Taman Negara - Detoxen in 's werelds oudste regenwoud

Gepubliceerd op 18 februari 2024 om 16:35

Wil je op de hoogte blijven van onze reis en een melding krijgen zodra er een nieuwe blog geplaatst wordt? Schrijf je dan hier in!

De titel verklapt alweer voldoende: van de weidse theeplantages van de Cameron Highlands gaan we naar het oudste regenwoud ter wereld: Taman Negara. Als je denkt dat je Taman Negara al eerder langs hebt horen komen, wees gerust; je begint niet gek te worden en je bent ook nog lang niet rijp voor een opname in een psychiatrisch centrum, want je had ook al een Taman Negara op Penang: Taman Negara Pulau Pinang. Nou, als je hoofd nu op hol slaat, is daar één belangrijke reden voor. In het rijtje creatieve namen in Azië, past Taman Negara naadloos: het is namelijk Maleisisch voor Nationaal Park.

Is het je opgevallen dat ik in de vorige alinea ‘Maleisisch’ zeg? Vast niet, maar toch is er even een kleine rectificatie nodig. Naar de Maleisische taal heb ik tot nu toe gerefereerd als het Maleis, maar het blijkt dus gewoon de Maleisische taal te zijn. In Maleisië spreken ze Maleisisch, niet Maleis. Klein verschilletje maar wel belangrijk, want als je het hebt over ‘Maleis’ dan heb je het over een groep talen die tot dezelfde familie behoren, zoals de talen die in Maleisië en Indonesië gesproken worden. Wat Indonesiërs uitkramen, valt dus ook weer onder het Maleis, maar dus niet Maleisisch. Het is eigenlijk een beetje zo: je hebt Latijnse talen, je hebt Maleise talen. Interessant hé? Niet? Nou, dan lees maar gauw verder. Ik zal er niet meer op terugkomen.

Hoewel de hemelsbrede afstand tussen Tanah Rata in de Cameron Highlands en Kuala Tahan, onze uitvalsbasis in Taman Negara, eigenlijk een steenworp afstand lijkt (relatief natuurlijk, hé), duurt het inclusief een overstap zo’n vijf uur om in het slaperige Kuala Tahan te komen. Dichter bij de Maleisische oostkust gaan we ook niet komen: we komen er namelijk achter dat februari nou niet bepaald bovenaan staat als je een top 12 beste maanden om Maleisië te bezoeken maakt. De oostkust van het schiereiland heeft een hoop plekken die gewoon afgesloten zijn rond deze tijd van het jaar door de regen en het eiland Borneo gaat in z’n geheel onder de regen gebukt. De westkust (en de snelste route van Thailand naar Singapore) is gelukkig wel goed en Taman Negara ligt een beetje op het randje van het begaanbare en zou volgens de kenners nu aan het einde van het regenseizoen moeten zitten. Hopend dat de weergoden ons toelachen (een regenbui tijdens een jungle hike is het laatst wat je wil, op een afgezakte sok in je schoen na), lopen we in het bloedhete Kuala Tahan naar Tahan Guesthouse, ons onderkomen voor de komende twee dagen. Niet geheel onbelangrijk: ik heb geboekt. Dan weet je wel weer hoe laat het is, hé?

Kuala Tahan: ik faal opnieuw

In bijna vijf maanden heb ik nu dus m’n tweede accommodatie geboekt. De eerste keer was in Koh Rong, waar we per motor een kamikazerit aflegden waarvan zelfs Johnny Knoxville nog niet zeker van z’n zaak zou zijn en nu is het Tahan Guesthouse dat op mijn conto komt te staan. Kijk, het kamertje dat we hebben is prima. Leuk. Een degelijke zes op een schaal van één tot tien. Niet hoger, niet lager. Maar dan vergeet je dat we in het bloedhete, knotsbenauwde, tropische regenwoud van Maleisië zijn. Nog nooit zijn wij dichter bij de evenaar geweest (zelfs niet in de Surinaamse Amazone, even gefactcheckt) en nu komen we in een regenwoud waar het 35 graden is, met een luchtvochtigheid die het doet voorkomen alsof je in een jacuzzi ligt. Probeer je dat maar eens voor te stellen en besef ook; in de tropen telt iedere graad extra voor drie. Het was daarnaast volgens Google ook nog eens 36 graden, met een gevoelstemperatuur van 39 graden. Je hebt nu wel een klein beeld van hoe warm het in de jungle is, toch? Bedenk er dan ook maar eens bij dat ik vergeten ben om te kijken of er een airco bij de accommodatie inbegrepen zit. Je raadt het al; die ontbreekt. Ik denk dat dit voorlopig de laatste accommodatie is die ik mag boeken.

