Wát een stad. Ik kan het me niet herinneren of dat ook in de eerste zin van de blogs van Bangkok en Hanoi geschreven is, maar je ontkomt er niet aan. Ik heb het al eerder gezegd: Hanoi is de hoofdstad, maar Ho Chi Minh City is met bijna tien miljoen inwoners de grootste stad van Vietnam. Als je nog nooit in zo’n stad geweest bent, kun je je niet voorstellen hoe immens dat is. Echt niet. Wij dachten dat drie maanden geleden ook al te kunnen, maar dat kunnen we eigenlijk nu pas. Meer dan zes keer de metropoolregio van Amsterdam. Zevenenvijftig keer zo groot als Nijmegen. 524 keer zo groot als Cuijk. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Nogmaals, wát een stad. En dat is zeker niet alleen positief. Deze blog is niet voor de zwakke maag. Zwakke magen kunnen sowieso niet lezen, maar mensen met een zwakke maag kunnen ‘m beter ook overslaan. De dagen die we in het voormalige Saigon doorbrengen zijn dagen met pieken, maar ook dagen met de diepste dalen.
We arriveren laat in Ho Chi Minh City, hebben honger en besluiten wat te gaan eten. De chaos van Zuidoost-Aziatische metropolen kennen we al en die is hier om tien uur ’s avonds nog vol gaande. New York City is niet de enige stad die naar deze bijnaam luistert, want ook Ho Chi Minh City zal zijn vinger in de lucht steken als je in een klaslokaal ‘the city that never sleeps’ noemt bij het afgaan van de presentielijst. Het orkest van claxons dat geproduceerd wordt door de talloze auto’s en meer dan twee miljoen motorische tweewielers vult de brede, met hoogbouw omringde straten. Net zoals een graffititekening van een bánh mì in plaats van een zebrapad geen enkel verschil in het verkeerswezen van Ho Chi Minh City zou betekenen, dienen ook prullenbakken louter als decoratie, want al na een kwartier lopen concluderen we dat Ho Chi Minh City met gemak de vieste stad van de drie (Hanoi en Bangkok dus, je ontkomt niet aan het constante vergelijken) is.
We belanden bij de Pizza Hut en delen daar een enorme kaasunit van de Amerikaanse fastfoodgigant, want dit is de eerste plek die we hygiënisch genoeg achten om iets tot ons te nemen. Als we terug naar ons hotel lopen, rent de ene na de andere rat voor onze neus door, midden in de stad. Geen Vietnamees die een haan kraait naar de wegschietende virusverspreiders. Just another day in HCMC. Wat moet je daar van vinden? Kunnen we dit wegschuiven onder het kopje cultuur? Misschien wel. We weten wel dat we hier niet zo lang willen blijven, maar om te zien hoe zo ontzettend veel mensen zich dagelijks in een stad als deze weten te redden, is op zichzelf al heel fascinerend en al een reden om te genieten van de stad die ik vanaf nu gewoon als zijn voormalige naam Saigon zal omschrijven, zoals de lokale bevolking dat vandaag de dag ook nog steeds doet (en dat scheelt telkens drie woorden. Kan ik de blog weer wat langer maken).
Voedselvergiftiging
Dat ontdekken van de stad zou nog even duren, want rond vier uur ’s nachts op de eerste nacht begint alle ellende. Op de terugweg van de Pizza Hut, terwijl we ons heel goed realiseerden hoe vies Saigon is, juichte ik nog tegen Geertje over onze Griekse godenlichamen. In tweeënhalve maand alles gegeten. Van inktviskoppen en exotische vissen vers uit de rivier, tot Laotiaanse barbecues en de pittigste rijstmengsels met onbekende componenten. En niet ziek geworden. Wees voorzichtig wat je wenst, zegt men wel eens, en dat blijkt weer: die allereerste nacht kwam alles er weer uit, zo vloeibaar als het water waar vrouwen doorgaans mee beweren te voelen. Ik ga niet specificeren waaruit, want die informatie lijkt me vanzelfsprekend. Mijn eerste voedselvergiftiging is een feit en die koorts in Hanoi was nog maar een rustige yogaoefening in vergelijking met het vijf rondes durende MMA-gevecht tegen Brock Lesnar dat nu in het verschiet ligt.
