De allerlaatste blog. Toch wel een beetje gek, hé? Dat vinden wij ook, ook al zitten we alweer ruim twee maanden naar grijze wolken en bijna constante regenbuien te kijken. Na zeven en een halve maand is het zover. Met heel veel plezier heb ik intussen zo’n zeventig blogs geschreven en heeft Geertje met net zo veel plezier kritisch naar de foto’s gekeken die al dan niet online mochten verschijnen. Die blogs doen we voornamelijk voor onszelf, als blijvende herinneringen aan deze reis, en daarom heeft het ons heel erg verbaasd dat er nog zoveel mensen zijn geweest (zo bleek na terugkomst) die keurig de blogs hebben bijgehouden. Ik ben de eerste die je zal vertellen dat dat niet zo’n heel gemakkelijke taak is, dus dat heeft ons enorm verrast. In positieve zin, uiteraard. Dus ook aan jullie, onze lieve, trouwe lezertjes, maar ook aan de globale gluurders: bedankt, ook voor de leuke reacties!
Steppen door de stad
Goed, voordat het allemaal te slijmerig of te zoetsappig wordt, ga ik maar gauw terug naar de orde van de dag en die orde van de dag is Perth, de hoofdstad van het West-Australische Perth. Op die op één na laatste dag met Sjoerd hebben we dus Heirisson Island met onze gratie bekleed en zijn we ’s avonds met de step dat bruisende financiële district van Perth ingegaan en dat kenmerkende ‘dorpsgevoel’ van Perth (ja, een stad ongeveer twee keer zo groot als Amsterdam voelt soms aan als een groot dorp) maakt hier plaats voor een echt stadsgevoel. Alles in dat financiële district van Perth ademt de air van een stad. En och, wat is het na zo’n lange tijd in de wildernis, stiekem toch heerlijk om in een bruisend centrum vol betonreuzen rond te dwalen.
Waar kunnen we in dat centrum dan beter zitten dan bij het Belgische biercafé? Ik weet het, het einde nadert en om dan voor iets te kiezen dat op cultureel vlak zo dichtbij huis lijkt, is misschien niet het eerste wat in je opkomt, maar de afgelopen tijd hebben we ontzettend genoten van de Australische speciaalbieren. Geef ons eens ongelijk: als enorm speciaalbierliefhebber heb ik in vijf en een halve maand in Azië al genoeg op mijn tong moeten bijten aangezien speciaalbier daar een niet bestaand fenomeen is en we (ja, ook Geertje) maar wat blij zijn dat we hier ons hart op kunnen halen als het om speciaalbieren gaat. Als we dan ook nog lucht krijgen van een speciaalbiercafé (tip van onze Greg, weten jullie nog, die ene man die een potentiële koper was?) waar klassiekers als Tripel Karmeliet, Leffe Donker en Brugse Zot op de menukaart staan, dan is er geen masterdiploma biomedische wetenschappen voor nodig om de inschatting te maken dat wij vanavond aanschuiven aan een tafeltje van het Belgian Beer Cafe.
We vermaken ons er kostelijk. Het stadse leven is weer intrigerend na zo’n lange tijd en de verscheidenheid aan bieren verdient een pluim. We vermaken ons dus allerbest. Gezopen wordt er niet, gedronken en genoten wordt er wel. Een stock kaarten wordt weer tevoorschijn getoverd en we spelen een paar potjes, maar niet zonder onderbroken te worden door een Australische ex-crimineel. Huh? Wat? Ex-crimineel? Ja, dat klinkt abrupt en dat is het ook. Een veel te alert mannetje met de motoriek van een ADHD’er na veertien red bull komt op ons af gemarcheerd en veinst interesse in het kaartspelletje dat we spelen, maar voor we goed en wel uitgelegd hebben wat we precies spelen, voelt de druktemaker zich genoodzaakt om een anekdote uit de doeken te doen over een spel dat hij ooit geleerd heeft in de gevangenis (het woord 'prison' moet zo’n zeven keer benoemd worden), om telkens weer te gaan benadrukken dat hij z’n leven heeft gebeterd en we nu niet bang voor ‘m hoeven te zijn omdat God en de heilige geest de zeggenschap over z’n ziel hebben. Op een gegeven moment vindt de bekeerde christen het ook welletjes geweest en springt hij net als de kangoeroes van Heirisson Island weg en verdwijnt hij uit ons zicht. Ik denk dat ik je niet hoef uit te leggen waarom die situatie uiterst merkwaardig en willekeurig was.
Laat maken we het niet. Het Belgian Beer Cafe is de moeite waard en het was er enorm gezellig, maar de wekker gaat op onze laatste dag vroeg. Niet gek ook: we hebben nog één dag met z’n drieën aan de andere kant van de wereld en dan moet je wel heel gestoord zijn om die niet ten volste te benutten. Vandaag bezoeken we Rottnest Island, een eiland in de Indische Oceaan voor de kust van Perth en misschien wel de bekendste plek van heel Perth. Iedere inwoner van de stad die we tot nu toe naar Rottnest Island hebben gevraagd, geeft steevast als antwoord dat we niet in Perth zijn geweest als we Rottnest Island niet hebben bezocht. Rottnest Island is de uitvalsbasis voor een weekendje ertussenuit voor de Perthenaar. Rottnest Island is dus toeristisch, maar voornamelijk voor de gewone man uit Perth en omstreken.
Rottnest Island
Rottnest Island is naast toeristisch, ook bijzonder. Waarom? Het is de allerlaatste plek waar de schattige, illustere quokka nog in het wild voorkomt. Wat dat precies voor beest is, gaan we later zien (sterker nog: dat ondervinden we aan den lijve), want eerst is het zaak om daar überhaupt te komen en dat valt nog niet mee. Sjoerd heeft kaartjes voor de overtocht besteld om 9.00. Iets eerder (om 7.45) staat onze Uber, die Geertje besteld heeft, bij het hotel klaar om ons naar de haven van Fremantle aan de kust te brengen. Halfuurtje rijden, tijd genoeg om die ferry te halen. Toch? Gelukkig hebben we die gedachtegang, want geen seconde lijkt het in het hoofd van de taxichauffeur op te komen dat wij naar Rottnest Island willen, want we stappen uit op ongeveer een halfuur lopen van het punt vanwaar de boten vertrekken, maar dat ontdekken we pas zodra de taxi er alweer vandoor is gegaan en dan blijkt het toch wel prettig te zijn dat we die taxi zo vroeg besteld hebben. Na een halfuurtje flink doorstappen zitten we op tijd op de ferry die ons in alles herinneringen geeft aan boten die ons naar Koh Tao, Koh Samui en Langkawi brachten. Ach, Zuidoost-Azië was ook geweldig, dus zo’n nostalgische ferry is niet iets waar je ons over zult horen klagen.