Puffend, hijgend en zwetend vallen we in slaap, terwijl de schuifdeur naar ons vercrackte balkonnetje de hele nacht open heeft gestaan (we hebben een klamboe, dus laat al die monsterlijke insecten maar binnenvliegen). Aan één stuk door slapen we niet, daar we weer wakker worden rond een uur of zes. Ja hoor, we hebben het alwéér voor elkaar gekregen om pal naast een moskee te slapen en ik meen het wanneer ik zeg dat ik sommige gebeden intussen mee kan neuriën. Gelukkig zijn die gebeden wat zangerig en werken ze als het liedje van Jigglypuff en sussen we snel weer in slaap, worden we weer wakker op een wat christelijker tijdstip en staan we op. Op een enorme bidsprinkhaan die we zich zonder te klagen opwerpt als model na, valt het qua binnengevlogen ongedierte ook reuze mee vannacht. Tijd om onze dag eens van een invulling te gaan voorzien. We zijn met één reden naar Taman Negara gekomen en dat is vanwege de basale, tweedaagse junglehike die we er willen gaan doen, maar die zal een dag later pas gaan beginnen. We hadden het fenomenale idee om één dagje in Kuala Tahan te gaan zoeken naar werk en een campervan in Australië, maar in Tahan Guesthouse is daar natuurlijk geen beginnen aan. Veel. Te. Heet.

Verkoeling

Even verderop horen we via-via dat er een zwembad te vinden is en als we bij het zwembad aankomen, maakt ons hart een sprongetje: een koelkast met bier! Samen met die opwinding, komt een beetje argwaan. Bier? In een zelfbenoemd alcoholvrij dorp? Iets rijmt daar niet en het is overduidelijk wat dat is, maar toch halen we er een paar, maar niet zonder ze zelf te moeten pakken. Dat Maleisië grotendeels islamitisch is, weten we, maar hier in Kuala Tahan zijn ze wel héél streng in de leer. Het aanraken van een blikje bier? No way! Geen probleem, want wij zijn al lang dolgelukkig met een ijskoud blikje Tiger in de allesverzengende hitte van Taman Negara. Wie de blikjes dan in de koelkast legt - vroeg Geertje zich terecht af - is een mysterie dat de volgende bezoeker op mag lossen.

De dutchies groepsapps

Na een heerlijk en vruchtbaar middagje zwemmen en oriëntatie op Ozzy gaan we eten met Maud. Voor de tweedaagse hike door de jungle, moet je met vier mensen zijn. Hoewel het met Geertje wel eens voelt alsof je in plaats van met z’n tweeën met z’n vieren bent, gaat die babbeltruc niet op bij tourorganisatie en raadplegen we de Dutchies app. Als je ooit wilt reizen en introverter bent dan een verlamde mol, moet je eens googelen naar reiswhatsappgroepen in Nederland (of je appt ons effe). Voor een tig aantal bestemmingen bestaat er namelijk een groepsapp met Nederlanders (Thailand heeft er vier, want ja, massatoerisme) waarin je voorzien wordt van informatie, tips en hulp en bovendien is het een laagdrempelige en makkelijke manier om mensen te ontmoeten op een vreemde bestemming. Eigenlijk een soort van groepstinder, maar dan voor het vinden van reismaatjes. Als kers op de taart krijg je er ook nog handenvol tips van.