Weten jullie nog van dat pak dat ik in Hoi An heb laten aanmeten? Ik weet dat ik van de hak op de tak spring nu, maar dit leidt allemaal ergens heen, dus heb geduld. Dat pak kostte niet veel, maar om het te verzenden naar Nederland en om het in het moederland ook weer op te halen, kost bij elkaar nog zo’n extra honderd euro. Een kleine week heb ik dat pak dus meegesjouwd met het idee om het in Saigon aan Guus en Sophie mee te geven. Ja, dat afscheid was een wassen neus, want daar zijn we dus snel op teruggekomen na het zien van de verzendkosten van mijn pak. De hereniging met Guus en Sophie op onze eerste dag in Saigon (hun laatste dag in Vietnam) levert ons dus tevens wat praktische en financiële winst op, maar voor mij houdt het daar dus ook bij op. Zo’n tachtig procent van de dag heb ik de binnenkant van mijn ogen proberen te bekijken. Geertje had gelukkig nergens last van en kon die dag, afgezien van buitengewoon goed voor mij zorgen door me van bananen, thee en andere gezondheidsverbeterende attributen, nog wel wat bijkletsen met Guus en Sophie op het dak van het hotel met het zwembad. Naast dat ze voor mij op pad ging om de juiste attributen te halen, heeft ze zelf ook nog even genoten van een lekkere ijskoffie.
Aan het eind van de middag word ik naïef genoeg om te denken dat ik me wat beter voelde. Van heimwee is nog allerminst sprake geweest, maar als je doodziek bent en dat van alle vijfenzeventig dagen dat je in Azië zo timet dat je precies in de aller vieste stad zo ziek bent, dan wil je gewoon het liefste thuis zijn, in je eigen zachte bed, met een kop kippenbouillon op je nachtkastje. Maar ik ben in Saigon en in plaats van Heel Holland Bakt op de achtergrond, hoor ik alleen maar het geluid van motoren en de bijbehorende claxons en als ik ook maar één stap buiten de kamer waag, vult mijn neusholte zich met de stank van een veel te grote, veel te dichtbevolkte stad. Op dat soort momenten klopt er toch wel een klein beetje heimwee aan de deur.
Heimwee laat je vreemde keuzes maken. Guus, Sophie en Geertje gaan naar de McDonald’s. De clou is al een beetje verklapt, want ik denk dat je je al kunt bedenken hoe dit verhaal verdergaat. Ik voel me al wat beter dan de eerste nacht. Toegegeven, dat is niet zo moeilijk, want alles wat erin zat, was er inmiddels alweer uit, maar ik ben nog verre van fit. Toch denk ik: McDoNaldS, dAt doEt mE deNKeN aAn tHUis! En bovendien, nu we Guus en Sophie nog één laatste keer zien, wil ik eigenlijk toch wel wat met ze doen. Kijk, vind ervan wat je wilt, want als je ziek bent is een Big Mac misschien wel het laatste wat je moet doen, maar toch wordt die keuze gemaakt. En ja hoor, later op de avond ben ik weer terug bij af en komt het gehele fastfoodassortiment er weer net zo uit als hoe het erin ging. Iedereen maakt fouten. Daarom zitten er gummetjes op potloden.
Het afscheid van Guus en Sophie is dus een beetje een rare, maar mijn pak is in elk geval naar Nederland en Geertje heeft gelukkig wel een prima middag bij het zwembad met ze gehad, maar de rustdag zoals we die voor ogen hadden in Da Lat, is er dus alleen voor Geertje van gekomen. Alhoewel, die maakte zich ook de hele dag zorgen, dus veel rust heeft ze ook niet gehad. Dat is ook weer lief, hé? Daarom zijn we verloofd! <3 <3 <3 (Ik heb genoeg gekotst, nu jullie nog.)
Dag Twee
De tweede dag verhuizen we van hotel. Onze kamer stinkt na twee dagen te veel naar een mislukt scheikundig experiment en heeft wel wat weg van een nucleaire testlocatie, dus achten we het verstandig om van My Friend Hotel (zo schoon mogelijk achtergelaten, wees niet bang) naar Aha Boutique te gaan. Een merkwaardig hotelletje, die Aha Boutique: gebouwd boven een kantoorpand zonder fysieke receptie en WhatsApp is de enige manier om van het bestaan van de receptioniste af te weten. De kamer die we krijgen is wel een stuk prettiger dan die van My Friend Hotel van eerder en dat ga ik nodig hebben, want na het verhuizen en een kort bezoek aan een koffietentje moet ik het bijltje erbij neergooien. De rest van de dag lig ik op de kamer.