En dan arriveren we op Rottnest Island en man, wat loopt dit eiland over van het toerisme. Geen backpackers, geen voorkruipende Indiërs, geen hooghartige, mopperende Russen, geen luidruchtige Britten, geen klagende, zeurende Nederlanders. Nee, geen van allen. Ik denk dat zo’n 80% van het publiek op Rottnest Island bestaat uit Australische gezinnen, Australische pensionado’s en Australische vriendengroepen van middelbare leeftijd. Het toeristische dorpje waar we in belanden na het aanmeren vertelt genoeg: we zijn in Center Parcs Australië terechtgekomen.
Ja, dat klinkt een beetje neerbuigend, maar dat is het niet. Bijna niets is de afgelopen maanden overtoeristisch geweest dus het is niet de zoveelste keer en het eiland is groot genoeg (denken we) om de meute een beetje te ontlopen. We zijn hier maar één dag (meer tijd hebben we niet, maar zouden we volgens locals wel moet hebben) en besluiten dus een fiets te huren en op pad te gaan. Een immense schuur vol fietsen die vrij efficiënt als een massafabriek fietsen aan toeristen verhuurt, biedt plaats aan een geduldige rij toeristen die één voor één keurig naar een fiets gewezen worden. Sjoerd en ik halen er nog een snorkelsetje bij, maar voor Geertje (daar komt het oor weer om de hoek kijken) is dat geen goed plan. Helm op, steenhard zadel in een ongemakkelijke positie in het kruis en gaan met die banaan!
Bathurst Lighthouse
Rottnest Island is van top tot teen ingericht voor één ding: toerisme en niets anders dan toerisme. We kwamen aan land in het oosten van Rottnest Island en het stikt er van de restaurantjes, bungalows, speeltuintjes en vakantiehuisjes. Qua fietsen is het op de straten net Amsterdam want als je op Rottnest Island geen fiets huurt, hoor je niet bij de club. Groot en klein, jong en oud (wel elektrisch in dat laatste geval): iedereen trapt hier op een tweewieler. Als we een ontbijt soldaat gemaakt hebben, wat inkopen doen en wat koffie drinken (behalve Geertje, want die wordt vergeten), besluiten we tegen de klok in een rondje van ongeveer vijfentwintig kilometer rond het eiland te fietsen. Allereerst bezoeken we Bathurst Lighthouse. Prima opwarmertje: mooie vuurtoren, mooi uitzicht, maar nog niets baanbrekends. Maar dat baanbrekende gaat nog op ons pad komen.
Bathurst Lighthouse bevindt zich echt nog in Center-Parks-territorium. Links en rechts rennende, gillende en spelende kinderen die net zo goed om zich heen kijken als een groep blinden en de omgeving bestaat nog steeds uit vakantiehuisjes en -bungalows die samen een toeristisch dorpje vormen. Zodra we het dorp dreigen uit te fietsen, zien we daar voor het eerst de reden waarom dit eiland zo beroemd is: een quokka! De fameuze quokka: uiterst zeldzaam op het wereldtoneel der dieren, want het beest komt maar op één plek ter wereld in het wild voor en dat is precies hier, het eiland waar wij vandaag een rondje op rijden. Waar quokka’s op de hele wereld niet zo veel voorkomen, heb je er wel een heleboel van hier op Rottnest Island en je moet eigenlijk pech hebben wil je op een dagje Rottnest Island het ‘dier dat altijd lacht’ niet tegenkomen. Ja, quokka’s: de populariteit spreekt voor zich: een totaal niet schuwe miniwallaby die dezelfde karakteristieke, iconische, domme maar toch indrukwekkende sprongen maakt als zijn kangoeroeneven van het vasteland. Maar even serieus: KIJK EENS NAAR DIE FOTO’S! Opeens snap ik al die vrouwen van eind twintig die compleet weg zwijmelen en plots mammiaans gaan praten als er een pasgeboren baby met kinderwagen een volle ruimte ingereden wordt. Dat effect heeft die quokka een beetje op ons. Zo’n beest wil je toch in je rugzak doen en ermee wegrennen? Dat doen we maar niet, maar ik sluit niet uit dat we aan het einde van de dag een nieuw lievelingsdier hebben.
Longreach Bay
Even later krijgen we van een oud koppeltje te horen dat we als de wiedeweerga naar Longreach Bay moeten, omdat er zojuist een enorme pijlstaartrog gespot is aan het strand. Puffend en hijgend trotseren we met onze stalen rossen een paar heuvels en zwetend (het is naast heuvelachtig ook nog heet) komen we bij een leuk strandje aan dat vol ligt met aangemeerde hobbyboten, maar van een grote pijlstaartrog is geen sprake. We struinen wat rond en ineens doemt daar in de verte een zwarte vlek op in het water. Een pijlstaartrog! En nog een verrekte joekel ook! In een vreemd, ongemakkelijk tempo dat tussen wandelen en een verkapte looppas inzit, snellen we ons naar die zwarte vlek, maar we blijken niet de enige te zijn die die pijlstaartrog in het vizier gekregen hebben, want een groep van tien kinderen rent schreeuwend, wijzend en gillend voor ons uit en het blijkt qua roggen niet onze geluksvakantie te zijn (*uch* Hamelin Bay *uch*), want het luidruchtigste lid van die infantiele bende rent het water in met zijn duikbril op en zwemt achter die rog aan en die rog is natuurlijk ook niet van gisteren en naait ‘m eruit. Wel een rog gezien, geen foto weten te schieten.