Via een oproepje voor de tweedaagse ontmoeten we (een dag eerder al) Maud uit Nieuwegein die wel twee dagen met ons de rimboe in wil en die ziet het ook wel zitten om alvast een hapje te gaan eten. Onder het motto hoe meer zielen, hoe meer vreugd, sluiten ook de Tilburgse Lilièn, de Duitse Sara en de Franse Maya aan. Ik verkeer weer in gezelschap vol gegiechel voor de verandering, maar dat maakt het zeker niet minder gezellig. We hadden al eerder de conclusie getrokken veel meer vrouwen te ontmoeten op reis dan mannen. Waar dat aan ligt? Misschien is het wel dat vrouwen zich meer aangetrokken voelen tot het reizen, maar misschien speelt het feit dat Zuidoost-Azië misschien wel ’s werelds veiligste regio is voor vrouwen (en zeker voor soloreizigers) om rond te reizen, ook wel een rol. We zullen gaan zien hoe de verhouding man-vrouw in Australië en Zuid-Amerika is. Hoewel we een snelle hap op de planning hadden staan, is het pas tien uur voordat we op bed liggen. Hoe dan ook, dat betekent wel dat het gezellig was en dat we nog steeds genoeg tijd hebben voor een goede nachtrust voordat we diep de jungle intrekken.

Verzamelen voor de tweedaagse trekking

Het is half tien wanneer we klaar staan. Als je een rekensommetje had gemaakt bij het minimum aantal inschrijvingen voor een tweedaagse hike en tot de conclusie was gekomen dat Niels + Geertje + Maud geen vier opleverde, dan had je gelijk. ’s Ochtends ontmoeten we Kaj Hendriks uit Venray. Verrek, niet alleen een heel bekende naam (zodra de ‘j’ in een ‘y’ verandert) maar ook nog eens iemand uit de buurt. Naast Kaj is er ook nog een groepje Zwitsers (Melina, Manuela en Katrina) en een Duitser (Bastian) aangesloten, dus samen met gids Ripi (of hoe je dat ook zou moeten spellen, maar we mochten hem ook James Bond noemen) zijn we met negen.

We pakken onze tassen in: noedels, brood, een yogamatje, een beker, een sinaasappel een slaapzak en drie flessen van anderhalve liter lichaamsvocht in de vorm van water, wanneer Ripi ons streng en duidelijk toespreekt. Met leuzen als ‘you have to keep on walking’, ‘you signed up for this’ en ‘walking in the jungle is no fun’ is de toon gezet: deze tweedaagse wordt wel wat zwaarder dan een avondwandelingetje langs de Cuijkse Maas. Taman Negara, het oudste regenwoud van de wereld, is menens.

We klimmen de boot op, steken de rivier over en checken ons in bij het Nationale Park. Waar we in Vietnam en Thailand massaal de Nationale Parken mochten bestormen, zijn ze bij Taman Negara iets gereserveerder. Alle spullen die we meenemen worden ingeschreven, zodat alles wat we meenemen ook weer uit het natuurgebied gaat, waardoor we de natuur niet vervuilen. Dit is nou hoe je een natuurpark goed beschermt. Dit is nog eens management. We beginnen er al meer zin in te krijgen, maar ik moet de inhoud van m'n tas nog opgeven. Al rokend lacht de ranger die opschrijft wat ik in mijn tas heb zitten wanneer ik zeg geen plastic mee te nemen. Vijftien minuten eerder stopte ik er nog drie flessen water, twee zakjes kant-en-klare noedels, een pakje koekjes, een flinke snee bananenbrood en een plastic beker in mijn tas, dus het geheugen van een goudvis kun je me wel toebedelen.

De canopy walk

Voor de hike begint, doen we nog even de canopy walk, een wandeling over touwbruggen door de boomtoppen. Een introductie van Taman Negara, nu de beentjes nog fris zijn, met mooie uitzichten. We lachen nog, maar zodra we weer beneden zijn, de boot opstappen, een uur stroomopwaarts varen over een bij vlagen wilde rivier en Geertje en ik meermaals het slachtoffer zijn van een ninjawaardige watergolf en uitstappen bij het begin van de trail, merken we al snel dat het lachen ons snel zal vergaan.

Dag één van de hike

Laat me vooropstellen: een tweedaagse junglehike in Taman Negara is geen gezellig blokje om. Je doet het niet voor de lol. Je doet het voor de ervaring, want zo’n tweedaagse is vaak meer afzien dan genieten. Zo’n jungle is geen keurig geplaveide boulevard in Scheveningen, maar een platgestampte wandelroute waarbij je meer naar de grond kijkt om ervoor te zorgen dat je niet valt, dan dat je om je heen kijkt en ziet waar je überhaupt loopt. De wandeling begint met een afdaling en het duurt zo’n achttien meter voor Kaj en Geertje voor het eerst onderuitgaan. Kaj omdat hij pal achter Ripi loopt en voor ons het terrein verkent en Geertje omdat ze te druk is met kwaken richting Maud en het vervolgens niet doorheeft dat er een glad en glibberig stuk volgt. Verrassend? Allerminst.