Geertje gaat vandaag wél op pad. Dat is wel zo netjes, want het zou ook weer niet zo fair van me zijn om haar de hele dag in mijn ziektekiemen rond te laten zwemmen. Voor je het weet is zij aan de beurt. Daarnaast gaat het al weer wat beter met mij, waardoor ze nu wel met een gerust gevoel op pad kan. Voor ze op pad gaat, verzoekt de digitale receptioniste een betaling. Normaliter geef je cash aan de receptioniste, soms betaal je met de Credit Card. Niet in Aha Boutique: daar pak je een lift naar de zevende verdieping, open je de gesloten kamerdeur 701 en geef je het contante geld aan het vrouwtje zonder uniform dat daar zit in een kamer die buiten de enorme rommel niet te onderscheiden is van elke een andere hotelkamer. Zulke schimmige stappen zet je normaal gesproken alleen als je op het punt staat een drugsdeal te voltooien, maar dus ook als je twee overnachtingen wilt afrekenen in Saigon.
Die middag wilde Geertje een Grabmotor bestellen. Nog niet gedaan, omdat we doorgaans met z’n tweeën zijn, maar dat is dus een taxi waarbij je achter op de motor plaatsneemt, maar daar heeft ze van afgezien. Het verkeer in Saigon is ongelofelijk. Echt, ongelofelijk. We gaan weer vergelijken, maar gooi Bangkok en Hanoi bij elkaar en je bent nog niet bij de chaos die zich hier afspeelt. Oversteken is een spelletje Russisch Roulette. Wat doe je dan? Je moet gewoon gaan en hopen dat je niet door een motor naar Adam en Eva wordt gereden. Kijk, met de chaos die zich hier afspeelt op de straten, kun je simpelweg niet hard rijden en dat is het voordeel. Ik denk dat er doorgaans niet harder dan 30 km/u gereden wordt in de stad en als je oversteekt, doe je dat dus langzaam terwijl je ervan uitgaat dat motoren zich om je heen manoeuvreren. En dat gebeurt ook: het verkeer is er zo op ingesteld dat er mensen over straat lopen, dat je eigenlijk ieder punt van iedere weg kan gebruiken om in een langzaam, gelijkmatig tempo het verkeer op een straat te doorkruisen. De eerste keer dat je het doet, verwijt je jezelf levensmoe te zijn, maar het oversteken wordt geleidelijk makkelijker en makkelijker. Waarom dan geen Grabmotor? Nou, gemiddeld elf verkeersdoden PER DAG. Nogmaals wát een stad.
Met de benenwagen door deze smerige metropool, dacht Geertje en na uiteraard een paar keer bijna van de sokken gejaagd te worden, is ze verder dan een middagje kijken-kijken-niet-kopen niet gekomen. Achteraf had dat natuurlijk wel gemogen; als er één ziek op bed ligt, verlaat er haast geen stuiver de veiligheid van de portemonnee. Geertje had een middagje vol guilty pleasures die ik hier schaamteloos met jullie ga delen: in een winkelcentrum bezocht ze een parfumerie, een kerstwinkel en (haar persoonlijke favoriet) een ICT-winkel, want als Geertje iets in het dagelijks leven leuk vindt, is het een winkel met technische snufjes inlopen. Als ik Geertje op haar verjaardag meeneem naar een MediaMarkt en zeg dat ze een uur mag rondlopen (zelfs zonder iets te kopen), dan is ze de koning te rijk en kan haar dag niet meer stuk. Haar dag sluit ze af bij Café Appartments: een groot appartementencomplex met in elk appartement een koffiecafeetje. Om haar eigen hoogtevrees nog maar eens goed op de proef te stellen.