De weg naar Cape Vlamingh, de westkust van Rottnest Island, is bij vlagen een pittige. Hoge heuvels, warme zon en geen fiets van Batavus- of Gazellekwaliteit. Hoewel de kaarten niet in ons voordeel geschud lijken, heeft heel fietsend Rottnest Island daar natuurlijk last van en als puntje bij paaltje komt, blijken we wel echte Nederlanders: geen toerist die ons op de fiets bij weet te benen op de weg naar de andere kant van het eiland. Alhoewel, totdat we een grof gebouwde, bebrilde jongeman van achteren tegen het lijf fietsen. Er lijkt bij niemand een vuiltje aan de lucht te zijn, totdat we de jongen met de bril op een inhaalactie trakteren. “Who do you think you are!” roept de jongeman pardoes en hij begint te trappen op zijn pedalen en ontbindt hij de duivels alsof er twintig miljoen goudstukken achter de heuvels op ‘m wachten. Met een demarrage van jewelste verdwijnt het joch aan de horizon. Van een lange adem bleek geen sprake: “Okay, okay, you’ve got me, you’ve got me,” puft hij twee minuten later hijgend als blijkt dat zijn conditie niet van het hoogste niveau is en het zweet hem zo doorweekt gemaakt heeft dat het lijkt alsof hij rechtstreeks uit de sauna komt en zijn hoofd nog roder is dan die kale klets van Sjoerd na twee minuutjes zonder zonnebrand in de Australische zon. Tja, onderdruk dan maar eens een glimlach.
Verder is die route wel een hele mooie, want Rottnest Island is behoorlijk gevarieerd. We fietsen over kale heuvels en door droge bossen, maar ook langs kustlijnen en meren met vogels die zichzelf de identiteit van flamingo toebedelen. Tja, het is 2024 hé. Oordeel zelf.
Cape Vlamingh
Cape Vlamingh is het meest westelijke puntje van het eiland, wat ook wil zeggen dat we de helft van de fietstocht al gehad hebben. Cape Vlamingh is een typische West-Australische kustlijn: kaal, weinig (eigenlijk geen) bomen en rotsen. De zee is echter wat minder ruig. Dat komt doordat we in de Indische Oceaan zitten en niet meer in die lompe Grote Australische Bocht. Waarom dat zo is hoef je niet te weten; neem dat maar gewoon van ons aan. Wat Cape Vlamingh nog meer bijzonder maakt (nee, geen Belgische wafels), is het feit dat hier naar verluid veel zeeleeuwen zouden moeten zitten. Onze wildedierenscepsis begint weer naar boven te komen, maar als we op het uitkijkpunt met verrekijkers staan, schrikken we ons een hoedje. Er zitten zeeleeuwen! De foto’s zijn niet de beste, want de rots waar deze prachtige kolossen op liggen te zonnebaden is ver weg, maar we weten er een stuk of zes te ontwaren. Wilde dieren; wat zijn ze toch magisch.
Porpoise Bay
Onze laatste stop van vandaag is Porpoise Bay, een strand aan de zuidkust van het eiland. We hebben niet voor niets die snorkelset meegenomen, want Sjoerd en ik zijn van plan om die bij dat laatste strandje te gaan gebruiken. Ondanks dat het wat tegenviel in Busselton tijdens het snorkelen, gaat Sjoerdje toch weer aan het dobberen. Porpoise Bay, waar we de tweede quokka tegen het lijf lopen, blijkt een leuke snorkelplek te zijn. Er is geen koraal te vinden, dus ik verwachtte eigenlijk niks, maar zodra we wat verder het water in zijn, blijkt dat hier verrassend veel vissen zich aan het zeewier tegoed doen. Onverwachts? Ja. Maakt dat uit? Zeker niet!
Op het strand nuttigen we met z’n drieën ook nog wat biertjes die we al de hele dag meezeulen over het eiland in onze rugzakken. Je kunt je voorstellen dat die biertjes niet meer ’s werelds koudste zijn na een hele dag fietsen, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ze eigenlijk nog best prima smaken. Het strand lijkt helemaal leeg te zijn en ruime tijd brengen we met z’n drieën door, totdat we opeens vergezeld worden door een onverwachte gast: een quokka! Ik kan me wel voorstellen waarom deze kangoeroesoort het nergens heeft volgehouden en alleen nog maar op dit eiland voorkomt. Van gêne of verlegenheid hebben de beesten nog nooit gehoord want alles wat we bij ons hebben vindt het beestje interessant. De handdoeken? Lekker zacht. Biertje? Ook wel lekker! Een kwartier lang zitten we met z’n drieën in een soort van vreemde verstandsverbijstering te kijken hoe die wilde, opeens verschenen quokka alles wat we bij ons hebben tot z’n hyperfocus heeft gepromoveerd. Sjoerd heeft het niet zo op die quokka en haast zich weg. Geertje lacht 'm uit, maar is even later ook als de bliksem verdwenen. Wel een leuk en enerverend kwartiertje, dat wel. Bedankt daarvoor, meneer de quokka.
Terug naar Fremantle
Als we Porpoise Bay verlaten, realiseren we ons dat we wat tijdnood hebben. Om vier uur vertrekt de ferry weer terug naar het vasteland en zijn we weer in Perth, maar het is nu half vier. Hoewel het nog maar een kleine vier kilometer fietsen is, moeten we ook nog naar de boot lopen en de fietsen, helmen en de snorkelset inleveren. Gelukkig blijken we verse jus in de benen te hebben en zoals we eigenlijk al de hele dag doen, fietsen we het ganse Rottnest Island het snot voor de ogen en zijn we keurig op tijd bij de boot die ons terug naar Perth brengt.
We nemen van de haven van Fremantle de trein terug naar ons hotel om ons op te frissen, drinken een paar biertjes bij die Singaporese barvrouw (nu slepen we die prijzen die ik in de vorige blog benoemde met die Coopers-krasloten in de wacht). We trekken weer het centrum in om nog één laatste keer met z’n drieën te uiteten en we komen warempel terecht in Leederville. Weet je nog? Vast niet, want da’s echt al heel lang geleden. Dat is dat uitgaansgedeelte van Perth waar we ook waren beland na ons bezoek aan het Optus Stadium twee maanden geleden. Een verschilletje: het is nu geen weekend en hoewel het er gezellig is, is het hier lang niet zo druk als de vorige keer. Da’s positief, trouwens.