Op vlakkere stukken probeer ik mijn oren en ogen scherp te houden. In Taman Negara leven namelijk zwarte panters, tijgers en olifanten en de Freek Vonk in mijn lichaam hoopt ze alle drie te spotten, maar da’s moeilijk. We zijn te gast in de achtertuin van deze machtige beesten en bovendien zijn er weinig stukken die voor langere tijd vlak zijn, waardoor je meer bezig bent met kijken of je je voeten wel op een veilige plek neerzet, dan dat je bezig bent met het spotten van wildlife. We vinden nog wat pootafdrukken van een zwarte panter (check de foto's maar eens goed), maar daar zien we verder niets meer van terug. We gaan een heuvel op, we gaan een heuvel af. En weer op, en weer af. Van boomstronken die tot Geertjes neus reiken waar we overheen moeten, kijken we na een uur stevig doorstappen niet meer op en waar het eerste riviertje dat we doorkruisen de nodige concentratie vergt, balanceren we naadloos over de losliggende boomstammen van het zesde riviertje heen. Stukken waar we tot de enkels in de modder zakken en door boomwortels gevormde trappen die ons voor de zoveelste keer een heuvel op dwingen. Geen moment laat Taman Negara onze spieren ontspannen.

Dat klinkt allemaal heel zwaar, maar op zich hebben we puur qua terrein zwaardere wandelingen gehad. We herinneren ons bijvoorbeeld de hike richting de top van een berg in Börgarfjördur Eystri (IJsland) waar we tot boven de heupen in de sneeuw zaten. En hoewel de wandeling naar de Surinaamse Voltzberg door de Amazone vlak en niet zo zwaar was, was de steile klim tegen die granietberg zelf ook wel pittig. Geen van die twee komt in de buurt van deze hike. Niet alleen is-ie twee dagen lang, maar er wordt je ook bijna geen moment rust gegund én het is ook nog eens bizar heet en luchtvochtig waardoor zelfs stilstaan resulteert in watervallen aan zweet die over je lichaam stromen. Dat we allemaal zwaar bepakt zijn om twee dagen in de rimboe te overleven, helpt ook niet bepaald mee.

Aankomst bij de grot

Volgens Ripi duurt de tocht meestal een uurtje of vijf, maar gelukkig blijken we alle acht behoorlijk fit te zijn en weten we de weg naar onze accommodatie voor vannacht na iets meer dan vier uur al te bereiken. Dat moet ook wel: we slapen in een grot en als je die voor zonsondergang niet bereikt hebt, kun je jezelf flink in de nesten werken met alle slangen, schorpioenen en andere knettergekke beesten die ’s nachts opstaan en de rimboe intrekken. Het woord ‘accommodatie’ geeft trouwens een ietwat vertekend beeld: na de zestien kilometer van de eerste dag achter de rug te hebben, openbaart zich de ingang van een grot met daarbinnen een enorme spelonk. Dat is de plek waar we ons acht millimeter dikke yogamatje gaan uitrollen en waar we de nacht door gaan brengen. Misschien dat we in Suriname ooit eens nog dieper in de jungle zijn geweest, maar zo basic als vandaag hebben we nog nooit geleefd.

Het eerste wat we doen is het halen van water. Nog een reden waarom we voor het donker de grot hadden moeten halen: in het donker wil je geen kookwater meer uit de beek halen. In het donker wil je geen natuurdouche doen. In het donker wil je niet naar buiten om brandhout te halen. In het donker wil je niet koken en alle wezens die de nacht hun thuis noemen aantrekken. Dat wil je doen als het licht is, want in een leven in de jungle, is het duister je grootste vijand. We vullen dus flessen met water om te koken, hebben een immens lekkere douche door in onze zwemkleding in de beek een bak water over onze plakkerige, bezwete hoofden heen te gooien en verzamelen brandhout om het vuur aan te maken dat de hele nacht moet blijven roken. Rook houdt wilde dieren weg uit de grot, zodat we bij klokslag drie uur niet opeens verrast worden door een tijger die lekker bij ons onder de wol wil kruipen. In principe blijven wilde dieren dus wel weg en gelukkig zijn er 's nachts nog nooit tijgers naar binnen gewandeld, maar zo nu en dan weerhoudt de rook de olifanten niet om even een kijkje te nemen in de spelonk waar we slapen. Dat belooft wat voor vanavond.