dag drie
Een dag later gaat het met mij langzaamaan beter en na goed uitgeslapen te hebben, besluit ook ik de hort op te gaan. Niet te veel, niet te snel, maar alles in gestaag tempo, als een bejaarde hond die je bij 40 graden in augustus uit moet laten. Na de verplaatsing naar Aha Boutique zitten we in een prettiger stuk Saigon. Waar we na de eerste avond eigenlijk zo snel mogelijk weg wilden, beginnen we nu de charme van de stad te zien en hoewel het nog steeds met gemak de meest chaotische stad is en we daar in principe niet heel erg van houden, zijn we de stad toch wat beter gaan waarderen. De middagplanning is dus niet zo’n heel gekke, maar wel een leuke. We gaan namelijk naar de bioscoop. Wanneer we ons kaartje voor The Marvels hebben gekocht, hopen we dat ze in Vietnam niet zo’n tenenkrommende voice-overs maken zoals onze oosterburen dat maar al te graag doen en als we plaatsnemen in de heerlijk zachte stoelen, komen we gelukkig tot de conclusie dat dat niet zo is. Wat we niet goed kunnen inschatten, is de populariteit van het witte doek in Vietnam. Bij binnenkomst is de complete bioscoophal leeg en zodra de film begint, is het totaal aantal bezoekers niet hoger dan vier gekomen. Maar ja, wel weer lol gehad.
We gaan door naar de Tan Dinh Church. Ik zei het in de blog van Hanoi al: een gedeelte van de Vietnamese bevolking is christelijk. Dat betekent dus dat er kerken zijn, zo ook in Ho Chi Minh City. Of Saigon, zou ik voortaan zeggen. Tan Dinh Church is van buiten een prachtige kerk en zou in een aflevering van My Little Pony geen scheve schaats rijden. Het bouwwerk is namelijk zo roze als de binnenkant van een… stuk kip dat niet goed gaar is en bij de aanblik ervan krijg je al meteen het gevoel dat je kinderliedjes wil zingen en regenbogen met eenhoorns wil tekenen. Weet je, ik denk gewoon dat dit de plek is waar My-Little-Ponyhooligans bij elkaar komen en allemaal met meervoudige onderbouwing aangeven welk paard hun favoriet is en als twee mensen er dan niet uitkomen, gaan ze met elkaar op de vuist terwijl de rest symfonisch de titelsong van My Little Pony neuriet. We komen er niet achter of dat daadwerkelijk gebeurt; er is wel degelijk een mis gaande, maar dat is ook de reden dat we niet naar binnen kunnen. Dat zou ook wel gek zijn natuurlijk: zit je in zondagse kleren bij de ochtendmis in Barneveld, staat er een meute Japanners met camera’s naast je foto’s te maken. Die keuze kunnen we dus wel begrijpen, dus we gaan maar eten bij een heerlijke saladebar waar Geertje een dag eerder ook al heeft gezeten en lopen we vroeg naar huis. In een parkje lopen we nog een Vietnamees tegen het lijf waar ik een potje badmintonvoetbal mee speel. Ja, echt, een uit de kluiten gewassen shuttle wordt door twee teams aan weerszijden van een net gebruikt om voetvolley mee te spelen. Dé sport van Saigon, zo blijkt. We sluiten de dag dus op tijd af, want één dag later staan de Cu Chi Tunnels op het menu. Dé reden voor ons om naar de grootste stad van Vietnam te gaan en daar sluit ik de blog dus ook mee af. Er komen geen do’s en don’ts in deze blog, want de vierde dag verdient een eigen pagina.
Reactie plaatsen
Reacties
Ik HOU van Saigon! (Voor een paar dagen). Ongelooflijk wat een bewegingen aldaar. Die andere naam is door communisten bedacht. Ben ik niet van. 😁
Oversteken is als skiën. Mensen om je heen letten op jou. En dan gaat het als een gesmeerde olie. Ik heb weleens tijdens spitsuur op een terras gezeten. En gefascineerd gekeken naar het verkeer.
Ben heel benieuwd naar Cu chi. En fijn dat je opgeknapt bent!
Leuk maatjes!!!
Arme Niels, je eerste voedselvergiftiging. Ik hoop de laatste voor je!
Jullie blog is er niet minder om geworden. Wat een goede schrijver ben je toch.
Wel heb ik even zitten gniffelen om je heimwee. "Liefst wil je dan thuis zijn, in je eigen bed liggen..." Haha, welk huis, gniffelde ik, maar dat is gemeen he Niels, dat kan echt niet.
Terecht dat je heimwee hebt gehad. Maar je hebt natuurlijk Geertje en die is heel zorgzaam, tenminste over het algemeen :)
Maar gatver, ik denk niet dat ik Saigon zou willen zien, brrrrr...met die ratten.
Tot de volgende!
-X-