We steppen terug naar ons hotel, maar we vinden nog een leuke Amerikaanse whiskeykroeg waar we de avond afsluiten. Lang blijven we het niet, want onze wieleretappe op Rottnest Island heeft z’n tol geëist en we weten per slot van rekening ook dat het afscheid van morgen maar voor korte duur gaat zijn, dus voor het maandenlange afscheid waarvan we vooraf gedacht hadden dat we dat nu zouden hebben, hoeven we ook niet flink door te zakken. We steppen terug, zijn getuige van een veelvoud aan dronken Aboriginals (dat is echt een bijzonder fenomeen waar we de volgende ronde in Australië meer over te weten zouden willen komen) die mensen (ook ons) lastig vallen en gaan op tijd naar bed. De vermoeidheid zorgt ervoor dat het een kwestie van seconden is voordat we alle drie in dromenland zijn.
(Een kort) afscheid
En dan is het zover. Sjoerd is met z’n huurauto naar het vliegveld om z’n vlucht naar Melbourne te halen en wij zijn weer met z’n tweetjes. Zoals de laatste tijd al vaker het geval is geweest, hakt de realiteit erin wanneer we op elkaar zijn aangewezen. De verkoop van Binky is weer tot prioriteit nummer één verworden, dus daar gaan we maar mee bezig. De goden blijken ons, als het om de randzaken gaat, in elk geval al gunstig gezind. Redder in nood James gaat vier dagen met vrienden naar Rottnest Island (ik zei het al; hét toevluchtsoord voor de Perthenaren) en de kamers die hij normaal gesproken verhuurt, heeft hij geblokt, maar aan ons wil hij wel onderdak bieden. Over kosten hoeven we ons geen zorgen te maken volgens James: dat mag later. Geeft voor ons weer ruimte en dat geeft een hele hoop minder stress.
Binky verkopen
De prijs hebben we verlaagd, maar dat heeft nog niet in heel veel effect geresulteerd. Er zijn weliswaar wat nieuwe gegadigden voor onze campervan en de eerste die een kijkje wil komen nemen, is de Nederlandse Geert die al een tijdje in Perth zit. Toch hebben we in Geert wel vertrouwen. Sterker nog, hij is zo enthousiast dat hij zonder te kijken het rekeningnummer al vraagt en de betaling al klaar heeft staan. In de middag hebben we nog een Belgisch backpackerskoppel dat op de koffie komt en met Binky gaat daten, maar die afspraak kan gecanceld worden als Geert Binky meeneemt. Zo gezegd, zo gedaan, toch? Nou, van Melville rijden we zo’n drie kwartier naar de suburb Woodvale (Perth North of the River) waar Geert op ons wacht en wat blijkt? Geen daden, maar woorden! Geert wil ‘m toch niet overnemen (voor een sterk gereduceerd bedrag, maar 'dan zou het geld wel direct op onze rekening hebben gestaan') vanwege de roest, de temperatuur en het oude interieur. Goede reden (want wie koopt er, naast Sjonnie en Anita twee maanden geleden in Joondalup, nou een campervan voor er überhaupt naar gekeken te hebben?), in principe, maar niet na het doen van een valse belofte en het sterk reduceren van de prijs, terwijl je al lang van Binky's gebreken weet! Weet je wat? We gunnen Geert Binky ook wel helemaal niet en enigszins geïrriteerd gaan we ervandoor.
De problemen met de motortemperatuur blijven alsmaar door ons hoofd spoken. Het toeval wil dat er in de buurt van Woodvale een Mercedesgarage te vinden is en we besluiten om een monteur een kijkje te laten nemen. Eenmaal op de plek van bestemming volgt er slecht nieuws. Binky kan pas over meer dan een maand terecht voor een afspraak en daar kunnen we onmogelijk op wachten. Iedere dag dat we hier zitten, wordt het bedrag op onze bankrekening lager en lager en lager. We besluiten dus maar de gok te nemen en bij iedere potentiële koper te doen alsof we van niets weten. De campervan kopen wil de vriendelijke monteur ook niet, maar wel weet hij een adresje dat tweedehands auto’s koopt. Weet je wat? Voor we onze afspraak met de Belgische Wout en Emma hebben, kunnen we net zo makkelijk even naar We Want Your Wheels, die tweedehands autozaak. Via-via kom je, zeker op reis, vaak op de beste plekken en bovendien hebben we dan in elk geval iets achter de hand als de verkoop nog lang gaat duren.
Het regent intussen als nooit tevoren. Hoewel de Perthenaren hier dolblij mee zijn (sinds oktober geen druppel meer gezien), reflecteert de grijze lucht en de onheilspellende donder ons humeur wel tot in perfectie. We naderen het punt dat letterlijk al ons geld in de campervan zit (waar we niks aan hebben als niemand het vervloekte ding wil overnemen) en intussen is dat motortemperatuurprobleem er één die we niet gaan kunnen oplossen. Binky moet liever vandaag dan morgen nog weg, maar we realiseren ons dat dat een utopie is. Als we onze proteïnereep als lunch (in de aanbieding bij een tankstation), achter in Binky opeten tijdens onze lunchpauze, wordt ons humeur alleen maar erger: er zit een lekkage in Binky. Niet eentje. Ook geen twee. Maar liefst drie lekkages. De moed zakt tot in de neuzen van de schoenen. We zitten er zo doorheen, dat we het écht even niet meer weten. Daarnaast willen we onze familie natuurlijk allemaal ook verrassen bij thuiskomst, maar op zulke momenten wil je het thuisfront eigenlijk toch wel heel graag inlichten. We stropen onze mouwen weer op en knallen er weer tegenaan en zetten koers naar die tweedehands autozaak. We Want Your Wheels? “These selfmade campervans are oddly specific”, was de reactie van de vriendelijke meneer die ons bij de cardealer te woord stond. Helaas bleek dat tevens de reden te zijn om Binky niet van ons over te nemen. De moed zakt ons tot in de neuzen van de schoenen.