Het avondeten bestaat uit een sinaasappeltheetje vooraf en droge rijst met wat groente als hoofdgerecht. Als dat saai klinkt, dan heb je gelijk, maar de waarheid is dat alles wat je eet na zo’n dag die zoveel energie vreet, smaakt als een entrecote in champignonsaus van een restaurant met twee michelinsterren. Na al die uren baggeren door de jungle, na zelf het vuur te hebben aangewakkerd (oké, het was vooral Manuela die haar scoutingskills inzette), na als groep onze slaapplek te hebben geïnstalleerd… Gooi een hoop modder op een bord en dat zal gewoon naar chocolade bavarois smaken. Dat is de beloning. Dat is de ervaring waar je het voor doet.

Een wedstrijdje verhalen vertellen

’s Avonds is het tijd voor kampvuurverhalen. We zitten weliswaar op het zeil waar we gegeten hebben en het kampvuur knappert vier meter verderop, maar dat terzijde. Ik vertel over onze hike de berg op in IJsland en Geertje over een aanvaring met een haai in een kooi in Zuid-Afrika. Maud kwam met een verhaal op de proppen dat vertelde dat ze met een wielrenfiets in het donker de weg kwijtraakte ergens in een National Park in Ninh Binh, Vietnam en Bastian dacht een nachtduikje te maken in Indonesië maar belandde prompt in een school haaien. Zo had iedereen wel wat. Maar de meesterverteller is toch wel echt Ripi, onze James Bond van de jungle.

“Three animals you don’t want to see are king cobra, tiger and black panther,” zegt hij. Ik wil al bijna m’n armen kruisen voor m’n borst en Wakanda Forever schreeuwen, maar het gaat hier dus niet om de Afrikaanse superheld, maar over het daadwerkelijke roofdier: de zwarte panter. Je hebt altijd een idyllisch plaatje bij zo’n jungle. Is niet erg, heb ik ook; ik wilde per slot van rekening al die beesten wel zien. De machtigste, mooiste dieren spotten, verstopt achter de groene dekmantel die de jungle is. Wie wil dat nou niet? De realiteit is dat Ripi vijf keer per dag bidt en iedere keer dat hij bidt, smeekt hij God om die beesten niet tegen het lijf te lopen. “There’s only fear running down your entire body if you see them.”

En da’s waar. Waarom wil je een tijger spotten in het wild? Of een zwarte panter? Het zijn natuurlijk prachtige, majestueuze dieren en na al die documentaires van tv lijkt het zien van zulke dieren een droom die uitkomt, maar de waarheid is dat de kans dat je zo’n aanvaring kunt navertellen, niet zo groot is. Gelukkig (straks wilden we ze nog zien, nu is onze mening 180 graden gedraaid) is die kans niet zo groot. Ripi is opgegroeid in een stam die in Taman Negara leeft en is al vijfentwintig jaar gids en heeft in al die jaren twee tijgers en twee zwarte panters gezien. Ik zei het al: we wandelen door en slapen in de achtertuin van de dieren. Hun achtertuin, niet de onze. Wij zijn te gast. Nog een belangrijke reden waarom je goed de pas erin moet houden: laat die roofdieren weten dat je hun territorium doorkruist, dat je weer van plan bent weg te gaan. Niet dat je hun territorium eigen wilt maken door jezelf te traag door de jungle te bewegen. En die tijgers en zwarte panters? Die hebben Ripi waarschijnlijk al honderden keren gezien. Zij zien jou, in plaats van wij hen. Zijn wij even blij dat die voetsporen van de zwarte panter onze enige ontmoeting met dat beest waren voor vandaag.

