft een keer bij Joseba langs te gaan en dat geloven we voor honderd procent. Och, wat we er niet voor over zouden hebben om met Harry Potters onzichtbaarheidsmantel dat gesprek bij te kunnen wonen. Ons gesprek met Joseba schuiven we niet van tafel, want het is wel de waarheid. Althans, het is zijn waarheid. Het is goed om te bedenken dat we niet zo naïef moeten zijn om iedere glimlach die we zien als universele gelukwens te beschouwen, Zuidoost-Azië niet altijd te zien als het ultieme voorbeeld van een gastvrije, vriendelijke (bijna ideale) bevolking, om goed na te denken over de plekken waar we ons geld aan uitgeven, om écht de verbinding met de lokale bevolking aan te gaan om écht iets te leren, om écht de beste ervaringen tijdens onze reis/vakantie op te doen. Anderzijds zullen we de uitspraak van Wilma ook nooit vergeten. “Als je kwaad zoekt, zul je het altijd vinden.” De gemiddelde mens is inherent van goede aard. Rotte appels zitten overal en wat houd je nog over als je iedere goede daad wantrouwt vanwege een of andere verborgen, achterliggende agenda? Het beeld over Aziaten is misschien niet zo rooskleurig als door menig yoga-beoefenend reiziger geschetst wordt, maar nog steeds zijn de Aziaten een weerbaar, veerkrachtig, inspirerend en gastvrij volk. We gaan weer op zoek naar het goede in de mens en na een ware rollercoaster (zo eentje met 120 loopings die je in Rollercoaster Tycoon bouwt waar vervolgens niemand in durft) aan gedachtes, steken we de grens over naar Thailand, waar we afscheid nemen van Wilma. De eerste grote stap in onze transitie naar reiziger is gezet. Geen naïviteit meer, maar niet daarin doorslaan: wel het goede van de mens inzien. Als je kwaad zoekt, zul je het altijd vinden. En ja, we gaan nog steeds een keer op blote voeten met zichtbaar lege zakken over een marktje heenlopen. Gewoon, om te kijken wat er gebeurt.

Wat moet je wél doen?

  1. Human Gallery. Je kunt ervoor kiezen om in je idyllische toeristenbubbel te blijven rondzweven, maar je kunt er ook voor kiezen om de duistere kant van Cambodja (en Azië) te leren kennen. In Battambang is dat makkelijker dan waar dan ook. Bezoek gewoon even de Human Gallery en besef dat jij een toerist en geen local bent. Wel belangrijk: blijf ook de goede kant van het land en de regio zien, want anders kan de Human Gallery gemakkelijk in het lijstje dat hieronder komt. Iedere medaille heeft twee kanten. Cambodja heeft nog steeds de leukste bevolking van Zuidoost-Azië.
  2. Bat Cave. Wat een fantastisch natuurfenomeen is dit. Alsof de goden besloten hebben een tentoonstellinkje te geven. Een van de meest verbazingwekkende, adembenemende natuurverschijnselen die we ooit gezien hebben waarbij meer dan 6 miljoen vleermuizen hun slaapplek verlaten om van de nacht hun bezit te maken.
  3. Een ritje met de bamboetrein. Het resultaat zien van een nalatige regering en een creatieve bevolking? Doe een ritje met de bamboetrein. Duurt hooguit een uurtje en je hebt gegarandeerd bakken met schik te pakken. 
  4. De lokale dorpjes bezoeken. Hoe zou ik dit níét kunnen benoemen na zo'n filosofisch blogje als deze? Cros bijvoorbeeld naar Banan, loop een restaurant in en bestel wat drinken. De glimlach waar je dan op getrakteerd wordt, is een echte glimlach. En dat zie je meteen.

Wat moet je níét doen?

  1. Een dagje vrijwilligerswerk bij de kinderopvang. Doe je dit wel? Dan ben je af! Jouw nieuwe Instagramfoto is niet belangrijker dan het welzijn van een groep arme, weerloze kinderen. Jij bent niet het middelpunt van deze aardkloot. Begrepen?
  2. Op pad gaan in de bush-bush. Voor je het weet ben je een slipper kwijt en zitten al je ledematen voor de rest van de dag onder de harde, aangekoekte modder. Anderzijds, dat levert ook wel weer wat bijzondere, sterke verhalen op.
  3. Battambang verkennen. Battambang kent geweldige activiteiten in de omgeving, maar de stad zelf is geen bal aan. Wij zijn een beetje door Battambang gescooterd, maar dit is toch wel een van de meest levenloze, saaie steden die we gezien hebben. Maar nogmaals, voor de stad zelf bezoek je Battambang ook niet. 

Reactie plaatsen

Reacties

Walter
2 jaar geleden

Wat een verhalen en foto's, Prachtig !! maar ik km niet bij gelezen. haha.
Het is wel een geweldige ervaring voor jullie.
Wij wensen jullie nog veel reis plezier en alle goeds voor 2024 .
Groetjes van Sjan en Walter

Anita
2 jaar geleden

Wat een diversiteit weer aan verhalen, foto's en mensen.
Maar Nilis...."Overal waar we kijken, zien we een lookalike van m’n schoonmoeder de tempels beklimmen" ...durf je wel, zoveel kilometers weg van hier? Ik zal het onthouden, mien jung!
Joseba en Wilma, een soort van ying-yang, die je met beide voeten op aarde laat belanden, maar je de juiste instelling voor de rest van jullie reis, of moet ik zeggen ontdekkingen (?), geeft of zoek naar meer dan de toeristische attracties.
Go for it!
-X-