Het is intussen nog net geen hoogwater achterin Binky, dus als we nu iemand naar Binky laten kijken, dan gooien we onze eigen ruiten in. Dat is een beetje alsof je een tinderdate hebt om 9.00 ’s ochtends terwijl je tot 6 uur in de discotheek hebt gehangen en je adem nog ruikt naar shotjes Tequila en een iets te sterk Bacootje, terwijl je je nog niet gedoucht hebt. Kansloos. Wout en Emma worden met een bijzonder slappe smoes afgezegd en naar een dag later geplaatst en we keren terug naar James’ huis in Melville om onze wonden te likken. Precies wanneer we de conclusie trekken dat we Binky met de problemen die hij heeft niet verkocht krijgen en we het erover eens zijn dat we de prijs nog een stuk verder gaan verlagen, krijgen we bericht van Fay en Robin. Bekenden? Ja, voor ons wel, want aanvankelijk zou dit koppel uit het naast Perth gelegen dorp Northam (lees: anderhalf uur rijden) ook al komen kijken een week geleden, maar bliezen ze de afspraak af. Toch willen ze nog een poging wagen, nadat Geertje en ik hen (toch wel met een hopeloos gevoel) hebben gecontact dat de camper er nog is (en wij willen wat van de prijs afhalen) en met de cryptische boodschap dat ze weten dat er mankementen aan de van zitten, omdat ze al een keer hadden gekeken toen de wagen nog in het bezit was van Jillian en Neil (de mensen waar wij ‘m van kochten), maken we een afspraak voor het eind van de ochtend op zondag, zodra Wout en Emma pleite zijn. Dat verlagen van de prijs kan morgenmiddag altijd nog.
Ik lig na deze dag lekker in bad om toch wat ontspanning te zoeken. Maar of de verkoop van de campervan en alle gevolgen daarbij uit mijn hoofd zijn? Nee, totaal niet. Geertje kan het niet loslaten tot morgenvroeg en stuurt allerlei bedrijven (dealers) en garages mails met informatie van onze campervan en de vraag of zij geïnteresseerd zijn in het kopen ervan. Ook heeft ze nog contact met Geert, toch in de hoop dat hij de campervan wellicht zou willen kopen voor een nóg lager bedrag. Hij doet een belachelijk voorstel (nóg lager dan ons nóg lagere aanbod) en zijn houding begint ons irritaties te geven, maar we houden hem toch nog in ons achterhoofd. In groepsapps van Australië en facebookgroepen gooit Geertje nogmaals de campervan op tot verkoop. Ik probeer te ontspannen in bad, Geertje tijdens het koken. Toch kunnen we onze gedachtes niet verzetten en blijven er ideeën en oplossingen in ons hoofd rondspoken die we iedere keer blijven delen. Slapen lukt niet echt, eten lukt niet echt, omdat de stress ons toch te hoog zit.
In het jonge koppel Wout en Emma zien we veel gelijkenissen met ons. Net vier dagen in Australië en klaar om een goede, betrouwbare campervan te kopen waar ze vijf maanden mee door het land kunnen banjeren. Het klikt goed en Wout en Emma zijn positief over Binky, maar ergens voelt het niet helemaal fair om Binky zoals hij nu is aan ze te verkopen, maar de waarheid is wel dat de wanhoop met de dag toeneemt. We gunnen Wout en Emma een goede auto, maar we gunnen onszelf dat vliegticket huiswaarts nét ietsje meer. En weet je: dat de deur niet opengaat, is maar kinderslot, toch? En die lekkages… in Australië regent het bijna nooit hé? En die motortemperatuur? Als dat gefixt wordt, is Binky weer als nieuw! Wout en Emma rijden een te kort rondje om de motortemperatuur tot de piek te zien gaan en ze zijn positief. Er is dus weer hoop. Wout ligt nog onder de campervan en ziet daar ook niets geks. Er is dus hoop, er zijn weer kopers en er zijn geïnteresseerden. Wout en Emma klonken positief.
Ontbreekt het ons aan mensenkennis?
Van Shirley en Robin krijgen we die middag geen hoop, maar we krijgen wel een bijzonder boeiend verhaal. Toen we Binky kochten, vertelde Jill ons een interessant verhaal. Er was een bejaard koppel dat de auto graag wilde kopen, maar Jill kon het niet over haar hart verkrijgen om Binky aan de twee oudjes te verkopen, want ‘ze konden nauwelijks op eigen kracht de auto in en uit’. Nu staan hier plotsklaps Fay en Robin op de oprit. Een bejaard koppel dat moeizaam hun eigen auto uit komt. Zie je de gelijkenis? Let op, want Fay en Robin hebben ook een verhaal. Een verhaal dat verdacht veel op dat van Jill lijkt, maar op een paar heel erg belangrijke details na, toch anders is. Fay en Robin wilden Binky inderdaad kopen. Ze zijn inderdaad, zoals ze al vertelden, een keer wezen kijken toen de auto nog in het bezit was van Jill en Neil. Wat Jill er niet bij heeft gezegd, is dat ze de auto inderdaad aan deze oudjes verkocht had. Sterker nog, Jill wilde de auto voor een bedrag van de hand doen dat nog 1000 euro lager lag dan wat wij voor de auto betaald hadden! Fay en Robin twijfelden, waarna Robin (een echte autokenner, zoals hij rond Binky loopt en ons op details wijst die ons nooit opgevallen waren) voorstelde om een borgsom te betalen van 5000 dollar (om en nabij 3000 euro), zodat hij wat tijd had om na te denken, waardoor Jill en Neil de auto als het ware reserveerden en in de tussentijd niet zouden verkopen. Volg je ‘m nog? Fay en Robin hadden een deal voor een bedrag dat aanzienlijk lager was dan ons aankoopbedrag, maar Robin (en Fay) twijfelde(n), komen tot overeenstemming om een borgsom over te maken, zodat de auto niet in de tussentijd wordt verkocht, zodat Robin en Fay nog even kunnen nadenken. Wat blijkt? Robin heeft besloten de campervan niet te willen vanwege het veelvoud aan de door hem gevonden mankementen, plus Robin wilde graag wat andere dingen in de campervan zien (een binnenkeuken, bijvoorbeeld, maar een verbouwing zou een hoop knaken kosten). Vanuit Jill en Neil volgde radiostilte en die 5000 Australische dollar heeft Robin nooit meer teruggezien. Mijn bloed begint te koken: niet alleen hebben ze een aandoenlijk, lief en openhartig (want dat zijn ze) oud koppel besodemieterd, maar het begint er steeds meer op te lijken dat Binky helemaal niet zo’n goede auto was als dat we dachten.