En die koningscobra? Die is-ie al vaker tegen het lijf gelopen. Ook zo’n monster bij wie je niet op de staart wil gaan staan. Word je gebeten? Dan blaas je over een halfuur je laatste adem uit. De jungle is geen lolletje. Geen spelletje van Tarzan & Jane of een scène uit Indiana Jones. De jungle is een continue strijd om leven en dood. “You feel weak. You feel fear. When you see them, you know it’s up to them. You’re not in control, they are. If they want to get you, they’ll get you. And there’s nothing you can do about it.”

Nou, laat dat vuurtje dan maar wakkeren vannacht. Zo lang de rook de grot blijft vullen, moeten de dieren wegblijven. Ripi’s favoriete kringverhaal passeert ook nog de revue. Het komt met schrikbarende regelmaat (een paar keer per jaar, vind ik veel gezien het geringe aantal toeristen dat deze tour doet) voor dat er iemand kwijtraakt. De strenge, duidelijke woorden van Ripi voorafgaand aan de tour beginnen vorm te krijgen. Als je niet fit bent, geen goede wandelconditie hebt: doe deze tour dan niet. Ik zei ook al dat je flink moet doorstappen. Het is in ieders belang dat je doorloopt om voor het donker bij die grot te arriveren. Eén gids loopt voorop en de rest moet bijblijven en het is dus niet zo dat er continu de neuzen geteld worden alsof je op schoolreisje naar Walibi World gaat. Afhaken is er simpelweg niet bij.

Er zijn toeristen die in Taman Negara een paar uur zoek zijn geweest. Er zijn mensen die na een dag of twee gevonden worden door de gidsen die een kleinschalig zoekplan opstellen, maar er zijn er ook geweest die langer door de jungle gedoold hebben. Ben je na vijf dagen nog niet gevonden omdat je de gevaren van de jungle onderschat hebt en er met je naïeve, stoere hoofd in je eentje op uit bent gegaan? Dan wordt er een grootschalige zoekmissie ingezet met toestanden als helikopters om je waarschijnlijk dode karkas ergens uit de jungle te vissen. Ja, er vinden ook toeristen de dood hier. Ripi heeft met vijf andere gidsen levenloze lichamen door de jungle getild, om ze terug te brengen naar de bewoonde wereld, in de weet dat de lucht des levens door die persoon nooit meer uitgeblazen zou worden. Toch is er ook een record en hoewel records meestal de competitiviteit in mij naar boven halen, sla ik het verbreken van dit record toch even over. Een meisje, een Amerikaanse als we het ons goed herinneren, is na negentien dagen levend terug gevonden. Negentien! Dat record laat ik aan me voorbijschieten. dat snap je wel. Van 75 naar 35 kilo, weliswaar, en vier maanden moeten revalideren in het ziekenhuis en alleen levend op rivierwater (want evenals de dieren, zijn er ook meer dan genoeg dodelijke planten te vinden in Taman Negara), maar ze heeft het overleefd. Als je denkt dat je in de jungle kan overleven, denk dan nog maar een keer na.

Tegen de verhalen van onze James Bond kunnen we niet opboksen. Next level storytelling, hier zo. Het is nog maar negen uur, maar de vermoeidheid is van onze gezichten af te lezen dus installeren we ons op onze yogamatjes om de rust van de nacht op te zoeken. Ik heb heel tactisch een plek aan de zijkant richting de ingang van de grot uitgekozen en buiten het feit dat zo’n yogamatje op de stenen vloer van een grot nou niet zo’n heel erg zacht slaapoppervlak biedt, schiet ook meer dan eens door m’n hoofd dat wanneer een tijger of zwarte panter de rook van ons vuur succesvol het hoofd biedt, ik de eerste ben die op het menu staat. Desondanks slapen we allemaal verrassend goed. Natuurlijk, het is een treinwrak van een nacht, maar de verwachting lag nog lager en aangezien Geertje en ik beide maar drie keer wakker worden terwijl de grond zo hard en oneven is als… de vloer van een grot, is klagen wel het laatste waar we aan denken als we ’s ochtends opstaan.