We weten het ook niet zeker. Toen we Binky kochten was het een prima aankoop volgens de monteur, maar het gedrag van Jill en Neil valt achteraf toch behoorlijk opvallend te noemen. Ook nu: als we contact met Jill en Neil zoeken om doodgewone vragen te stellen, reageren ze kortaf en op een gegeven moment zeggen ze zelfs geen contact meer met ons te willen. We weten er het fijne niet van en dat zullen we ook nooit weten. Wat we ’s avonds wel weten, is dat Robin en Fay de auto niet willen en dat Binky ook niet voor Wout en Emma gaat zijn, aangezien ze een campervan gevonden hebben die beter aan hun wensen voldoet. Eerlijk is eerlijk; het is ze ook wel gegund. Ook een ander, ouder koppel dat na Fay en Robin nog is komen kijken (Shirley en haar man wiens naam we zijn vergeten) ziet af van de aankoop. Binky’s prijs gaat in ieder geval om laag. Drastisch omlaag. Naar 15.500 dollar, omgerekend 9.500 euro. Dat betekent een verlies van 2.250 euro, exclusief alle kosten die we aan overschrijvingen, belastingen en verzekeringen gemaakt hebben. Maar ja, iets is beter dan niets.
Van hoop, naar wanhoop, weer terug naar hoop
Die prijsverlaging blijkt een gouden zet te zijn. Van zaterdag op zondag regent het geïnteresseerden die wel trek hebben in een koopje dat plots online verschenen is: negen afspraken verdeeld over de komende drie dagen en er kwamen alsmaar afspraken bij! Hoewel onze hoop als een perenijsje in de zon gesmolten was, is het nu net alsof die hoop als Jezus Christus zelf herrezen is. Zouden we Binky dan eindelijk, ook al is het tegen een behoorlijk verlies, van de hand kunnen doen? Zondag is wel de dag dat James terugkomt van Rottnest Island en we hebben al een nieuwe AirBnB gevonden in Wellard, een suburb ver in het zuiden van Perth (South of the river, dus), maar voor we daarheen gaan, hebben we nog genoeg tijd om Greg (een andere Greg dan die vriend van James) even langs te laten komen voor een kijkje.
De Australische Greg zit op de praatstoel. Het is een mirakel dat Greg niet moe wordt van zichzelf, maar dat maakt niet uit: Greg is positief. Sterker nog: Binky blijkt een droom van Greg die uitkomt en het zou ons niets verbaasd hebben als Greg tijdens zijn lofzang gericht aan het elektriciteitsnetwerk van Binky geen wit mannenpapje in zijn broek geloosd heeft. Greg is lyrisch. Greg is in de zevende hemel. En dan… teleurstelling. Greg rijdt een rondje. Geen kort rondje, maar een flinke en Greg mag dan de belichaming van enthousiasme zijn, blind voor de motortemperatuur is hij niet. Toch wil Greg nog steeds Binky overnemen en hij belt een maat van ‘m, een monteur, om een kijkje te nemen naar de motor, maar hij kan die dag niet. We spreken af contact te houden. Wie weet is tweeënhalf uur naar Greg luisteren niet voor niets geweest.
Van Melville naar Wellard
We rijden naar Wellard, een buitenwijk met huizen die ogenschijnlijk vorig jaar uit de grond is gestampt. Als we arriveren, pakken we snel onze spullen uit en maken we ons klaar voor alweer de tiende gegadigde: de Hagenees Arjen. Waar Greg een onophoudend orkest aan geluid was, lopen de gesprekken met Arjen iets minder soepel en stilte is eerder de regel dan de uitzondering. Ook Arjen (de tiende kijker inmiddels) begint met zijn wenkbrauwen te fronsen als hij tijdens ons testritje van bijna een halfuur (een gesprek al die tijd gaande houden bleek zelden lastiger) de temperatuur weer tegen de limiet aan ziet tikken. Arjen fronst zo erg dat hij ook afziet van de aankoop.
Bij iedere kijker begin je vol goede moed weer aan je verkoopriedeltje. Je weet dat iedereen die komt kijken overwegend positief is (de kritische doch vriendelijke Robin en Shirley daar gelaten), maar het is ontmoedigend, vermoeiend en deprimerend om iedere keer te weten waar het verkooppraatje uiteindelijk zal stranden. Bij iedere kijker die we krijgen, kost het meer moeite om hetzelfde enthousiasme in het verkooppraatje te brengen. En dan heb ik nog niet eens besproken hoe afgewezen en in de steek gelaten Binky zich moet voelen.
En opeens gooien we zes
Het is dan ook niet gek dat we eigenlijk geen zin hebben in de avond wanneer de elfde kijker op bezoek komt, maar het stelletje dat uit de goedlachse Donna en Michelle bestaat, blijkt precies te zijn wat we nodig hebben. Donna en Michelle zijn hyperactief, opgelaten en enthousiast, maar nog belangrijker: ze zijn bijzonder impulsief. Ze zijn vanmiddag uit Albany (!) komen vliegen (!) om Binky te bekijken en ze zijn niet van plan om dat voor niets te doen. Ik leid ze rond en het ene accessoire van Binky is nog geweldiger dan het andere. Donna en Michelle rijden een rondje (van letterlijk twee minuten en klappen nog effe tegen de stoeprand op de hoek) en tot onze bizarre verbazing willen ze Binky diezelfde avond nog van ons overnemen. En zo gezegd zo gedaan. Binky wordt die avond verkocht aan de twee dames en wij kunnen eindelijk verder kijken.
Abrupt? Ja, dat was het voor ons ook. Toen Arjen ons verliet waren we in onze zware depressies en blinde paniek nog net niet Perths mooiste brug aan het zoeken waar we onze woondozen onder konden installeren, en nauwelijks anderhalf uur later zet Donna haar handtekening op de overschrijvingspapieren en maakt ze zichtbaar het overeengekomen bedrag over naar onze Australische bankrekeningen. Wat. Een. Opluchting. Maar echt. Je kunt het je misschien niet voorstellen, maar op het moment dat de kogel door de kerk is, valt er een onwaarschijnlijke last van onze schouders. Stiekem, zonder het zelf helemaal door te hebben, zijn we weken bezig geweest met stressen. Maanden, misschien wel. Eerst met de koop van de camper, daarna met het zoeken van werk. Daarna met onze financiën en de planning rondom het bezoek van Sjoerd. En nu, die laatste anderhalve week met de worstelpartij die de verkoop van Binky voorstelde, maar na die laatste anderhalve week is dan eindelijk al die stress voorbij en die opluchting is onvoorstelbaar.
Al helemaal als een dag later het geld al op de rekening blijkt de staan. Vol goede moed schieten we in de actiemodus. Een taxi brengt ons naar ons oude vertrouwde winkelcentrum in Westfield Booragoon (onze uitvalsbasis toen we in Australië arriveerden) om een hoop regelzaken te verrichten: het cancelen van onze autoverzekering, het opsturen van de overschrijvingspapieren en het transfereren van ons geld van onze Australische bankrekening naar onze Nederlandse bankrekening. Oh ja, en nog één keer de lekkerste sausage roll van Australië op de kop tikken. Of twee. Laat mij m’n guilty pleasures hebben, oké? En Geertje natuurlijk haar wrap met kaas kip en avocado. Mijn god, wat waren we blij.
Tja, een auto kopen in het buitenland. Denk er goed over na. Heb je een schot in de roos? Prima, geluk gehad. Heb je pech? Dan kun je blijven lappen. Wij kwamen in dat laatste scenario terecht. De tweedehandsautowereld is in Australië (en in Nederland ongetwijfeld ook) een vervelend wereldje. Iedereen is op hun eigen gewin uit en de ene leugen is nog niet verteld, of de andere wordt alweer bekokstoofd. Hoewel we Jill en Neil twee maanden terug daar in Joondalup blind vertrouwden, hebben we daar na onze ontmoeting met Robin en Fay een paar dagen geleden nu heel erg grote vraagtekens bij. Wij hebben ons echter ook verlaagd naar het handelen puur voor eigen gewin en ons van de domme gehouden iedere keer dat de motortemperatuur onderwerp van gesprek werd, maar ja, wie weet valt het allemaal reuze mee en krijgen Donna en Michelle die motor voor een habbekrats weer aan de praat. We gunnen het onszelf gewoon net ietsje meer dan de ander. Misschien is dat bij Jill en Neil ook wel het geval geweest.
Die dag kopen we ook een vliegticket. Het is maandag en donderdag vertrekt onze vlucht. Die maandag hebben we genoeg te doen gehad, maar die dinsdag en woensdag rusten we uit. We zijn simpelweg op en gewoon stressvrij op een stoeltje in de tuin van onze Bed & Breakfasteigenaar genieten van een troebel IPA’tje en het heerlijke herfstzonnetje (nog steeds gewoon hoog in de 20 graden) is nu het beste gevoel wat er is. We wandelen nog wat door de wijk en worden af en toe nog geconfronteerd met de barbecuecultuur in Australië (doodgewone speeltuinen zijn steevast voorzien van een openbare barbecue met kickstart) en genieten van de rust, de sereniteit en het lage tempo waarin het West-Australische leven geleefd wordt.
Alcohol en euforie
Op woensdag besluiten we er toch nog een keer op uit te trekken en in Wellard ligt het creatief gekozen The Wellard, een biertuin met dineropties waar we onze wereldreis beëindigen met overheerlijke barbecuegerechten en de lekkerste Hazy Pale Ales die voor ons in Australië inmiddels zo herkenbaar zijn geworden. Is Australië geworden wat we ervan hadden verwacht? Nee, absoluut niet. Het werken (of eigenlijk: werk zoeken) is enorm tegengevallen en hoewel we plezier hebben gehad van Binky, is het kopen van een auto of een campervan een dikke no-go geworden voor als we ooit weer terugkeren in Australië. Sowieso zouden we enorm veel anders doen als we weer zouden gaan. Geen grote aankopen meer, werken doen we lekker in Nederland en bezoekafspraken vooraf maken, daar doen we niet meer aan (sorry Sjoerd, sorry Dennis, het was heel leuk, maar het leverde ook een boel stress op).
Anderzijds merken we na drie dagen stressverlichting al dat de mooie dingen van Australië al snel de overhand nemen in onze herinneringenbibliotheek. De immens machtige Nullarbor, het fenomenale Rottnest Island, de Wave Rock in Hyden, de dolfijnen in Bunbury, de ruige kusten van Denmark en Albany, de hagelwitte stranden van Esperance… West-Australië is qua natuur een weergaloze bestemming. We hebben kangoeroes en emoes gezien, pelikanen en zeeleeuwen, quokka’s en dingo’s… En die fantastische herinneringen nemen nu al de overhand. En zo moet het altijd zijn: laat negatieve gedachtes niet winnen van positieve. Positieve gedachtes en herinneringen zijn veel belangrijker.
Ik noem een lijstje dieren die we zien en dan vergeet ik er nog eentje: de schorpioen. Jawel, op onze allerlaatste dag in Australië, lopen we nog een schorpioen tegen het lijf. Waar? Op onze kamer. OP ONZE SLAAPKAMER! Gelukkig is de schorpioen die ons nog even het leven zuur komt maken niet groter dan de nagel van je pink, maar ik laat er geen gras over groeien (hoe kleiner, hoe giftiger is vaak de vuistregel) en een gevecht met mijn schoenzool overleeft het schorpioentje niet. Ik weet het, dierenmishandeling, sorry, maar op onze laatste dag van onze wereldreis laten we ons niet het ziekenhuis in steken door een schorpioen ter grootte van een vingerhoedje.
Vaarwel Australië...