Dag twee van de trekking

We ruimen op, pakken in (van de drie flessen water zit er bij mij nog een en bij Geertje nog anderhalve vol) en zetten koers terug. De zestien kilometer die we gisteren aflegden hadden minder obstakels dan vandaag, maar vandaag hoeven we maar negen kilometers te trotseren. De focus van de wandeling is wel gedraaid: waar we gisteren nog de rangers in onszelf naar boven haalden, overtuigd van het spotten van tijgers, koningscobra’s en zwarte panters, kijken we nu om ons heen in de hoop dat we ze níét zien. Na een halfuur vinden we wel de pootafdrukken van een tijger, maar Ripi ruikt (ja, serieus, hij ruikt die beesten) ze niet. Wellicht dat er eentje ergens om ons heen cirkelt, oordelend of we snel genoeg hun territorium uitgaan, maar daar denken we niet te veel over na. Gewoon doorlopen dus.

Een olifant of een hoop apen dan? Nee, ook niet. Met wildlife spotten hebben we dus enerzijds geluk, maar anderzijds ook een beetje pech. Maar dat deert niet. In de rest van Azië hebben we al genoeg dieren gezien, dus het kan niet altijd feest zijn. Wanneer we bij de rivier komen, lunchen we en hebben we een echte douche en dan voelt het alsof God over je heen pist. Echt, wat is zo’n douche lekker als iedere vierkante millimeter van je lichaam met zweet, modder en insecten bedekt is.

We bezoeken ook nog een stam in de jungle, maar dat is maar een formaliteitje, want Ripi wenkt ons na een kwartier alweer wanneer we alleen maar wat rondgelopen hebben en hebben geleerd om met een blaaspijp te schieten. Die stammen in de jungle, waar Ripi’s wieg dus ook ligt, gebruiken die blaaspijpen om op vogels, eekhoorns en apen te jagen. Dieronvriendelijk? Nee, want die stammen zijn een onderdeel van het ecosysteem dat Taman Negara is. En zij moeten ook eten.

Goodbye, Taman Negara

Moe maar voldaan ploffen we op bed, nadat we de avond met Kaj en Maud nog even hebben afgesloten. Een dag later vertrekt onze bus naar Kuala Lumpur, de Maleisische hoofdstad, een route die we samen met Maud afleggen. Wel is het afscheid niet alleen een afscheid van een ongelofelijk bijzondere ervaring, maar ook van twee fantastische mensen die we hebben mogen leren kennen. Vanaf Kuala Lumpur zet Maud koers naar George Town, terwijl we van Kaj eerder al afscheid nemen. Die gaat direct naar de Cameron Highlands. Ja, de vloek dat de leuke mensen die we ontmoeten structureel in tegengestelde richting lijken te reizen, blijft nog steeds voortduren. Of het is zo dat mensen ons ontmoeten en abrupt hun reisroute aanpassen om niet meer met ons mee te hoeven reizen. Dat sluiten we ook niet helemaal uit.

Taman Negara. Wát een plek. Wát een avontuur. De jungle maakt je nederig. De jungle dwingt respect af. Ken je dat teletubbyverhaal nog? Mensen die zeggen dat Dipsy hun favoriete teletubby is, zijn dezelfde mensen die zeggen dat ze zo een week in de jungle kunnen overleven. Dat kunnen ze niet. Wij, de huidige mens, kan dat niet. De jungle is niet onze tuin. Je moet er opgegroeid zijn, je moet iedere hoek van de jungle kennen, je moet de gevaren weten, je moet weten wat je wel en niet in je strot kan duwen. Wil je wel op eigen houtje overleven in de jungle? Licht van tevoren alvast je verzekeraar en je familie in, dan kunnen ze alvast een mooie crematie op touw gaan zetten. In Taman Negara zijn we meer dan ooit bezoekers geweest en dat doe je niet voor de lol. Dat doe je voor de ervaring.

Wat moet je wél doen?