Voor we naar het vliegveld gaan, doen we nog wel meer op donderdag. Een paar dagen terug in het winkelcentrum Westfield Booragoon hebben we een bedankje voor James, de geestesvader van onze mentale gezondheid, gekocht. Dat had hij wel verdiend, vonden we. Hij heeft altijd voor ons klaar gestaan. Goede raad, gastvrijheid, vriendelijkheid, een plek om ons thuis te voelen. James is er voor ons geweest en we beseffen ons ter degen dat in een Australië waar we heel veel pech gehad hebben, James degene is die het bij momenten voor ons een stuk draaglijker heeft weten te maken. De houding, liefde en behulpzaamheid van die man was nergens voor nodig. Hij verwachtte er ook niks voor terug. Maar toch was hij de goede man die hij was voor een backpackerskoppel uit een minuscuul landje aan de andere van de wereld. Een reminder om goed te zijn voor je medemens, omdat je soms echt het verschil kunt maken. Die houding van James zullen we nooit, maar dan ook echt nooit meer vergeten.
Onderweg naar het vliegveld in Perth geeft Australië ons nog een stevige trap na. We haasten ons nog snel naar het Ministerie van Transport om de overschrijfkosten (250 euro) van de initiële aankoop van Binky twee maanden geleden nog even te voldoen (wisten wij veel) en we (lees: Niels) hebben nog een snelheidsboete gereden die betaald moet worden. Alsof je op de saaie verjaardag van je tante bent, je eindelijk weg mag en het opeens gaat stortregenen.
Op het vliegveld nemen we nog één laatste sausage roll die door een biertje vergezeld wordt en een vreemd gevoel overvalt ons. We gaan naar huis. Het besef daalt in en met een heel dubbel gevoel nippen we tegenover elkaar van onze laatste, Australische Cooperbiertjes. Het zit erop. Vijf en een halve maand in Azië. Twee maanden in Australië. En nu gaan we naar huis. Het is gek dat we er de afgelopen weken toch wel naar uitgekeken hebben, gewoon, om te resetten, maar dat het nu opeens zover is. Dat we nu op het vliegveld in Perth zitten, de reis (of in elk geval: de eerste reis) erop zit, de stress van onze schouders valt en we een soort zwaarmoedig gevoel in onze magen hebben, omdat dat besef doordringt. Van heimwee was uiteindelijk wel sprake, maar dat kwam enkel en alleen door alle randzaken die tegenzaten en nu die stress van onze schouders gevallen is, is die heimwee ook meteen weg.
Dankbaarheid
Toch heerst er ook een gevoel van blijheid. Blijheid van alles wat we hebben gezien, gedaan en meegemaakt. Ook dankbaarheid. Naar wie dan, vraag je je af? Dat hoor je in zulke situaties wel vaker hé, dat dankbaarheid een flinke rol speelt. Toch is dat wel echt zo. We zijn dankbaar richting de mensen die we ontmoet hebben. Dankbaar dat zij onze reis mooier hebben gemaakt. Dankbaar voor Linda, Sander, Arlo, Lex en Saskia bij de duikcursus in Koh Tao, wat alweer zeven maanden geleden is. Dankbaar voor Sam, Indra, Fianne, Mette, Inara en Jessie voor de buitenaardse gibbon-experience in Houay Xai, Laos. Dankbaar voor de Deense Lynn, de Finse Miia en de Nieuw-Zeelandse Preston, voor de onvergetelijke reis door Noord-Laos. Dankbaar voor Manon en Anandi, voor het kleur geven aan Hanoi en de trekking in Sa Pa. Voor de Oostenrijkse Kai en Karola voor hun humor en gezelligheid in Koh Lipe. Voor Kaj en Maud, voor een once-in-a-lifetime-ervaring in de Maleisische jungle. Voor Lillièn, vanwege de geweldige, mooie gesprekken in een speak-easy bar in Kuala Lumpur. Voor James, vanwege het zijn van een goed mens. En ongetwijfeld vergeet ik er nog een hoop. Eén ding is zeker: reizen brengt je naar de mooiste plekken, maar het ontmoeten van nieuwe mensen en het maken van nieuwe vrienden is iets waar geen bezienswaardigheid tegenop kan.
Maar ook oude vrienden mogen er zijn. We zijn dankbaar voor Bart en Inge, voor hun gezelligheid in Koh Tao, voor Guus en Sophie met wie we Vietnam onveilig gemaakt hebben. Voor Dennis, die een lichtpunt was tijdens een vervelende periode in Zuid-Thailand en voor (schoon)moeder Anita, met wie we een onvergetelijke tijd in Georgetown op het Maleisische Penang hebben gehad. En natuurlijk voor Sjoerd, met wie we het wonder boven wonder tweeënhalve week hebben uitgehouden hier in Western Australia en met wie we het nog gezellig gehad hebben ook. Maar bovenal zijn we dankbaar voor elkaar. Dat we samen onze droom hebben vervuld, er samen voor gegaan zijn, naar elkaar hebben geluisterd, er voor elkaar zijn geweest en er samen de mooiste zeven en een halve maand van ons leven van gemaakt hebben. Dáár zijn we allemaal dankbaar voor.
En dan vertrekt het vliegtuig. Over vierentwintig uur zouden we op 19 april voor het eerst voet op Nederlandse bodem moeten gaan zetten. We vliegen niet direct, maar via Doha en het mooiste van alles is: niemand weet dat we terugkomen, op een paar vrienden na die ons van en naar onze huizen moeten brengen. Waarom niet onze reis beëindigen en het complete thuisfront ermee verrassen? Die filmpjes zullen op onze socials nog wel verschijnen, dus daar vermoei ik je verder niet mee, maar het feit is wel dat onze grote reis erop zit. Ten einde is. Terug naar Nederland, waarvan men zegt dat er niets veranderd is, maar waar het straatbeeld opeens wel gedomineerd wordt door elektrische fatbikes en dopjes op plastic flesjes ineens op wel heel irritante wijze niet meer van de fles gescheiden kunnen worden. Het land waar de vraag ‘en hoe doe je het nu met werk?’ belangrijker is dan ‘wat heb je allemaal meegemaakt?’ en tekenend is voor waar de prioriteiten voor de gemiddelde Nederlander liggen en hoe onze cultuur toch immer die haastigheid kenmerkt. Hoe dan ook, wij doen ons leven rustig aan. Werken is belangrijk. Genieten is belangrijker. Dat is misschien wel het belangrijkste dat we de afgelopen zeven en een halve maand hebben geleerd.
Reactie plaatsen
Reacties