  1. De tweedaagse tour. Ja, kom op, deze blog staat gewoon in het teken van die tweedaagse tour. Het is een van de absolute hoogtepunten van de reis, dus wat denk je zelf, dat ik 'm niet ga noemen? Weet wel waar je aan begint, want het is geen blokje om met je golden retriever, maar een flinke hike waar je diep uit het goeie vaatje moet tappen. En onthoud: je doet het voor de ervaring. Er zit wel een kleine 'maar' aan, maar dat lees je zo wel.
  2. De canopywalk. Geen zin in de tweedaagse? Er zijn nog genoeg andere tours waar we ons ligt niet op kunnen schijnen omdat we voor de overnight tour gekozen hebben, maar als je de tweedaagse niet doet, dan is zo'n wandelingetje over de canopy walk een goed alternatief. Je hebt ook nog een hike van één dag, een nachtwandeling en een boottocht. Er is zelfs een vierdaagse (niet in Nijmegen) hike, die we best hadden willen doen, maar het is een behoorlijke opgave om genoeg mensen te vinden die bereid zijn om met je mee te baggeren.

Wat moet je níét doen?

1. Lichtzinnig nadenken over de overnight tour. Jongens, hij is echt zwaar. Geloof me nou maar. Heb je een slechte wandelconditie? Geeft je weegschaal eigenlijk een paar kilo te veel aan? Wil je niet vies worden? Slaap je liever gewoon in een lekker bed? De overnight tour is geweldig en er zijn heel veel redenen om 'm te doen, maar ook evenzoveel redenen om 'm  niet te doen. Denk er niet te lichtzinnig over, maar bedenk goed of die tour er een is die je wilt doen of niet.

2. In je eentje Taman Negara in. Je bent niet in Attractiepark Slagharen. Er zijn nog steeds mensen met chronische zelfoverschatting naïef en dom genoeg om alleen Taman Negara in te huppelen en de weg kwijt te raken. Is het niet een tijger die je dood betekent, dan is het wel een giftige plant, de moedeloos makende eenzaamheid of de honger en de dorst. Alleen Taman Negara in staat gelijk aan het tekenen van je eigen doodsvonnis. Doe dat dus NIET.

3. Een rustdag inplannen. Plan die rustdag lekker in in Kuala Lumpur of in George Town, maar niet in Kuala Tahan. Kuala Tahan is als een sauna die 24/7 aanstaat en bovendien wil je op een rustdag genoeg faciliteiten om je heen hebben om de dag relaxt door te komen. Dat wordt in Kuala Tahan heel lastig, hebben we gemerkt, maar er zijn in Maleisië meer dan voldoende plekken die je een betere rustdag kunnen geven. Doe zo'n rustdag dan elders.

Reactie plaatsen

Reacties

opa en oma
2 jaar geleden

Mijn God, wat een tocht...ongelooflijk en supergevaarlijk! Stelletje waaghalzen zijn jullie...maar wel heel serieus voorbereid en gehandeld. En als je dan al die foto' bekijkt (die spreken al prachtig voor zich) dan is dit een onvergetelijke hike in de jungle. Je moet er niet aan denken dat er iets ernstigs gebeurt daar, dan kun je het wel schudden! Jullie zijn een bijzondere ervaring rijker...lieve groetjes van ons en ik denk tot in Singapore (figuurlijk) 🍀💪😘😘

Marianne
2 jaar geleden

Niks geen stevige wandeling in het bos in de hoop dat je wildlife spot! Afzien, nederig en klein zijn woorden die hier beter passen. Ik neem mijn petje af voor jullie en je medereizigers. Schitterende foto's! Geweldig dat er een ervaren gids bij jullie was en dat jullie zijn adviezen en waarschuwingen ter harte hebben genomen. Deze reis zullen jullie never nooit meer vergeten en dankzij het uitgebreide blog kunnen jullie het keer op keer opnieuw beleven. Jullie nazaten zullen nog smullen van de verhalen. Groetjes xxx

Marianne
2 jaar geleden

In navolging op de opmerking van Anita vorige keer: mijn reactie is ook pas de derde keer echt verstuurd. Twee keer een foutmelding...

Niels en Geertje
2 jaar geleden

Ja, dat is gek... Jouwweb (de tool die ons de website laat maken) geeft aan er niks aan te kunnen doen... Kopiëren voor het plaatsen dus, helaas geen andere optie! :(

Anita
2 jaar geleden

Ik loop achter....hellllupppp!!!
Maar nu ik de tijd kan nemen om dit geweldige verhaal kan lezen, ben ik blij dat ik er steeds weer voor ga zitten.
Prachtig!!! Al ben ik bang dat dit niet meer voor mij is weggelegd....of toch?

En weer een foutmelding....of nog steeds...